Siegfried
(1923)–Omer Wattez– Auteursrecht onbekend
[pagina 52]
| |
Feest aan het hof te Worms
IN de hooge ridderhalle
Klinken kristallijnen harpen
Bij den zang ter eere Siegfrieds,
Door de skaldenrei gezongen.
Ridders in hun rijkste drachten,
Vrouwen in haar fijnsten feestdos
Staan in kring rondom den Welsing.
Siegfried, held der Nederlanden
Wordt begroet door duizend monden
Bij het schallen der bazuinen,Ga naar margenoot+
Uit de hand der schoone zuster
Van den koning der Burgonden
Neemt de held den gouden beker,
Die met druivendrank gevuld is,
Ledigt hem tot op den bodem,
Ziende dankbaar neer op Krimhild,
Die zoo statig daar vóór hem staat,
Frisch en jeugdig in haar feestkleed.
Schooner schijnt hem Gunthers zuster,
Dan hij ooit een vrouw gezien heeft.
Brunhild heeft hij, na het drinken,
Van den hem geboden beker,
Als betooverd, gansch vergeten.
Allen zwijmelt hem vóór oogen.
Niets meer mag hij zich herin'ren
| |
[pagina 53]
| |
Van haar beeld en zijn belofte.
Siegfried richt zich liefdedronken
Tot den koning der Burgonden,
Zegt hem dat hij zijne zuster
Tot zijn gade zou begeeren,Ga naar margenoot+
Daar hij haar zoo innig lief heeft;
Dat hij eerder niet zal heengaan
Dan wen hij als bruid haar meêvoert.
Gunther zal ze hem verleenen,
Als hij hem dan ook wil bijstaan
Om een jonkvrouw te bevrijden,
Welke vele ridders roemen;
Die, omringd door vuur en vlammen,
Op de rotsen ligt te slapen
In een nare streek van 't Noorden.
Niemand kan haar daar bereiken,
Zei zijn raadsman, ridder Hagen,
Dan een held van 't ras der Welsings,
Die het zwaard van Wodan erfde,
Noch gevaar noch vreeze kende.
Zulk een held stond nu vóór Gunther
En hij vroeg de hand van Krimhild.
Siegfried, die zich niets herinnert
Van zijn vroeger heldenleven,
Zou hem als een broeder bijstaan,
Alles doen wat hij begeerde,
Zelfs door vuur en vlammen varen.
Daarop gaven zij den handslag.
Siegfrieds huw'lijk was besloten;
Siegfried, held der Nederlanden,
Zou de man van Krimhild worden.
|
|