Eetvelt sterft eer de villa goed droog is. Susken de metser is blij. Ik begin opnieuw. Ik leef nu voor mijn plezier, lang genoeg geploeterd en geluisterd naar mijn vrouw. Hij maakt koelbloedig zijn plan, nooit of jamais hertrouwen, goed eten, goed drinken, nu en dan naar een chic bordeel gaan gelijk Mesieu Charel, een groot aannemer. Het kost duur, maar alles bijeen gerekend is dat ver uit het goedkoopst, Suske. En ik zal u nog iets zeggen. Als ge twintig jaar zijt denkt ge dat het die vrouw moet zijn en geen ander. Complimenten, een vrouw is een vrouw.
Die van Susken Eetvelt heeft gehuishoud met een werkvrouw omdat in de keuken toch zooveel verkwist wordt als daar een vreemde regeert. Suske neemt een volle meid. Hij betaalt goed, dus hij kan kiezen. Hij kiest met verstand: niet te jong, opdat ze zou blijven, niet te leelijk omdat het een gezicht is dat hij heel den dag moet zien en de leelijke zijn niet goedkooper. Zoo goed kiest hij zijn gerief dat hij aan 't fikfakken is, voor hij het zelf weet. Voor zijn princiepen is het zoo erg niet, maar voor zijn dochter. Op haar sterfbed heeft zijn vrouw hem doen zweren streng te waken op haar deugd en hij moest maar raad en hulp vragen aan de paters van 't kloosterken achter den hoek. Ze weten al van de kwestie. Maar Susken voelt zich de man niet om met paters over zijn dochters deugd te confereeren. Ziet ge hem terechtkomen bij den biechtvader van Rosalie?
Hij ziet dien Theo Roeckx effenaf met plezier komen. Het is een jongen uit zijn geboortedorp, de Roeckxen zijn goei bakkers, huis gesticht in 1858, specialiteit van krakelingen, de lekkernij van de streek, Leopold II at ze geren. Die jongen spreekt over een cantate, repeteeren, logeeren