Verhalen voor Vlaanderen
(1997)–Karel Wauters– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van het Vlaamse fictionele proza tot aan de Tweede Wereldoorlog. Vijftien lezingen
[pagina 272]
| |
Ludo Stynen
| |
Utopisch discoursDe eerste verhalen, schetsen waarin kinderen centraal staan, zijn haast alle gesitueerd in de Antwerpse arbeidersbuurten waar Zielens opgroeide. Kinderen die lijden onder het gedrag van volwasse- | |
[pagina 273]
| |
nen, volwassenen die niet echt verantwoordelijk zijn voor de situatie. Ellende waar misschien mee te leven valt, maar ellende die al snel doet verlangen naar wat anders. Naar een andere en betere wereld waarover het, zowel in vroege schetsen als in latere verhalen en romans, aan de boorden van de Schelde makkelijk mijmeren is. Soms is de ellende zo groot dat alleen via de dood nog aan beterschap kan gedacht worden. Zo wil Zielens' bekendste personage Netje zich een keer verdrinken, zo wordt in ‘Levensbericht’Ga naar voetnoot3 ongeduldig gewacht op het einde, op de overgang naar een goudglanzend tegelijk vorm-volkomen en vormeloze Niet. Vooral als je jong bent, hoeft het andere niet voorbij de grens van leven en dood te liggen. In Netje wekken de winterse ijsbloemen het verlangen naar iets ver en schoon waar het ànders moet zijn als hierGa naar voetnoot4, een droom van glanzende blankheid, van zuiver en puur licht, een verlangen naar een wereld, die niet de onze is. De wereld, waarin ijskristallen fonkelen en schitteren, waar er ijsbloemen ranken langs de wegen en waar het duister blauw is. De wereld, waarin grote, zwarte vogels rond het hoofd kringen, wegzwalpen en weer en immer aanflapperen. De wereld van het puurste licht, waarin roze kinderen u toestaren. De wereld waarin elke beweging verstild is in een gebaar, - dat blijft en zich niet oplost.Ga naar voetnoot5Een ideale wereld die wel een niet-wereld lijkt, een wereld na de dood. Of een wereld voor het leven. De herinnering aan een soort zuiverheid die niet des mensen is. Het verlangen naar een verloren paradijs, zoals Zielens het in Robert, zonder Bertrand! ...Ga naar voetnoot6 noemt; het verloren paradijs dat het hoofdpersonage uit Het duistere bloedGa naar voetnoot7 letterlijk hartstochtelijk najaagt. Heel even, wanneer ze met haar vriend Karel het bos en de stilte intrekt en een moment van geluk kent in een arcadische natuurbeleving, is het Netje mogelijk wat te proeven van die verloren glorie. In de stad evenwel ligt het anders, daar is de dans het enige dat nog kan doen denken aan de sneeuwlandschappen en de dromen van haar kinderjaren. De dans die enkele jaren eerder al door ‘Meneer Pieternelle, Jubilaris’Ga naar voetnoot8 geroemd was om de vergetelheid van de overgave, het aan niets | |
[pagina 274]
| |
meer denken, biedt ook Netje een uitkomst: de heidense vreugde van de dans is ook een geestelijke bevrijding en moet haar in dien staat van zaligheid brengen dat zij niets meer van de wereld afweet en de paradijzen van de blanke puurheid, van de eeuwige geestelijke ongeschondenheid betreden kan ...Ga naar voetnoot9Enkele jaren later, in De dag van morgenGa naar voetnoot10 wordt het motief nog eens opgenomen, wordt de werveling van de dans symbool voor het leven zelf, wordt het hele leven gecomprimeerd in enkele uren van gelukzaligheid. Het geluk en de vergetelheid die Netje in de dans vindt, vinden de personages rond haar in de weinige ogenblikken van lust en tederheid. Als Netje later aan de zijde van Karel enkele jaren van zuiver, helder en glaspuur geluk kent, dan zijn zij een droom voor de anderen. Netjes ijskristallen droom van het Andere, als heerlijke verre sneeuwvelden even opgeroepen in De dag van morgen, krijgt een pendant in Op een namiddag in septemberGa naar voetnoot11, de briefroman die Zielens entte op de in 1938 erg actuele oorlogsdreiging. De roman omvat de correspondentie van een moeder en haar dochter. De dochter overleefde een dubbele zelfmoordpoging waarbij haar vriend, onder de wapens geroepen maar niet bereid te vechten, het leven liet. De dood was de enige echt vrije keuze die ze hadden, de enige mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen de situatie. Het meisje heeft het bijzonder moeilijk het leven te aanvaarden. Haar moeder tracht haar te troosten maar verliest zich hoe langer hoe meer in commentaren op haar eigen verstarde huwelijkssituatie, haar dromen van vroeger en heel even zelfs de hoop op een nieuwe kans voor die dromen aan de zijde van haar dochter. In haar meisjesjaren droomde ze van het àndere landGa naar voetnoot12, van een wereld, een maatschappij van grote zuiverheid. Zij verlangde hartstochtelijk naar een land van licht.Ga naar voetnoot13 Vertaald naar het najaar van 1938 ziet ze de jeugd, een in superlatieven verheerlijkte jeugd, en vooral enkele eenzame voorlopers als de enige hoop voor de toekomst. De jeugd heeft immers het voordeel geen geschiedenis te hebben, niet gecorrumpeerd te zijn; de jeugd, dat is het geluk, en wat is het geluk | |
[pagina 275]
| |
anders dan zich bevrijd te [kunnen] voelen van al wat des menschen isGa naar voetnoot14, het kwaad dat generaties lang gecumuleerd werd dus. In de laatste regels van de roman Terug tot de bronGa naar voetnoot15, een herwerking en uitbreiding van de novelle ‘Balzac’Ga naar voetnoot16, een tekst waarin een zwarte bokser en een Antwerpse onderzoeksrechter met analoge en toch heel andere problemen een vriendschappelijke relatie aangaan, krijgen we opnieuw het belang van de zuiverheid: Men moet terug naar de fonkelende bron, dit is naar de zuiverheid van het eigen wezen. Eerst dan gaat de wijde, ware wereld stralend open, waarin het een vreugde en een rijkdom is te kunnen leven, dit is liefhebben, zoodat men, met een glimlach, ook sterven kan.Ga naar voetnoot17De context waarbinnen het begrip zuiverheid gebruikt wordt, mag dan al evolueren in de evolutie van Zielens' proza, het is alleszins opmerkelijk dat dezelfde woorden telkens weer gebruikt worden voor belangrijke typeringen. Tot in zijn monografie over OpsomerGa naar voetnoot18 toe heeft hij het over de zuivere idee, en het is in termen van zuiverheid en ongereptheid dat hij in zijn onafgewerkte trilogie het hoofdpersonage Oswald zal tekenen. Oswald, die zijn hele leven dit merk van zuiverheid zal bewaren en daardoor altijd jong en edel, kuisch en zuiver blijvenGa naar voetnoot19. Zo zuiver dat zelfs een overspelige liefde die zuiverheid niet kan bedreigen. Zuiverheid, jeugd, geluk, de woorden die steeds terugkomen in deze beperkte greep uit het oeuvre van Zielens, zijn kernbegrippen uit de literaire utopie. Aan die literaire utopie, met name aan de droom van het verloren paradijs, herinneren ook Zielens' herhaalde verwijzingen naar de betere wereld van voor de Eerste Wereldoorlog, de goede tijd die volledig voorbij is. Redenen genoeg dus om het werk van Zielens door een utopische bril te lezen. Misschien al sedert de tijd dat Hippodamos van Milete een nieuw stratenplan voor Piraeus ontwierp, zeker al sedert Plato zijn Politeia schreef en er op Sicilië mee ging experimenteren, bestaat deze droom van jeugd en zuiverheid en geschiedenisloosheid. Een droom die heel de geschiedenis door verfijnd en bijgestuurd werd door maatschappelijke hervormers allerhand, mensen van goede | |
[pagina 276]
| |
wil eerder dan begaafde schrijvers. Een droom van zuiverheid die, eens ontsnapt aan de hoede van welmenende literatoren, eens in handen van échte machthebbers, in onze eeuw aanleiding gaf tot de gruwelijkste excessen, van de Endlösung in het Derde Rijk, van de killing fields in het Cambodja van Pol Pot, van de etnische zuiveringen in ex-Joegoslavië. De zo vaak bezongen zuiverheid als alibi voor de grofst denkbare inbreuken op de mensenrechten. Een zuiverheid zoals geen literaire utopie-ontwerper die ooit bedoelde. Dat de zuiverheidsdrang tot excessen kan leiden is ondanks alle waarde die Zielens aan het pure hecht ook voor hem geen geheim. In De dag van morgen werkt een groep jongeren met de puurste overgave aan hun eigen, jonge, nieuwe wereldGa naar voetnoot20 en zijn verdenkingen van elitair isolationisme bijna te wettigen. In Te laat voor muziek symboliseert de schandelijk misbruikte maar niettemin zuivere Hélène het lijden en de verdrukking van de kleine mens, en in zijn afscheidsbrief schrijft de dokterszoon aan zijn vader volgende toch wel erg extreme alinea: De wereld moet eindelijk de zuiveren toebehoren. Wij, intellectuelen, revolutionnairen, hebben de plicht, het gebod om de wereld te zuiveren van het ongedierte, van verworden mensen, die óns het zuiver ademen beletten. [...] Iedere dag worden er bij ons en trouwens overal, wandaden bedreven en gij leefdet gerust, gij bekommerdet u om niets. Dát kenmerkt uw generatie.Ga naar voetnoot21Of hoe de nieuwe generatie de nieuwe orde ziet. Zielens heeft sympathie voor de jeugd en schaart zich achter hun afwijzen van de vorige generatie, maar niets laat vermoeden dat hij een gewelddadige epuratie nastreefde of zelfs maar zou goedkeuren. | |
Een betere maatschappijDe utopische terminologie, het utopische discours met klemtoon op jeugd en zuiverheid, mag dan al een constante zijn in het werk van Zielens, men herinnert zich de schrijver vooral om zijn persoonlijk doorvoeld sociaal engagement. Zielens, de eersteling van een muzikale diamantslijper, werd op 13 juni 1901 geboren in de Pompstraat in het Antwerpse Sint- | |
[pagina 277]
| |
Andrieskwartier, de parochie van miserie, de armste buurt van de stad. De ellende en de miserie waar hij als kind dagelijks getuige van was, zouden het grootste deel van zijn oeuvre beïnvloeden. In zijn Herinneringen van toenGa naar voetnoot22 kijkt Zielens terug op die periode en op de rol van zijn vader in het ontstaan van een artistieke ambitie. Het was zijn vader die hem tijdens wandelingen wees op de geboortehuizen van Hendrik Conscience en Domien Sleeckx, beide in de Pompstraat. Het was zijn familie, zijn vader vooral, die vlaamsgezindheid en sociaalvoelendheid doorgaf aan de jonge Zielens, die hem Conscience en Sleeckx en Zetternam leerde lezen. Onder impuls van zijn leraar Nederlands, Flor Mielants, kwam hij samen met zijn vriend Herman Van den Reeck in maart 1918 in de pas opgerichte Activistische Schoolbond terecht. Zielens zelf schreef het manifest van die bond. Dat hij een erg strijdvaardig activist was blijkt ook uit een brief aan Victor Resseler, toen hoofdredacteur van de Nieuwe GazetGa naar voetnoot23, waarin hij expliciet deelneemt aan de Vlaamse debatten van het ogenblik. In het manifest is te lezen dat de betere toekomst door de jeugd gerealiseerd zal moeten worden; een vertrouwen op de jeugd dat zijn leven lang zal blijven doorzinderen. Niet zo het activistisch engagement van de adolescent, want daarvan is nauwelijks nog een spoor te vinden na 1918. Van dan af wordt de gewenste, de gedroomde toekomst getekend in termen van sociale rechtvaardigheid en broederlijkheid. Vanaf 1919 moet Zielens zelf instaan voor zijn culturele vorming. Na een al te zware dagtaak als helper-fietsenmaker, als arbeider bij de telefoonmaatschappij leest hij wat hij lezen kan. In die periode maakt hij ook, van binnenuit, de opkomst van het moderne proletariaat en de sociale beweging mee. In 1920 wordt hij ‘markeur’ aan de haven, hij ontmoet er bij toeval de schrijver Frans Verschoren, geeft hem een novelle mee ter beoordeling en daarmee gaat zijn literaire carrière van start: Verschoren stuurde de tekst naar zijn Nederlandse vriend Herman Robbers, hoofdredacteur van Elsevier's Geïllustreerd Maandschift en die publiceerde in 1921 ‘Schoolkolonie’. Verschoren vond voor zijn jonge vriend ook ander werk, eerst een administratief baantje dat hij verknoeide en dan via bemiddeling van Emmanuel de Bom een betrekking als journalist bij de Volksgazet. Aanvankelijk moorden en branden en gebroken benen, vanaf 1926, in opvolging van De Bom, de leiding over de wekelijkse culturele bijlage. | |
[pagina 278]
| |
Ondanks het feit dat hij aansluit bij de romanvernieuwing eind van de jaren twintig, een reactie tegen de gemeenschapskunst van de expressionisten, een sociaal solidair persoonlijkheidsideaal, dat hij deelde met auteurs als Roelants en Walschap, houdt Zielens, anders dan zijn tijdgenoten met een andere maatschappelijke achtergrond, zijn aandacht gefixeerd op de sociale ellende van het proletariaat. Zijn personages blijven geworteld in hun klasse. Zielens' vertellers ervaren aan den lijve de ellende van hun proletariër-zijn, de ellende die de auteur zelf ervaren en vooral gezien heeft. De achtergrond waartegen deze personages zich bewegen is vaak een breed sociaal-historisch fresco. Daarmee is Zielens in te schrijven in de evolutie waarin Zetternam en Edward Anseele hem voorgingen, Boon hem zou volgen. Socialistische utopische opvattingen komen slechts zelden aan bod. De negentiende eeuw geloofde in onophoudelijke innovatie en groei, en van Saint-Simon tot Marx was men ervan overtuigd dat Utopia zeer snel zou gerealiseerd worden, dat de toepassing van wetenschap en socialisme op korte termijn een duizend jaar oude droom zouden waarmaken. De marxisten hebben echter opvallend lang geweigerd om een duidelijk beeld te geven van de wereld onder het triomferende marxisme en gaven slechts schoorvoetend toe aan de vraag van de basis. Vooral August Bebels Die Frau und der Sozialismus (1883), een bijzonder gedetailleerde beschrijving van het leven onder het socialisme, kende een groot succes. Vijftig herdrukken binnen de dertig jaar maken het moeilijk de invloed van deze socialistische utopische belofte te overschatten. Terwijl vanaf ongeveer 1870 elders in Europa opvallend veel socialistisch geïnspireerde utopieën verschenen, bleef het in Vlaanderen stil; geen tegenhangers of epigonen van Bellamy, Hertzka, Morris. Zetternam, die het dichtst bij het proletariaat stond, kon halfweg de eeuw de massa geen mooie toekomst voorspiegelen omdat hij er zelf niet in geloofde, maar ook Anseele pleitte in zijn rode bijbel Voor 't Volk Geofferd (1880) slechts enkele bladzijden lang op basis van internationalistische ideeën voor een utopische staatsinrichting. En voor de rest deden de socialisten er het zwijgen toe. Anders dan in Nederland, waar zich een bijzonder druk debat ontwikkelde over de toekomststaat en speciale aandacht werd besteed aan de rol van de arbeiders en de politiek-morele inrichting van de staat. Lode Zielens wortelde in het stadsproletariaat, was als journalist verbonden aan een socialistische krant en droomde, net als zijn personages, van het Andere, van een betere wereld. Het is te verwachten dat die utopische droom, socialistisch gekleurd, in zijn romans en novellen terug te vinden is. | |
[pagina 279]
| |
In de eerste teksten is daar geen sprake van, maar als hij in 1930 een ook in boek uitgegeven reportage schrijft over De eerste vijf-en-twintig jaren van den Havenarbeidersbond, dan krijgen we een toekomstgerichte benadering. De tekst is een vaak epische geschiedenis van worstelen en vechten en van geloof in de toekomst: Er is het ideaal dat allen voor de oogen glanst en schitterend de weg verlicht: de ontvoogding van de werkende klasse.Ga naar voetnoot24Sleutelwoorden in de tekst zijn solidariteit en propaganda, in tweede orde tucht, die de organisatie hebben toegelaten de dokwerker ver boven zijn aanvankelijk lot uit te tillen. Zielens gelooft onmiskenbaar in het syndicalisme om een betere wereld te bereiken, maar zijn romanpersonages haasten zich niet om aan te sluiten bij een vakbond. Het toekomstgerichte en het vertrouwen in het syndicalisme zijn ook de erg concrete antipode van de droom van het verloren paradijs die sommige passages van Zielens karakteriseert. De tijd van vroeger is ondanks de soms mythische verwijzingen ernaar, ondanks het soms erg concrete aanvoelen van de vooroorlogse periode als een betere periode, geen ideaal voor de Antwerpse auteur. Het lijkt me belangrijk om dit in een overzicht van Zielens' toekomstdenken extra te benadrukken omdat andere Vlaamse auteurs wel naar dat ideaal terugverlangden. Niet iedereen was immers tevreden met de ontwikkelingen in de bruisende gay twenties: wie dat van in de marge, van in de provincie moest meemaken, had het daar wel eens moeilijk mee. Zo is bijvoorbeeld de roman Van eene Wondere Parochie ... van Ary Sleeks (Karel Seys)Ga naar voetnoot25, een schildering van een reactionair, antimodern Utopia waarin enkele boerengezinnen leefden als vroeger, onmiskenbaar een uiting van de angst voor al de vernieuwingsdrift. Een tekst die verwant is aan de zgn. Simplicity-beweging die in het interbellum in Engeland nogal wat belangstelling genoot. Het hoeft geen betoog dat een overtuigd syndicalist zoals Zielens, ondanks een af en toe geventileerd heimwee naar een mythisch of alleen maar vooroorlogs verleden, niet uit was op dergelijke gesimplifieerde comeback van het verleden. Zielens is veel meer geïnteresseerd in de toekomst en in de rol die het socialisme kan spelen. In zijn in een arbeidersmilieu gesitueerde roman Het duistere bloed, waarin vooral een psychologische ontwikkeling centraal staat, is er | |
[pagina 280]
| |
occasioneel aandacht voor de groei van dat socialisme. De aandacht uit de reportages raakt stilaan ook geïntegreerd in zijn scheppend proza. Een van de nevenpersonages is een overtuigd socialist, leest de socialistische druksels en licht die toe voor ieder die het wil horen. De proletariërs kunnen wel eens verliezen maar uiteindelijk zal de overwinning voor hen zijn, en [...] dàn eerst [zou] het heerlijke zachte geluk de wereld [...] bestralen als de wereld er een geworden was van rechtvaardigheid en kameraadschap. Dat kon maar eerst als ieder vrij naar zijn geestelijke en materieele behoeften kon leven.Ga naar voetnoot26Maar die tijd is nog ver, het geloof is nog klein, mensen willen wel een socialistische krant lezen en rood stemmen, maar echt ijveren voor de partij, zich aansluiten, doen de meesten niet. Nog niet. In 1932 verschijnt dan Zielens' grote sociale roman Moeder, waarom leven wij? Het bekende verhaal van Netje, drie generaties armen in de grootstad, overduidelijk Antwerpen maar niettemin toch bepaald universeel. Meer dan in enig ander werk dromen de personages in deze roman in vage, lyrische bewoordingen van het Andere, van de betere wereld. De eerste generatie heeft nauwelijks hoop, Netjes leven illustreert de groei van de partij, haar zoon Hendrik wordt lid en brengt in haar het visioen van een haalbare betere toekomst: Mijn zoon strijdt voor het geluk van de menschen. Dat geluk zal hij misschien wel niet kennen, en zijne kinderen ook niet, ik bedoel het allerlaatste geluk, het geluk, dat erin bestaat eenvoudig te leven zonder onrecht, zonder verlangen, in een goedheid, die algemeen is. Uw plicht te doen aan de zijde van anderen, die uwe broeders en zusters zijn en dat in een wereld [...] waar de menschen eenvoudig goede menschen zijn.Ga naar voetnoot27In de jaren twintig en dertig werd de bwp politiek-ideologisch hervormd en Zielens deelt de hoop van de opkomende sterke arbeiderspartij. Al wordt in de roman maar weinig over het socialisme gesproken, het einde is een emotionele evocatie van het verlangen naar een betere wereld, en de roep om een betere toekomst en meer menselijkheid wordt door de kinderen overgenomen. | |
[pagina 281]
| |
In De gele roosGa naar voetnoot28, een roman die pas na jaren schrijven, in 1933 zijn uiteindelijke vorm kreeg, weet Etienne, door zelfstudie, zowel materieel als cultureel hogerop te komen in de maatschappij. Dat belet echter niet dat hij zich altijd bewust is gebleven tot het proletariaat te behoren, dat hij vaak terugverlangt naar zijn eenvoudig arbeiderspak en zijn kameraden van vroeger. Een verlangen naar de klasse waaruit hij is voortgekomen en waarin hij heeft geleden, veeleer dan een reactie op de burgerlijke zelfvoldaanheid of op het heersende maatschappelijke systeem dat hij niet als de ware sociale orde erkent. In Etienne herkennen we zonder veel moeite de selfmade man Lode Zielens, die ondanks regelmatige geldtekorten toch al een hele weg had afgelegd en de Pompstraat ver ontgroeid was, die al droomde van zijn stulpje op de Kalmthoutse heide, de woning die de naam ‘De gele roos’ zou krijgen. Ondanks die verburgerlijking bleef hij echter én professioneel, als journalist, én emotioneel, als mens en als schrijver, met het proletariaat verbonden. Het heersende maatschappelijk bestel heeft niet zijn goedkeuring, ook al weet hij zich er vlot in te bewegen en komt een alternatief niet echt aan bod in deze roman. Hoe meer hij trouwens ingekapseld raakt in de burgerlijke maatschappij, hoe moeilijker het ook voor hem wordt om zonder gezichtsverlies alternatieven voor te stellen. Dergelijke alternatieven waren in zijn directe omgeving trouwens al uitgebreid door anderen aangekaart, gewogen en te licht bevonden. Ik denk dan in het bijzonder aan enkele romans van Walschap, Brunclair en Kenis. Uit Walschaps Waldo, een roman geschreven tussen 1920 en 1927, blijkt ongenoegen met de werking van de democratie, hoop op een vreedzame revolutie, maar ongeloof in de realiseerbaarheid daarvan omwille van de incompatibiliteit van macht en rechtvaardigheid. Ook de humanitaire expressionist Victor J. Brunclair droomde van een wereldrevolutie maar de socialistische heilsstaat die hij hoogdravend literair gestalte gaf in De monnik in het westen (1927) haalde niet de laatste bladzijden van de roman. In diezelfde jaren ging Paul Kenis persoonlijk in een anarchistische commune ondervinden hoe men een nieuwe wereld moest maken. Zijn relaas, De apostels van het nieuwe rijk (1930) is ontluisterend: alle gemeenschapsstreven gaat ten onder aan individualisme. Noch het communisme noch het anarchisme, noch het dogmatische, noch het libertaire marxisme zijn het utopia waar de wereld op wacht. Met zulke voorgangers enerzijds, met de eigen verburgerlijking anderzijds, lag het niet meer in Zielens' mogelijkheden om een socialistisch Utopia literair gestalte te geven. | |
[pagina 282]
| |
Een betere wereld alleen maar in termen van sociale rechtvaardigheid en gelijkheid enz. lijkt halfweg de jaren dertig trouwens niet meer denkbaar. Vanaf het einde van de jaren twintig zijn er internationaal de economische problemen en in het voorjaar van 1934 brengt de Bank van de Arbeid Zielens' spaargeld in gevaar. Vanaf 1935 hypothekeert de bewapening ieder toekomstontwerp. Voor Zielens wordt het behoud van de vrede de belangrijkste factor in zijn denken over de toekomst. Op 16 september 1935 schrijft hij zijn vriend en uitgever Herman RobbersGa naar voetnoot29 over zijn [...] vrees voor de oorlog, - wie leeft anno 1935 nog rustig? - [...] vraagt hij zich angstig af. Maar ook hier engageert hij zich. Als enige Vlaming in een gezelschap van veertig neemt hij met zijn ‘Oproep tot den nieuwen mensch’ deel aan het als manifest bedoelde Schrijvers getuigen tegen oorlog en militarisme, een initiatief van de ‘Jongeren Vredes Actie’Ga naar voetnoot30. Zielens' emotionele tekst bestaat uit een aantal citaten over de oorlog, flarden tekst over de bewapeningswedloop zoals die op filmjournaals te bekijken is, bedenkingen bij het martialiseren van werklozen, maar is vóór alles een poging tot geloven en hopen tegen alle voor de hand liggend pessimisme in. De laatste alinea's, vooral de laatste regels van deze oproep zijn veelbetekenend voor de accentverschuiving in Zielens' toekomstverwachting: Zullen wij ooit het begrip oorlog kunnen overwinnen? Het moet. Het is voor mij een waarheid en elken dag steeds meer en meer, ‘vrede’, de pure algeheele vrede zal maar alleen mogelijk zijn in die zuivere klare wereld, waarvan wij allen, naïeve idealisten, ondanks véél en ondanks, soms, ons zelf, droomen durven. De maatschappij 1935 of de som van àl wat de maatschappij 1935 vormt, draagt in zich de idee oorlog.Of dan maar voor den nieuwen mensch. IJveren voor een nieuwe mens die de maatschappij van de toekomst gestalte zal moeten geven. Heel snel, zo blijkt, zal Zielens' streven haast volledig teruggeplooid worden op de mens, op het individu. Maar zo ver zijn we nog niet. Laten we eerst even kijken naar de literaire verwerking van de oorlogsdreiging. | |
[pagina 283]
| |
Van betere maatschappij tot betere mensDe ondanks zijn titel erg sombere roman Nu begint het levenGa naar voetnoot31 begint met terugkerende soldaten in 1918. Hun geloof in de toekomst heeft hen staande gehouden in de loopgraven maar de dromen worden niet ingelost, ze hebben hoofdzakelijk ellende te goed. Menselijke ellende, fysisch en geestelijk. Voor alle personages uit deze erg sombere roman. De zelfkant van de maatschappij, arbeidersmilieus, prostitutiebuurten, enz. Uitzichtloze karakteriseringen die duidelijk maken dat er weinig of geen hoop is voor mens en maatschappij. Enkele keren formuleren de personages iets als een ideaal; in het spoor van Tolstoï wordt geopteerd voor een dienende liefde, opoffering en opperste kameraadschap. Idealen houden een mens recht, maar ondertussen staan de bladzijden bol van de angst voor de toekomst, voor de werkloosheid, voor wat in Duitsland gebeurt, voor Hitler, voor een nieuwe oorlog. Vooral de jonge mensen wekken Zielens' deernis. Het maakt hem, net als zijn hoofdpersonage Simon, treurig dat zoveel jonge mannen moeten stempelen. Arbeiden zouden ze moeten, trouwen, kinderen krijgen, meesters worden in plaats van geslachtofferden. De jeugd blijft een belangrijke factor in Zielens' denken over de toekomst, maar rondom zich ziet hij slechts jonge mensen die geen kans krijgen. Vergeven en vergeten worden als belangrijke waarden naar voren geschoven maar de hoop op een betere mens, die in de laatste alinea zo duidelijk blijkt, is niet echt overtuigend en kan de meer dan tweehonderd bladzijden miserabilisme niet doen vergeten. Nu begint het leven kwam niet onder een goed gesternte op de markt. Hoe moest Zielens zulk boek aanbieden aan Frans Verschoren, de man die hem ontdekte? Net voor het verschijnen van het boek verloor Verschoren zijn zoon in een auto-ongeval. Maar er was meer. De personages uit de roman hadden er ruim tweehonderd bladzijden over gedaan om het trauma van 14-18 te verwerken en er zijn al nieuwe oorlogsberichten. In december 1934 dringen Italiaanse soldaten 120 km diep het Abessijnse grondgebied binnen. Internationale protesten kunnen niet baten, Italië stuurt wapens en manschappen naar zijn Afrikaanse kolonies en op 2 oktober valt het met 18 divisies Abessinië binnen. 250 000 manschappen moeten Mussolini's uitspraak dat het fascisme een overwinning nodig heeft, waarmaken. De invasie schokt het vertrouwen in de Volkenbond. Een volledig economisch en militair embargo zit er niet in want Engeland heeft liever een vergelijk met Rome en Frankrijk wil | |
[pagina 284]
| |
de Italiaanse steun tegen Duitsland niet verspelen. Hoezeer het conflict ook hier tot de angstige verbeelding sprak, wordt meer dan duidelijk in een brief van Zielens aan Robbers. Op 9 november 1935 schrijft hij hem het volgende: Maar laat mij nog dit zeggen dat ik dagen lang zoo goed als kapot geweest ben door den Afrikaanschen oorlog - en de vrees dat de brand zou overslaan. O, menschelijke waardigheid, waar zijt ge! En precies in die dagen verscheen er een boek: ‘Nu begint het leven’ Mijn god, wat heb ik dien titel gehaat! [...]Op 16 februari 1936 behaalt het Frenta Popular, het Volksfront, een coalitie van linkse partijen een grote meerderheid bij de Spaanse parlementsverkiezingen. Op 3 mei behaalt ook in Frankrijk een links Volksfront een absolute meerderheid. Dezelfde maand zijn er ook parlementsverkiezingen in België, worden de traditionele partijen verpletterend verslagen en kent Rex zijn grote doorbraak. Heel Europa door wordt de politieke polarisering steeds groter en in Spanje komt het tot een gewelddadige confrontatie. Het pronuciamiento van de generaals Franco en Mola is het begin van een bloedige burgeroorlog. Internationale brigades steunen de republikeinen en de mogendheden besluiten onder impuls van de Franse Volksfrontleider Léon Blum, tot non-interventie. Een ijdele poging om een Europese oorlog te vermijden. Deze Europese voorhoedegevechten, het logische gevolg van de politieke polarisering en de bewapeningswedloop, de bevestiging ook van Zielens' angst, zijn prominent aanwezig in het laatste gedeelte van De dag van morgen. Hoofdpersonage Bert is lid van rode jeugdbewegingen, raakt verwikkeld in de kiesstrijd en volgt van op afstand de oorlog in Spanje. Vrienden worden neergeschoten tijdens de verkiezingscampagne, vrienden sneuvelen in Spanje, maar de hoop op een betere wereld blijft onaantastbaar, zo lijkt het: Er zal een heel andere wereld komen, er zullen geen rijken meer zijn en geen armen, geen koningen en keizers; de martelaren zullen worden gewroken, [...]Ga naar voetnoot32 | |
[pagina 285]
| |
De strijdbare, levenskrachtige jeugd, gemotiveerd door politiek idealisme, is Zielens' hoop voor de toekomst. Dit is een jeugd die weet waarvoor zij leeft, die het leven wil kneden naar haar ideaal. Een generatie die een doel heeft waarvan ze weliswaar weet dat ze het niet zal bereiken, maar die via haar kinderen en het geloof in haar kinderen dat doel toch dichterbij ziet. Voor die kinderen is het dat men altijd moet herbeginnen, dat de mens, bezeten van hoop, ondanks alle ellende, verdriet en teleurstellingen, telkens weer begint. De dag van morgen is ook een roman over de politieke strijd in Vlaanderen. Zielens die een enkele keer wel links, naar revolutie hunkerend fundamentalisme introduceert, verlangt zelf zeer expliciet geen revolutie. Ondanks de jeugd en de zuiverheid die hij in zijn roman verheerlijkt, moet de betere wereld toch maar in het verlengde van de bestaande liggen. Sociaal en politiek reformisme volstaan voor hem, maar hij gaat de discussie niet uit de weg. Een van Berts medestanders gelooft niet in het doorgeven van idealen via de kinderen, is ervan overtuigd dat kinderen moeten rebelleren tegen hun ouders, en wijst ook het geluk, Berts huiselijke geluk af. Het geluk is volgens hem een burgerlijk iets, het wiegt de mens in slaap. De verburgerlijking, zo beweert hij, is het ergste dat ons kan overkomen. Dat is roesten, slijten, een winterslaap voor het leven!Ga naar voetnoot33Maar op de weg naar die verburgerlijking heeft Lode Zielens zelf, ondanks zijn blijvende sympathie voor het proletariaat en zijn streven naar sociale rechtvaardigheid, al een heel eind weegs afgelegd en dat verklaart waarom het meer revolutionaire pad slechts heel even, zij het veelbetekenend, gevolgd wordt. In deze jaren van politieke polarisering, maakt hij zijn roman ook erg, zij het vaak te clichématig, politiek. Het is niet toevallig dat hij getroffen wordt door de eenheid en de solidariteit van de arme buurten. Of misschien werd hij er niet door getroffen, maar beschreef hij, eerder propagandistisch dus, een solidariteit die hij meer dan wenselijk achtte met het oog op de toekomst. Politiek is immers een fundamenteel bestanddeel van het dagelijkse leven en het is fout te doen alsof men er niet bij betrokken is. Zeker in een tijd die gekenmerkt wordt door agitatorische golven van nieuwe partijen, van leiders die alles weg willen maar aan het regime zelf niet willen raken. Leon Degrelle wordt niet genoemd maar het is niet mogelijk om niet aan hem te denken. Het actualiseren wordt | |
[pagina 286]
| |
zo mogelijk nog herkenbaarder wanneer socialistische militanten door de fascisten worden vermoord tijdens een erg geslaagde evocatie van verkiezingsrellen. Wie kon bij het lezen van die passage niet denken aan de in de nacht van 22 op 23 mei 1936 neergeschoten Antwerpse socialisten Pot en Grijp. Ondanks het uiteindelijke vertrouwen op de toekomst, op het kind om de toekomst tot een leefbare plek te maken, is De dag van morgen eerder een grimmige roman, waarin de sprankels hoop slechts met moeite kunnen overleven in een kroniek van dagelijkse angst. De dagelijkse angst, de oorlogsdreiging, blijft een belangrijk motief in Zielens' literaire werk en ook zijn volgende roman sluit naadloos aan bij de actualiteit. De eerder al uitvoerig geciteerde briefroman Op een namiddag in september vangt niet toevallig aan op 29 september 1938. De dag dat in München door Hitler, Mussolini, Daladier en Chamberlain beslist werd over het lot van Sudetenland, het stukje Tsjechoslovakije dat van dan af tot Duitsland zou behoren. Nog maar eens een poging om de vrede in Europa te bewaren en in ieder geval een appeasement dat het continent opgelucht deed herademen. Lucien, pas gemobiliseerd, pleegt zelfmoord de dag voor de beslissing. De correspondentie tussen zijn meisje Jeanne en haar moeder bevat een reeks beschouwingen over leven, liefde, toekomst en waarden. Tegen de achtergrond van de oorlogsdreiging is er vooral (maar niet alleen) in de figuur van Lucien een verheerlijking van de jeugd en via de jeugd hoop op de toekomst. De briefroman wordt, zoals hoger al gezegd, het levensbericht van de moeder, haar verwachtingen, haar droom van het Andere, haar desillusies. In de brieven, zowel die van de moeder als die van Jeanne blijft het geloof in de mens en de maatschappij wel aanwezig, maar op de mens van vandaag kan je maar beter niet rekenen. Waarom komen ze niet in verzet tegen de wanhopige warboel die de wereld is? Ze zijn volmaakt tevreden met een biertje en hun uitkering; ze leuteren over liefde zonder te weten hoe groots die wel is. Hun geweten dommelt telkens meteen weer in. Daarom ook verzet Jeanne zich zo hevig tegen het slachtofferen van een heel volk voor onze veiligheid en tijdelijke vrede. Wat in München gebeurde raakt essentieel de menselijke waardigheid, de waardigheid van de tijd. In een oorspronkelijke, nieuwe mensheid gelooft ze niet meer; bovendien zouden de oude kwalen toch weer meteen de kop opsteken. Alle pessimisme ten spijt eindigt Zielens toch ook deze roman weer op een woord van hoop en met een hoofdpersonage dat zich wil blijven inzetten voor mens en wereld. | |
[pagina 287]
| |
Lode Zielens geeft heel zijn oeuvre door belangrijke personages op erg herkenbare wijze aspecten van zijn eigen gedachtenwereld mee. Ook hier is dat het geval, maar de wijze waarop hij de maatschappelijke verantwoordelijkheid en taak van de intellectueel, van de schrijver in het bijzonder, belicht, is wel extra opvallend. Jeanne merkt op dat de mens van 1938 in zijn totaliteit vervlochten is met het wereldbestel, Maar niets daarvan of zeer weinig, vindt men in de romans van onzen tijd terug, zij leeren ons niets over de diepere oorzaken, gevolgen van wat onze tijd en zijn tekort en zijn nood is. En daardoor is er in de boeken van onze schrijvers een groot tekort, een groote onvolledigheid, gewild of niet, ik laat het buiten beschouwing.Ga naar voetnoot34Zielens kon moeilijk duidelijker verwoorden hoezeer hij vond dat schrijvers, intellectuelen en kunstenaars tekort waren geschoten, hun verantwoordelijkheid tegenover de gemeenschap niet hadden genomen. Op het ogenblik dat Op een namiddag in september verscheen was allang duidelijk dat Chamberlain in München de oorlog maar korte tijd had kunnen uitstellen. Tijdens de eerste oorlogsjaren publiceert Zielens enkele verhalenbundels: Te laat voor muziek en Lees en vergeetGa naar voetnoot35 in 1941, Herinneringen van toenGa naar voetnoot36, een collectie autobiografische schetsen, in 1942. De meeste van deze teksten zijn veel vrijblijvender dan de romans uit de vorige periode maar ondanks zijn slechte relatie met de bezetter kon Zielens toch niet nalaten om juist in deze periode, in de novellen ‘Te laat voor muziek’ en ‘Het schot’, nog enkele keren te wijzen op de verantwoordelijkheid van de intellectuelen. In laatstgenoemde tekst evalueert hij de eigen generatie: Die de ouderen striemend verweten 1914 niet te hebben kunnen voorkomen, hebben niets kunnen beletten. Onze nederlaag is bitterder en troostelozer, want wij waren voorbereid. Is het een excuus, dat zoveel van dit dampende jaar zijn wortels heeft in 1918, waarvoor wij niet aansprakelijk kunnen worden gesteld?Ga naar voetnoot37 | |
[pagina 288]
| |
Op 4 september 1944 werd Antwerpen bevrijd door de Britse 11de pantserdivisie en na jaren van weinig meer dan o.m. ‘klusjes’ op het Antwerpse amvc en onbetaald verlof om aan zijn trilogie te kunnen werken, wordt ook voor Zielens de situatie genormaliseerd. Hij kan terug aan het werk als journalist en publiceert o.m. een brochure over de gruwelen van het kamp van Breendonk. Op 28 november 1944, onderweg van de redactie van de Volksgazet naar het gerechtshof waar hij de collaboratieprocessen volgde, werd Lode Zielens het slachtoffer van een Duitse V-bom. Aan zijn graf sprak Camille Huysmans over een vriend en schrijver die nooit vijanden had gehad, die leefde in een wereld die nog niet bestaat; - in een wereld die nog komen moet, - in een wereld die we nog moeten opbouwen, die in zijn omgeving mannen vond die met hun handen en met hun brein arbeidden aan wat ze ontdekten in de droomen hunner overtuiging: een maatschappij zonder oorlog en zonder armoede, een man die geloofde in de menschheid.Ga naar voetnoot38 Huysmans' grafrede, af en toe een woordelijke herinnering aan de wijze waarop Zielens hem had geportretteerd aan het graf van de vermoorde militanten in De dag van morgen, is de openingstekst van het kort na de dood van de auteur gepubliceerde Gedenkboek. In dit gedenkboek spreekt ook uit de teksten van de anderen de utopische karaktertrek van de auteur die door Huysmans zo benadrukt werd. Mussche ziet achter de individuele avonturen van de personages het lot van heel hun klasse, en in de verte de hoop op een betere wereld. Walschap benadrukt dat Zielens' streven naar het maatschappelijk betere wonderwel harmonieerde met de atmosfeer van het socialisme van na '18, dat niet meer de ruwe revolutionaire verovering van Anseele was, en zich verlustigde in de vredesdroom waarin toen niet alleen de socialisten beaat wegzonken. | |
Leven en literatuurZonder dat dat bleek uit zijn bijdragen voor de krant, wordt Zielens' geloof in maatschappelijke vooruitgang van langsom meer op de proef gesteld en in zijn literair werk komt veel meer het individuele lot dan het lot van de maatschappij op de voorgrond. De verburgerlijking is zeker in even grote mate het gevolg van een inzoomen op een kleine groep, het gezin bijvoorbeeld, omdat hij hoopt dat daar | |
[pagina 289]
| |
nog wel de verbetering te vinden kan zijn waar hij maatschappelijk aan wanhoopt, als van de evolutie in zijn persoonlijk leven dat zich o.m. door zijn succes als schrijver ook in andere kringen afspeelt dan voor kinderen uit de Antwerpse Pompstraat gebruikelijk is. Zijn hele leven, zo noteert Ger Schmook in het Gedenkboek was immers één streven om uit den doem van zijn proleetschap uit te groeien! In naam van zichzelf; in naam van zijn makkersGa naar voetnoot39. Hij ging ook graag om met de betere klassen van de samenleving, onderhield vriendschappelijke contacten met zijn directeur, kunstschilder Isidoor baron Opsomer, aan de Antwerpse Koninklijke Academie voor Schone Kunsten en wist kapitalistische sigaren echt wel te waarderen. Zonder één moment zijn deernis voor het proletariaat op te geven, zonder ooit te vergeten dat hij uit het proletariaat afkomstig is, dat hij voor het proletariaat schrijft, is hij zelf een heel ander leven gaan lijden dan zijn personages, is ook zijn kijk op het leven van de lagere klassen waziger geworden, en hebben romans als Nu begint het leven en De dag van morgen er volgens Zielens' biograaf Eric Segers omwille van hun idealistische tendens minder succesGa naar voetnoot40. Ondanks zijn problemen met uitgevers en bibliotheken die vrijzinnige auteurs weigeren, ondanks de steeds opnieuw geformuleerde financiële klachten, ondanks de zwakke gezondheid van zijn zoontje is Lode Zielens een erg gelukkig man geweest. Twee dikke mappen brieven aan Herman Robbers getuigen daarvan. De brieven bestrijken de periode van 7 februari 1921, kort nadat Frans Verschoren de auteur bij Robbers had geïntroduceerd, tot 22 april 1937, kort voor de dood van de uitgever. De brieven zijn bijzonder persoonlijk en men voelt zich soms ongemakkelijk bij het lezen ervan. Zielens vertelt uitgebreid over zijn leven, over het schattige meisje waarmee hij huwde, over zijn literaire plannen, over de groei en ziekten en schoolvorderingen van zijn zoon, enz. De vriendschap is meer dan gemeend maar toch heeft Zielens vooral aandacht voor zichzelf, jaar na jaar komt hij te laat met zijn verjaardagswensen voor de bewonderde Robbers. Vanaf de geboorte, in 1925, van zoon Herman, genoemd naar de uitgever, ondertekent de Antwerpse schrijver geregeld met de gelukkige familie. In deze briefwisseling is het utopische discours totaal afwezig en slechts af en toe zijn er parallellen tussen de correspondentie en de literatuur. Wel komen we te weten dat Zielens bijna uit de partij werd gezet omwille van zijn verhaal ‘Corneel Calmijn, gemeenteraadslid’ dat in een Amsterdams blad werd gepubliceerd | |
[pagina 290]
| |
en niet helemaal ten onrechte beschouwd werd als het ridiculiseren van een vooraanstaand partijgenoot (26/9/27). We vernemen hoe de schrijver reageerde toen Brulez zijn werk kraakte in een Franstalig fascistisch weekblad (22/11/35). We zijn vooral, brief na brief, getuige van het huiselijke geluk van de schrijver. Hoe ouder ik word hoe meer ik [vrouw en kind] liefheb. Wat zijn wij toch gelukkig wij die waarlijk een haard hebben. Veel is ons afgenomen, veel idealen zijn verminkt, vele ontgoochelingen opgeloopen maar dat hebben wij toch nog, dat bezitten wij dan toch nog volkomen. - Wij leeren het elken dag al meer en meer waardeeren, zulke rijkdom. (9/11/35) Hoe ouder hij wordt, hoe meer hij vrouw en kind liefheeft. Meer dan wat dan ook voelde Zielens zijn persoonlijk geluk bedreigd door de bewapeningswedloop, de politieke polarisering, en het oplopen van internationale spanningen. Hij blijft geloven in het socialisme, maar het is een geloof tegen beter weten in. Ook voor Zielens was het in de tweede helft van de jaren dertig duidelijk dat een socialistische heilsstaat, zelfs maar een maatschappij waarin het socialisme voldoende hervormingen had kunnen aanbrengen om wat meer rechtvaardigheid en wat meer geluk voor iedereen te waarborgen, niet meer realistisch was. Wij moeten ijveren voor een andere maatschappij. besloot hij in 1935 zijn bijdrage in de pacifistische bundel. Slechts zelden zorgt een auteur ervoor dat de keerpunten in zijn denken zo nauwkeurig op te sporen zijn. Vanaf Nu begint het leven vindt Zielens de maatschappij als geheel niet meer te verbeteren. Zoveel blijkt alvast uit de slotalinea: Laat de wereld, laat de aarde krimpen onder angst en mizeries zonder tal, hier zijn er dan toch enkelen, die ondanks deze angsten, ondanks deze mizeries, het leven hervonden en het opnieuw willen beginnen, het schoone, edele leven, doorstraald van liefde en rechtvaardigheid van mensch tot mensch. Nu begint voor hen het leven. Het betere leven ... Maar, dat het niet het betere leven voor allen is! Nog niet voor allen! ...Ga naar voetnoot41 | |
[pagina 291]
| |
In het beste geval kon je maar hopen op de individuele mens, kon je streven naar een goede mens, een mens van goede wil, en geluk in kleine, huiselijke kring. Het hoopvolle einde van de meeste van zijn teksten uit de tweede helft van de jaren dertig is beperkt tot dit hopen op het individu, dit werken aan de mens van morgen. Door de oorlogsdreiging heeft Zielens zich teruggeplooid op het gezin, zijn laatste burcht tegen een bedreigende maatschappij, en des te kwetsbaarder door de hoge mate van geluk die hij erin vond. De in een van de novellen uit Te laat voor muziek nog eens even uitgedrukte hoop dat het kleine volk ooit zal opstaan en nemen waar het recht op heeft, klinkt meer obligaat dan oprecht. De auteur was geëvolueerd, en met hem zijn werk. Zeer terecht schreef de weduwe ZielensGa naar voetnoot42 over het werk van haar man, van wie ze persoonlijke trekken herkent in verschillende personages: de werken van Lode - ze houden zoo innig verband met z'n eigen leven - met het leven van ons drieen [sic] - met Lode's mensch zijn.Niet iedereen volgde de auteur in dit terugplooien op het gezin. Walschap herinnerde zich in het GedenkboekGa naar voetnoot43 dat sommige van Zielens' socialistische medestanders zelfs in de periode 1930-1935 liever een strijdbaarder socialisme in zijn proza hadden gelezen; de communistische auteur en criticus Jozef Versou zou in zijn overzicht van de proletarische literatuur, Stemmen der vrijheidGa naar voetnoot44, Zielens afdoen als een interessant populist, beschrijver van het proletariaat dus, wie het ieder werkelijk revolutionair ideaal ontbrak. Zielens' gezinsgeluk is duidelijk, zoals een personage uit De dag van morgen dat al omschreef, de zekerste weg naar de verburgerlijking, het wiegt in slaap, of brengt hem tenminste op andere gedachten. Uit de onvoltooide trilogie die hij tijdens de oorlog schreef, blijkt dat ten overvloede. Alles wordt betaald en Menschen als wij ...Ga naar voetnoot45 spelen in een heel ander maatschappelijk milieu. In het spoor van de grote trilogieën die het maakten bij het publiek, vatte de auteur het plan op voor een werk van grote omvang. Plaats van de actie is de wereld van de haute finance. Hoofdfiguur is Oswald, zoon van een vrij onbeduidende klerk maar vertrouweling van de directeur en gunsteling van diens vrouw met wie hij eerst een platonische, later ook een andere verhouding heeft. Romans die barsten van de nevenintri- | |
[pagina 292]
| |
ges, die zicht geven op heel wat verschillende aspecten van het maatschappelijk leven, die als soap opera voor televisie bewerkt ongetwijfeld een groot publiek zouden kunnen aanspreken. In zijn monografie over Zielens heeft Eric Segers de twee delen van de trilogie erg extensief bestudeerd; hier kunnen we volstaan met te verwijzen naar de enkele passages die voor ons onderwerp relevant zijn. Ten eerste is er de al vermelde karakterisering van het hoofdpersonage. Ook al bedriegt Oswald zijn patroon met zijn vrouw, Zielens blijft hem beschrijven in termen van puurheid, van zuiverheid, van jeugd; zelfs de overspelige liefde lijkt hier zuiver. Omwille van de harmonie. Als Oswald praat, droomt Madeleine weg in gedachten aan een grote harmonie tussen twee mensen. De beschrijving van dit geluk is een lyrische ontboezeming die Zielens' betrokkenheid extra onderstreept: Ze was afgedwaald in groene zalen, vol gouden lichtbundels. Blond en blank zweefde ze en naast haar was een man, die sprak woorden van teederheid en toch van kracht, waaronder ze bijna brak. De man sloeg zijn arm rond haar en had haar lief; ze steeg en deinde op golven van harpen, met gouden bogen in het zachte groen. De man vond zijn kracht in haar luisteren en verrukkingen in het luisteren. Hij sprak van achter licht en duisternis en luisterde ook naar zichzelf terwijl hij sprak. Hij luisterde naar de woorden van zijn eenzaam hart en verwonderde zich en deze verwondering en de vreugde van zijn hart bracht hij haar, zoodat ze niet meer eenzaam was, maar gelukkig, gelukkig. Er was een fijn en hoog geschal van blijde muziek; harpetonen waren als verglijdende zonnestralen, als ladders van het goudenste licht en het zachte ruischen van ergens een waterval, het liefelijk klateren van zilver fonkelend water komt haar toe.Ga naar voetnoot46Een wereld van individueel geluk, welke rampen er daarbuiten ook gebeuren, wordt in deze laatste periode als het absolute summum vooropgesteld. Dat in het tweede deel van de trilogie een jonge communist als belangrijk personage wordt geïntroduceerd kan daar nog maar weinig aan veranderen. Daniël walgt van de onzuiverheid van het westen en stelt zijn hoop op de nieuwe wereld die in Rusland wordt opgebouwd. Uiteindelijk vindt hij zijn taak en roeping in de algehele wegcijfering van zichzelf, de enige weg die nog tot bevrijding kan voeren, tot de klaar- | |
[pagina 293]
| |
heid en zuiverheid die van hem een nieuw mens maken. Hij vertrekt dan ook naar Rusland om zich te engageren in het realiseren van die nieuwe wereld. Daniël gebruikt hetzelfde utopische discours dat alle toekomstdromers van Zielens hanteren, maar deze keer is de sympathie van de auteur toch maar twijfelachtig: Daniël mag wel dromen van een revolutionair andere maatschappij, van een rechtvaardiger wereld, hij mag zich er zelfs daadwerkelijk voor gaan engageren, Zielens laat hem alvast een tijd lang ondergaan in burgerlijkheid en heeft ook nergens echt sympathie voor dit personage dat altijd wat in een waas van ‘Unheimlichkeit’ gehuld gaat. Slechts enkele jaren eerder had Zielens nog alle sympathie voor wie ging vechten voor de Spaanse republiek. Die tijd is definitief voorbij. De oorlog en het eigen precaire geluk hebben hem verburgerlijkt en zijn geloof in Utopia, in een socialistische heilsstaat doen verliezen; het moeilijk hanteerbaar en maatschappelijk totaal irrelevante concept nieuwe mens is in de plaats gekomen. Zielens heeft zich weten op te werken uit zijn proletarische achtergrond, en wie kan hem dat kwalijk nemen. Het einde van een droom, zeg maar. Kort na de dood van Zielens werd ook zijn kantoor getroffen door een V-bom. Aantekeningen voor het derde deel van de trilogie werden niet weergevonden en blijkbaar had niemand enig idee hoe het verhaal van Oswald verder zou moeten. Alvast niemand waagde zich aan hypotheses hierover. Zeker niet zijn socialistische vrienden die al niet zo gelukkig waren met de postume publicatie van de twee voltooide delen: in een herdenkingsbijdrage in De WerkerGa naar voetnoot47 heeft A. Coenen wel veel lof voor de meest geliefde schrijver in de arbeidersbiliotheken maar hij vergeet gemakshalve de trilogie te vermelden; door te stellen dat er in zijn boeken geen plaats was voor romantiek, doet hij zelfs of die nooit geschreven werden. Slechts de Oost-Duitse Helga Hipp, auteur van de omvangrijkste studie over de auteur totnogtoe, wil de trilogie waarin ook zij wel geen proletariaat meer kan ontwaren nog enig socialistisch krediet geven. In haar aan de Leipzigse Karl Marx-universiteit verdedigde proefschrift voorziet ze voor het nooit geschreven derde deel een confrontatie tussen Oswald en de naar Rusland vertrokken Daniël, een confrontatie tussen twee maatschappijconceptenGa naar voetnoot48. Een hypothese die misschien begrijpelijk is vanuit haar marxistische biotoop, een hypothese die ik slechts weinig ruimte kan laten gezien Zielens' geringe sympathie voor Daniël en zijn persoonlijke evolutie. |
|