alweer. Daarop komt Rosalie weer binnen, zet zich aan tafel, praat mee alsof zij sinds twintig jaar vrouw des huizes is en Susken zegt blij en zoet en lief dat ze trouwen de volgende maand als 't God belieft. Ongetrouwd is het geen werk, de menschen babbelen direct.
Het is de zin van Vera niet, die van Susken ook niet, maar als hij toch moet trouwen, dan veel liever met Rosalie die twintig jaar jonger is dan Mieke. Maar ik zorg voor u, Vereken. Hij vermaakt haar de helft van zijn huizen, tot nu toe had ze de huur van zeven. Na zijn dood krijgt Rosalie van de helft van zijn helft het vruchtgebruik.
Muys Victor is een man in bonis, hij zit er warm in, ook warm in zijn geluk. En nu, de schilderkunst, de dichtkunst, met dat trouwen en zoo heeft hij niet veel kunnen doen. Groot is zijn verwondering als Vera daar geen belang meer aan hecht. Blijf liever wat bij mij zitten, pak mij eens. Doet dat het nieuwe leven? Vader heeft haar vroeger kort gehouden, van Rosalie mocht ze zich niet bemoeien met het huishouden. Nu ontvangt ze maandelijks veel geld, ze wil dat gunstig plaatsen en huishouden zoo zuinig mogelijk. Soms zucht ze, Heere God, dat ze een echte popote wordt, ik heb van heel de week mijn piano niet aangeraakt. Dus, ze voelt het zelf, goed teeken, de kunstzin komt nog terug.
Om dat te verhaasten legt hij het weer aan met Theo. Die kon hem zoo bezielen, die zal ook Vera op dreef krijgen. Hij maakt vier gedichten: Geloof, Hoop, Liefde, Berouw, opgedragen aan de kunstzangeres Vera Eetvelt, mijn vrouw. Maar zij wil er niet mee optreden, zoogezegd omdat Theo zich zoo klein getoond heeft toen hij hun verloving vernam. Ik zing niet meer. En Theo: Zoo is nu een vrouw, zie, Tor,