het er mee doen zou. En het gaat er beter mee dan met de digitaline. Hij pakt haar innig in den linkerarm, drukt zijn lippen teeder op haren mond, schiet in de slaap. Hij gaat beneden, drinkt zijn roomer met digitaline leeg, staat voor den spiegel en zegt tegen dien man dat de digitaline nu tot niets meer dient. Vermits hij geschoten heeft mag hij nog eens schieten. Hij gaat boven, geeft zijn geliefde Vera een kus op de lippen, legt zich naast haar en schiet.
Zijn negenentachtigjarige moeder leeft nog. Langzaam en voorzichtig brengt haar dochter haar aan 't verstand wat onze Tor heeft gedaan. Nel kijkt streng en hard. Als zij het weet leunt zij achterover met voldoening. Ze haalt eindelijk gelijk. Ik heb het altijd gezegd: hoe grooter geest hoe grooter beest.
Naar de nalatenschap steken zijn broers, zusters en hun kinderen de koppen op, dieren die wild ruiken en hun tanden laten zien. In ‘Hamlet’ zes lijken en een Fortimbras, hier twee, maar Fortimbrassen met de macht. Bij den notaris kunnen ze hun plezier al niet meer verstoppen en Tor heeft de waarheid gedroomd, eer het avond is dansen ze. Nondebegot zoo moest ne mensch wat meer broers hebben.
‘De Volksvriend’ schrijft nogal over onzen geliefden, diepbetreurden volksdichter. Zijn werken zijn verkrijgbaar op het bureel van ons blad, verstade, bij al onze voortverkoopers, ofwel storten op postcheck zooveel.
En voorts, allee, hoe gaat het op den buiten, de menschen babbelen. Wat toeren allemaal, 't is onbegrijpelijk. De mensch, ge kunt gij daar niet aan uit.