Tor zijn weg versteilt. Op ne goeien dag kan hij naar zijn goesting niet genoeg meer doen. Hij kan niet meer geld geven dan Vera loslaat want zij heeft de kas. Met den auto een kind met appendicite of nen boer met ne knoop in de darmen naar een kliniek in de stad voeren, hoe dikwijls gebeurt het? Troosten, meeleven, wat doet dat af, wat is het tegen al wat anderen hebben gedaan voor hem. O moeder Mieke! Hij ziet soms haar oogen op hem gericht. Die blik zegt: zit er dan toch nog iets goeds in u?
In die dagen komt een pater preeken voor de missies. 's Zaterdags een eerste mis van ne missionaris. 's Zondags een sermoon met geldomhaling, 's avonds een missiespel. Niemand heeft grooter liefde dan hij die zijn leven geeft voor zijn naaste, evangelie van den heiligen Die of Die, zooveelste hoofdstuk, zooveelste vers. Beminde Christenen. Het prachtig sermoon over de zelfverloochening van maagden en jongelingen die geld en goed, ouders en familie, de genoegens van de beschaving, met een woord alles, beminde christenen, verlaten ter wille van hun evennaaste, doet heel de kerk snutten. Nevens Tor snikt Vera zacht in haar vet, Tor weet niet wat hem overkomt, geluk, tranen, een kramp in zijn kaaksbeen. Hij is boven op den top van zijnen bergop. Hij zal alles verlaten gelijk de missionarissen. De oogen van Mieke zeggen: is het dan toch waar, zit er toch nog iets goeds in u. Van nu af bezien ze hem met welgevallen, niet gelijk vroeger, maar allee.
Zijn gemoed wordt kalm, zijn geest klaar, zijn geweten proper, een stille, gewijde vreugde vult zijn hart tot den rand. Op zijn gemaksken overlegt hij hoe zijn bezit vermaken. Vera heeft niets dan verre neven en nichten, hij