31
Nog eens moet hij steil bergop. Hij die niet liegen kan moet zijn vrouw iets verbergen. Hij, de zachtheid zelf, moet zijn eigen onschuldige Vera dooden. Hij bukt daar diep onder. Benauwd zweet breekt hem dikwijls uit. Hij heeft in zijn angst naar iemand uitgezien om zijn gemoed te ontlasten. Wilskracht is al goed en wel, hij heeft zich in het politiecommissariaat aan zijn bureel letterlijk met zijn twee handen moeten vastklampen om niet in het cabinet daar tegenover te gaan: François, ik kan het niet meer dragen, ik moet u iets zeggen. Gelijk ne zatlap naar muur en tafel, nen drenkeling naar zijnen redder grabbelt, zoo heeft Tor vertwijfeld geklauwd aan dien bureau. Gelijk de heiligen door de duivels werd hij met geweld weggetrokken van het eenige dat hij nog kon doen om goed te maken een ondankbaar en slecht leven. Hij is het te boven gekomen. François mocht zelf komen en vragen: Tor hoe gaat het? dat doet Tor niets meer. Maar hij begint nu opeens te peizen op het directeurken, acht en zeventig jaar, een heilig manneken en zoo niet goed meer hooren. Hij zal de helft niet verstaan, ik zal van mijnen kant wat moemelen, hij zal zeggen 't is goed doe het maar. Dagen en