Besluit
Onze studie begon met een kort overzicht van drie belangrijke Bacchus-bronnen uit de oudheid: Euripides' Bacchae, het literaire en religieuze hoogtepunt van de Dionysusliteratuur, tevens rijke bron voor de renaissance van talrijke gegevens aangaande de god en zijn gevolg; Ovidius, de elegante dichter, wiens Bacchusverhalen zulk een enorme bekendheid gehad hebben in middeleeuwen en renaissance; Diodorus Siculus, de historicus-mythograaf, die de wijngod van veel luister beroofde.
Welbeschouwd is onze eerste niet-klassieke bron ook nog geen middeleeuwer: Fulgentius leefde tussen oudheid en vroege europese geschiedenis. Deze auteur tracht eigennamen etymologiserend en aldus allegoriserend te verklaren, en hij ontwerpt een zeer voorlopig godensignalement. Hij redt, als het ware, iets van de klassieke cultuur en legt aldus een basis voor middeleeuws onderzoek.
Mythographus Vaticanus i is de eerste ons bekende echte middeleeuwer, die klassieke kennis tracht te restaureren. Zijn boek zal een schoolboek geweest zijn met korte inhouden van de mythen. Het gaat hem meer om de feiten dan om de verhalen zelf. Opmerkelijk is de afwezigheid van allegorische verklaringen, die bij Fulgentius een integrerend deel van zijn boek vormen.
Mythographus Vaticanus ii geeft duidelijk meer de mythische verhalen en ook hij doet het zonder allegorische explicatie. In tegenstelling tot M.V. i is deze auteur bekend met de euhemeristische opvattingen: goden waren mensen, zoals ook Fulgentius al wist.
Mythographus Vaticanus iii levert in de eerste plaats godensignalementen. De kennis aangaande de mythologie is nu veel uitgebreider. Heel belangrijk is het dat de auteur Remigius van Auxerre kende, de befaamde commentator van Martianus Capella en andere middeleeuwse bronnen.