is algemeen bekend, dat inspecteur Mander, die graag uren achtereen praat, in dingen van belang zoo gesloten is als een oester en daarom is hij besloten, Mander over den stand van zaken in te lichten.
De auto stopt in Zutphen voor het politiebureau en de hoofdinspecteur verneemt tot zijn groote tevredenheid, dat de gezochte aanwezig is.
‘Hallo, hallo!’ brult inspecteur Mander vroolijk, als zijn bezoeker binnenkomt. ‘Dat is een aardige verrassing, Hart. Ik zit me juist stierlijk te vervelen. Zet je hoed af - o, je hebt 'm al af. Ga zitten - o, je zit al. 'n Sigaartje? Wat 'n hitte, hè? Je wordt er naar van. Wat kom je hier doen?’
‘'t Valt me mee, dat ik ook nog 's aan het woord kom’, zucht de hoofdinspecteur. ‘Ik heb je hulp noodig, Mander.’
‘Als ik 't niet dacht!’ roept de ander triomfantelijk en slaat met de vuist op tafel, dat de inktkoker in de hoogte en de inkt over het tafelblad vliegt. ‘Als er wat aan de hand is, moeten ze Mander hebben. Wil je soms liever 'n sigaret? Die sigaar is niet zoo lekker. Heb je van dat spoorwegongeluk gelezen? Nee? Kerel, lees je geen kranten? Wat zei ik ook weer? O ja, waarvoor heb je mijn hulp noodig, Hart?’
‘Als je vijf minuten je mond kunt houden, zal ik 't je vertellen. Het belangrijkste, wat je te doen hebt, is het volgende: je moet iemand desnoods een paar uur lang aan de praat houden. Zou je dat kunnen?’
‘'n Paar dagen ook. Dat weet je wel. Woont ie