Bacchus. Zijn leven verteld en verklaard door dichters, mythografen en geleerden. Deel 1
(1968)–L.Ph. Rank, J.D.P. Warners– Auteursrechtelijk beschermd4. Ovide moraliséGa naar eind67.Het hierboven genoemde werk is van een dusdanige omvang en van zulk een bijna eindeloos gevarieerde inhoud, dat de lezer, zoekend naar Bacchus, zich door verhalen en uitleggingen als het ware overspoeld voelt. Het geschrift wordt gedateerd in het allereerste begin van de veertiende eeuwGa naar eind68. en de dichter is een niet met zekerheid te noemen geleerde. Hij behoorde tot de Minderboeders en de taal van het werk wijst op Bourgondisch origien. Ovid. Mor. xv 7432 zegt hij van zichzelf: moi, le maindre des menors. In ons onderzoek is dit de eerste middeleeuwse tekst die in de landstaal geschreven is en bovendien in dichtvorm. Geenszins voor de eerste maal overkomt het ons dat er een auteur optreedt als een zeer uitvoerig verteller en niet minder uitvoerig allegorist. Onze Minderbroeder is de onderhoudende causeur, die zijn lezers wil vermaken en hun tot lering wil zijn. In tegenstelling tot BerchoriusGa naar eind69. gebruikt hij ter adstructie van zijn uitvoerige explicaties betrekkelijk zelden Bijbelteksten. Drie mythen staan in het middelpunt van onze belangstelling: de mythe van de geboorte van de god, die van Pentheus en Bacchus en die van de tyrreense zeerovers. We stellen ons hier met een globale samenvatting tevreden, die de menigvuldige en uitvoerige details hopelijk niet al te zeer veronachtzaamt. | |
[pagina 46]
| |
De geboorte van BacchusHet verhaal van Jupiter, Semele en Juno, evenals de geboorte van Bacchus, waarbij Ovidius nu eens in korte samenvatting, dan weer in bredere stijl wordt naverteld, vormt het begin. De dichter weidt zeer uitvoerig uit over de jaloezie van Juno, die zich in de gedaante van een oude vrouw heeft vermomd, en haar samenspraak met Semele, terwijl Ovidius alleen heel in het kort vermeldt dat Juno in de aangenomen gedaante van oude vrouw ook de stem van een oude vrouw heeft. Het gesprek van Juno en Semele gaat aanvankelijk over koetjes en kalfjes, over hun avonturen, maar dan begint de godin, zo vertelt de dichter, Semele met duistere woorden te misleiden, de conversatie op Jupiter brengend. Semele, gek van liefde voor Jupiter, haalt breed uit over haar avontuur met de oppergod en dan volgt de bekende wijze van misleiding door Juno: is Semele er wel zo zeker van dat Jupiter haar bemint? Ze moet niet zomaar zonder meer geloven wat hij gezegd heeft. Vele jonge mannen zijn er op uit om vrouwen te misleiden en te doen alsof ze een god zijn. Houdt hij werkelijk van je? vraagt Juno, eis toch een nieuwe verzekering van zijn liefde. Vraag hem als onderpand dat hij een geschenk geeft. En als de god daarin toestemt moet Semele hem verzoeken of hij haar zo wil omarmen als hij het zijn vrouw Juno doet. De attractie van de verhaaltrant ligt in de wijze waarop, naar het klassieke gegeven, de oude vrouw haar concurrente naar de dood lokt: enerzijds de niet herkende Juno in de aanval, door jaloezie gedreven, anderzijds Semele sprekend met de op haar voedster gelijkende godin, en zo het enthousiaste slachtoffer wordend van een spel van een god en van een godin. Als Semele Jupiter het verzoek gedaan heeft, heeft de god spijt van zijn belofte haar verlangen zonder meer te zullen inwilligen en hij zucht van smart, omdat hij weet dat niets haar van de dood zal kunnen redden. Jupiter, na eerst weer ten hemel te zijn opge- | |
[pagina 47]
| |
stegen, komt daarna bij Semele terug, regen, wind, hagel en donder meenemend. Als bij Ovidius (Est aliud levius fulmen...., zegt de latijnse dichter heel fijn), heeft de oppergod een klein formaat bliksem meegebracht. Dan sterft Semele door haar eigen liefdesverlangen. Heel in het kort volgt de dijmythe, de tweede geboorte; de auteur noemt verder tante Ino die het kind opvoedt en meldt het vertrek naar NysaGa naar eind70.. Na het verhaal van de geboorte spreekt de dichter over de herkomst van Bacchus. Egypte wordt als stamland genoemd en zonder nadere uitleg lezen we het volgende: Que Baccus de la region
D'Egipte vint premierement:
Pour la plaie et por le torment
Que Dieus sor Egipte envoia
Parti d'Egipte et s'avoia
En Grece, ou il fu bien venus.Ga naar eind71.
Het komt ons voor dat in deze regels Bacchus en Mozes min of meer op een lijn worden gesteld: Bacchus moet zijn geboorteland verlaten omdat God plagen over Egypte zond. Deze overeenkomst van bijbelse geschiedenis en heidense mythologie komen we niet voor de eerste keer tegen, maar de dichter gaat er niet nader op in en wij verwijzen hier naar het laatste gedeelte van deze studie, waar we gelegenheid te over krijgen deze Mozes-Bacchus parallel nog nader uit te werken. Bacchus gaat dus regelrecht naar Griekenland, waar hij aangezien wordt voor ‘damedieus’, voor de Here God. Hier bouwt hij de stad Argos en hij wordt de eerste verbouwer van de druif en aldus ook de importeur van de wijn. Op die grond kon hij als god aanbeden worden. De Grieken, zegt de dichter, hielden veel van wijn, en sommigen dronken er veel te veel van en werden daardoor waanzinnig. | |
[pagina 48]
| |
Daarmee is de pejoratieve zijde van de god nog niet in zijn geheel gegeven: de wijn kan immers de mens gans berooid maken en van al zijn have en goed beroven. Ook dit facet van Bacchus is voor ons niet nieuw. De bijnaam Liber wordt ook in deze sfeer uitgelegd: Liber bevrijdt de mens van land en geld, van wetenschap en weten. Naast Argos bouwt Bacchus ook de indische stad Nysa, welke naam in verband gebracht wordt met die van Dionysus. Ook de Indiërs werden voor de wijnen gewonnen, ook deze Indiërs vereerden Bacchus als god van de wijn. Nu komt de allegorische interpretatieGa naar eind72.: Semelé, c'est cors dissolu,
Plein d'ivresce et de glotonie.
Semele is het losse, losbandige lichaam vol dronkenschap en smulpaperij. En zij kan aldus beschouwd worden, denken wij, omdat ze Bacchus verwacht, omdat ze vervuld is van Bacchus. Jupiter is het vuur, dat wil zeggen de begerige hitte van het drinken, en, aldus gaat de dichter verder, een gulzigaard van ongeregelde levenswandel drinkt zich eerder dood dan abstinent-levende wijzen. Deze explicatie van Jupiter is wel zeer opvallend en wijkt volkomen af van de gangbare: de oppergod is hier de allegorische voorstelling van de begerige drinkhitte, hij brengt de mens tot de wijn; hitte wil zeggen wijnhitte. Gewoonlijk is Jupiter in deze voorstellingen de bovenlucht, de warmte, maar hier is zijn gebied op de hitte van de wijn gespecialiseerd. Uit deze zienswijze volgt logischerwijs ten aanzien van Semele's toestand het volgende: de zwangere Semele is vol zoete wijn, ze was nl. vol begeerte naar wijn, hetgeen begrijpelijk is voor een vrouw, die met de wijnhitte in intieme gemeenschap kwam en nu Bacchus verwacht. Nu komt Juno ter sprake, de als oude vrouw vermomde godin: een oude vrouw drinkt nu eenmaal meer dan een jong meisje. | |
[pagina 49]
| |
Ook deze uitleg is nog min of meer te volgen: Juno, de drinkende bes, verleidt Semele er toe nogmaals kontakt te krijgen met de wijnhitte, Jupiter. Moeilijk is het de reden in te zien waarom de dichter Juno laat betekenen: vrouwelijke fragiliteit met een grote dosis laagheid verbonden. De laagheid ligt voor de hand, de fragiliteit minder.Ga naar eind73. Hoe dan ook, Jupiter verschijnt en aldus sterft Semele aan wijnzucht. Men zou deze uitleg wijnallegorisch en ook moralistisch kunnen noemen. Nu komt er een natuurkundige explicatie. Uitgangspunt van deze verklaring is de dubbele geboorte van Bacchus, uit zijn moeder en uit de dij van zijn vader. Ook hier lijkt een los associatief lezen de enige mogelijkheid voor de moderne lezer om deze tekst ten volle te verstaan. De wijn dan heeft een dubbele voedingsbodem. De eerste groei ligt in de winter, als de wijnstok onveranderlijk in de grond verborgen is. Dat is de tijd dat Bacchus zich in het moederlichaam bevindt. De wijnstok draagt dan nog geen vruchten, maar deze zijn reeds onzichtbaar geconcipieerd. Daarna komt de tijd van de zomerwarmte, die natuurlijk alles te maken heeft met Jupiter; dan worden de druiven langzaamaan rijp. Er volgt nog een toelichting op de warme bovenlucht (Jupiter) en de koude benedenlucht (Hera). De koude onderlucht is een vijand van de druif, dus van Bacchus, en de dichter legt dit nader uit: uit de lage lucht komen nevels, koude en vorst, die een gevaar voor de zeer jonge druif kunnen zijn. Maar hetzelfde verhaal kan ook nog weer iets anders betekenenGa naar eind74. en het is mogelijk een christelijke interpretatie te geven, met een diepe ondertoon. Eén punt uit het voorafgaande blijft de dichter voor ogen staan: de dronkenschap van Semele, maar dit gegeven wordt nu christelijk uitgewerkt: de dronkenschap van Semele beduidt de ziel die dronken is, vol van goddelijke liefde. Semele is nu de ziel, Jupiter blijft wel, overigens niet bij name ge- | |
[pagina 50]
| |
noemd, God en de liefde voor God wordt als de hoogste vorm van dronkenschap voorgesteld. De ziel is vol van een dronkenmakende liefde voor God. Er is nog meer: de door de dichter aangeduide liefde is niet een eenvoudig te verwerven bezit voor de ziel: deze immers leeft voortdurend in angst en beven en verkeert in grote zorg, dat ze de liefde zal verliezen. Dat is de angst afvallig te worden of onverschillig voor die liefdesband. Semele, de ziel, moet altijd op haar hoede zijn en ze moet de misleiding zien te ontgaan, die boze geesten haar toebedelen en die haar onder de dekmantel van goede werken op het verkeerde spoor brengen. Dit thema van de mogelijke afvalligheid werkt de dichter nog wat nader uit; menige boze geest verlokt onder een schone schijn de goeden. Menig vals profeet zal in de wereld komen en zich voor God uitgeven en iedereen zal zeggen dat het Christus is, zoals de Heilige Schrift leert. Dan volgt een oproep tot trouw aan de ware Christus die nederig en arm op de aarde was en veel te lijden heeft gehad, en voor de mensen stierf. Daarna is Hij ten hemel gevaren, of zoals de tekst zegt: het paradijs binnengegaan, en Hij regeert ter rechter hand Gods. Zo gingen ook de heiligen naar het paradijs, vol van de liefde en dronken van de genade Gods en met een blij gemoed lieten zij zich doden. Zo moet ook de ziel handelen. We zullen deze preek niet in haar geheel volgen, maar nu de allegorische interpretatie van het Semele-Juno-gegeven zonneklaar is, willen we het hier bij laten. Juno als valse profetes is hier een bijzonder goed gevonden explicatie, die ons bij blijft. | |
De Pentheusmythe en de tyrreense zeeroversGa naar eind75.De mythe wordt verteld vanuit de antithese tussen de ongelovige Pentheus en de gelovige ziener Tiresias. Ook hier verwijt Pentheus Tiresias zijn blindheid, terwijl de ziener zijnerzijds de koning toewenst blind te zijn. Hij waarschuwt Pentheus voor wat hem binnenkort overkomen zal. | |
[pagina 51]
| |
Er volgt een brede schildering van de gebeurtenissen als Bacchus in Thebe zijn feestelijke inkomst houdt: overal klinken trompetten, tambourijnen, horens, bucina's, de hele omgeving weergalmt van de muziek en niemand onttrekt zich aan de festiviteiten. In alle kerken branden de kaarsen, de wierook rookt op de altaren en er wordt ter ere van de nieuwe god geofferd. De mensen zijn in huiden gehuld en zij dragen fakkels en hun hoofd is omwonden met kransen van wijnbladloof. Maar het drinken hebben ze nog niet goed geleerd: de wijn stijgt hun nog naar het hoofd. De ene struikelt, de andere wankelt en het grootste gedeelte valt en in de velden gaan ze zich aan waanzinnig geschreeuw en geroep te buiten. Maar dan treedt Pentheus op, de machtigste van de stad; hij veracht in zijn verblinding Bacchus en diens feesten. Er volgt een lange toespraak van de koning, waarin hij de dwaasheid van het volk bloot legt en hun dronkenschap afkeurt. De jeugd die de wapenen behoort te dragen en de lichamelijke opvoeding dient te beoefenen raadt hij aan de wijnkransen af te leggen, hun trotse afstamming indachtig; zij moeten Bacchus afzweren, dat kind, dat geen wapens kan dragen, dat nooit heeft leren arbeiden, dat nooit iets anders deed dan zich opkammen en zich met kwikjes en strikjes versieren, dat zijn hoofd zalft en zich hult in gouden en purperen gewaden. Door zo iemand, roept Pentheus uit, laat gij U nu in de war brengen en te schande maken? Het ware beter geweest dat Thebe in een gevecht veroverd was, of te vuur en te zwaard ten ondergegaan was. Dat zou tenminste een eervolle dood geweest zijn. Maar, aldus Pentheus verder, wij zijn door een dronken en dwaze jongen overwonnen, zonder dat wij een lans of een schild voerden. We laten hier ter vergelijking een fragment uit Pentheus' redevoering volgen zoals Ovidius die schreefGa naar eind76., het gedeelte nl. waarin Pentheus zich richt tot de jeugd van zijn stadGa naar eind77.: Vosne, acrior aetas,
O iuvenes, propiorque meae, quos arma tenere,
| |
[pagina 52]
| |
Non thyrsos, galeaque tegi, non fronde decebat?
Este, precor, memores, qua sitis stirpe creati,
Illiusque animos, qui multos perdidit unus,
Sumite serpentis! pro fontibus ille lacuque
Interiit, at vos pro fama vincite vestra!
Ille dedit leto fortes: vos pellite molles
Et patrium retinete decus! Si fata vetabant
Stare diu Thebas, utinam tormenta virique
Moenia diruerent, ferrumque ignisque sonarent!
Essemus miseri sine crimine, sorsque querenda,
Non celanda foret, lacrimaeque pudore carerent.
At nunc a puero Thebae capientur inermi,
Quem neque bella iuvant nec tela nec usus equorum,
Sed madidi murra crines mollesque coronae
Purpuraque et pictis intextum vestibus aurum!
Pentheus geeft een bevel tot arrestatie uit en deze oekaze doet spoedig een wonderlijke gevangene ten tonele verschijnen. Koning Pentheus wordt door Cadmus en Athamas gewaarschuwd geen strijd met een god te ondernemen. Als de gevangene verschijnt, wordt hij niet als god herkend, maar als iemand uit zijn gevolg, Acestes genaamd, die zich in kennelijke staat van dronkenschap bevindt. Meesterlijk, en in volledige navolging van Ovidius, speelt de gevangen god zijn spel, door het te laten voorkomen dat hij geen god is, maar een eenvoudig schipper, die het verhaal van zijn leven vertelt aan koning Pentheus en tevens de mythe van de tyrreense zeerovers. Als Pentheus van dit breedvoerig verhaal zijn bekomst gekregen heeft, laat hij zijn gevangene naar de kerker voeren, maar de ijzeren ketenen vallen vanzelf af en de kerkerdeuren openen zich. Steeds meer maar nooit geheel expliciet blijkt de bevrijde gevangene nu de god zelf geweest te zijn. Als Pentheus temidden der Bacchusvereerders is gekomen, ziet hij zijn razende moeder, die hem op de bekende wijze doodt. Hij wordt in stukken gescheurd en sindsdien heerst de Bacchusdienst in Thebe. | |
[pagina 53]
| |
Het begin van de nu volgende veelzijdige uitleg is zeer eenvoudig: de niet-drinker wordt door Bacchus geminacht. Zijn voorkeur gaat uit naar de bovenmatige drinker, naar de gulzigaards, die hun tijd in luxe doorbrengen, die op zoek zijn naar de geneugten des vlezes, naar zachte bedden, schone draperieën, dure kleren, naar vlees, gevogelte en vissen, naar de wijnen van Gascogne en van elders, naar vruchten en specerijen, naar mensen die geen andere god hebben dan hun dikke buiken en die als hoogste geneugte de zonden des vlezes hebben verkozen. En dan volgt er een grimmige satire op al degenen die in de tijd van de dichter zo leefden, en dat zijn de meesten. Vroeger placht men Bacchus driemaal 's jaars te vieren, maar het kwaad is ontzaglijk uitgegroeid. En het zijn juist de hoge geestelijken die het meest op goed eten en drinken gesteld zijn. Voor dezulken is Bacchus de god bij uitstek geworden. Dit is de grote lijn van deze eenvoudige, maar welsprekende wijnallegorische ontboezeming.
En nu tenslotte de zeer uitvoerige verklaring van de PentheusmytheGa naar eind78.. Het is na het bovenstaande niet verwonderlijk dat de Bacchusbestrijder Pentheus een zeer positieve plaats toegewezen krijgt. Pentheus, aldus de dichter, kan betekenen: een man vol religie, een man met een heilige levenswandel, van goede zeden en van een ingetogen levenswijze, die geen lust heeft enig kwaad te doen, die op de wereldse geneugten neerziet, die de smulpapen en de in weelde levenden vermaant. Nogmaals wordt een aanval gedaan op hen die in oppervlakkige lichtzinnigheid hun leven slijten, maar nu duidelijk in antithetisch verband: de aan weelde en luxe verslaafden bekommeren zich weinig om het leed dat Gods zoon aan het kruis voor hen onderging. Hij stierf om hen los te kopen en vrij te maken, terwijl zij alleen maar eten en drinken, niets goeds doen, alle penitentie, alle vasten en abstinentie hatend. Zij zullen moeten kiezen tussen wereld en paradijs. Na deze algemene kritiek wendt de dichter zich meer in het bij- | |
[pagina 54]
| |
zonder tot de Pentheusmythe: Pentheus wilde de mensen van de bovenstaande levenspraktijk afhelpen, maar zijn tegenstanders hielden hem voor de gek en wezen zijn wijze lessen van de hand, ja sterker: zijn naasten scheurden hem in stukken, lid voor lid en vermoordden hem op infame wijze. De weg voor een parallel Pentheus-Christus is nu geëffend. Het valt ons dan wel sterk op dat bij dit soort mythenverklaring het zeer goed mogelijk is dat eerst Bacchus God is en dat even later diens grote tegenstander Pentheus Christus lijkt te zijn, maar zulke verspringingen zijn in de allegorische verklaring schering en inslag, zoals we ook bij Berchorius zullen zien. We zullen de dichter verder niet op de voet volgen, hoewel dat wel de moeite waard zou zijn. We lezen eerst een lofzang op de naar de aarde neerdalende Christus, die ter dood gebracht wordt omdat hij de mensen op hun zonden wees. Maar Christus was niet door de dood te overwinnen. En na deze geloofsbelijdenis worden Pentheus en Christus min of meer gelijkgesteld. Anders gezegd: wie het verhaal van Pentheus leest, leest over Christus.
Hoewel de dichter spoedig op Pentheus terugkomt, is er eerst een gedeelte gewijd aan de mythe van de tyrreense zeeroversGa naar eind79.. Over de uitleg het volgende: schippers nemen Bacchus aan boord, wat zeggen wil dat ze grote hoeveelheden wijn inladen. Zij blijken weinig ontwikkelde lieden geweest te zijn; ze wisten immers niets omtrent wijn en evenmin dat Bacchus een god was. Wie deze nuchter prozaïsche verklaring leest mag de hierboven besproken hooggestemde Pentheus-Christus-allegorie wel even uit zijn herinnering bannen of althans willig meegaan met de dichter in zijn eenvoudige explicatie. Bijzonder belangrijk is ook op te merken dat Bacchus in deze laatste uitleg én een god én de wijn is. Weer een voorbeeld dus van eenvoudige wijnallegorie. Er volgt een zedeles: het is de mening van de dichter dat wie te veel wijn drinkt door de drank meegesleept wordt. Het mythische verhaal volgend wijst de dichter op het feit dat de schippers dronken werden en tijgers meenden te zien en dat ze | |
[pagina 55]
| |
tenslotte door Bacchus in vissen veranderd werden en dat ze zich toen vol aten met krengen die in de zee dreven. Alleen Acestes handelt verstandiger, zegt de dichter. Hij ontkomt aan de metamorfose en landt te Chios met zijn wijn, die hij daar voor veel geld verkocht, om vervolgens op dit eiland een taveerne te openen. Het lijkt uitgesloten dat Bacchus zelf taveernebaas werd, maar zeker is het dat dezelfde Acestes door Pentheus gearresteerd is en wonderbaarlijk bevrijd wordt.
Nogmaals nu gaat de dichter uitleggenGa naar eind80. en hij zegt: ik zal u laten weten welke andere betekenissen er in al die Bacchusmythen aanwezig zijn en ik zal u mijn mening geven. In deze explicaties spelen zowel Acestes als Tiresias een rol. Tiresias, de blinde ziener, profeteerde aangaande de wijngod, die op aarde moest komen; wie hem niet als god zou erkennen zou groot onheil geschieden. En dan: onder deze Tiresias kan men de profeten verstaan die de komst van Christus voorspelden. We willen er nóg een keer op wijzen: Bacchus prefigureert de komende Christus. Christus zal dus mens worden, lezen we verder, om de hele wereld te bevrijden en los te kopen en te redden, om nieuwe godsdienstige gebruiken in te stellen, nieuwe wetten te geven, nieuwe offerplechtigheden te inaugureren. En wie niet in Hem gelooft zal zich een duurzame dood verwerven. Nu komt de naam LiberGa naar eind81. ter sprake: de edele bevrijder, het ware heil en de redding voor gevangenen, die zijn vrienden dronken maakt met wijn van vreugde en blijdschap. Liber onttrekt zijn vrienden aan alle droefheid en angst en zijn vijanden dompelt hij in de muil van de zee, dat is de hel, terwijl hij van de arme visser een vorst maakt en opperstuurman van zijn schip, de heilige kerk. Hier is dus weer sprake van Acestes, aan wie, zegt de dichter, de taveerne van het paradijs toevertrouwd was, d.w.z. de hemelse taveerne. In het paradijs komen de heiligen van eerder en later om te drin- | |
[pagina 56]
| |
ken van de hemelse drank; deze heiligen stelden er hun eer in om God te dienen, in Hem te geloven, Hem te aanbidden en Hem te offeren. Ze lieten alle geneugten en tijdelijke rijkdommen voor wat ze waren en ondergingen veel leed terwille van hun God, wiens dienaar ze waren. Ze kleedden zich in dassenvellen, geitenhuiden of kamelenvellen, of in oud leer of in haren hemden in plaats van in draperieën, ze wilden kransen dragen van heil en lijdzaamheid, ze hadden groene pelgrimsstaven van boetedoening. Onder de handen van de dichter wijzigt zich de Bacchantenstoet in een pelgrimsstoet, op weg naar het paradijs, met Christus-Bacchus als leider. We hoeven aan deze heldere en indrukwekkende interpretatie weinig toe te voegen. Acestes-Liber is zonder meer een voorafschaduwing van Christus. Liber-Christus bevrijdt de zijnen van gevangenschap. De wijnhandelaar Acestes is schenker van hemelse wijn, geschonken voor de geredde vromen. De Bacchusdienaar is de vrome die zich afkeert van deze wereld en haar zonden. Er is ook nog de parallel van de bevrijde Acestes en de onder gelijke omstandigheden bevrijde Petrus, de eerste paus, en voordien zoal geen schipper dan toch visser. |
|