| |
| |
| |
IV
Het was noch ordewoord, noch stilzwijgende afspraak bij de mères, onder de leerlingen postulanten te werven, zooals dit in kleinere gestichten van geringere orden geschiedt. Zij glimlachten zelfs om zulke nonnetjesmanieren en verklaarden openlijk fier dat zij niemand loos binnenloodsten, wel velen niet binnenlieten. Doch ordefierheid bracht vanzelf ijver voor de orde mee en zij, die geen zielen konden winnen in missies of gasthuizen, trachtten ieder afzonderlijk medezusters te werven onder de beste leerlingen, steeds wel vooropzettend dat dit geen gewone nonnetjespropaganda was. Verscheidene mères trachtten met Sibylle onopvallend in vertrouwelijk gesprek te komen omtrent hare toekomstplannen.
Zij ging er nooit op in. Het had haar te veel den schijn van die vriendschapsrelaties, die ook daar vrij algemeen waren en die zij diep verfoeide, want gevoelerigheden en geheimzinnigheid waren in strijd met hare behoefte aan innerlijke klaarheid en orde. Daarbij meende zij zeer goed het dilemma te overzien: wat het kloosterleven aan offers zou vergen en wat de vrijheid haar bood. Wie haar een van beide anders voorstelde, moest volgens haar de werkelijkheid verdraaien en dat wilde zij niet.
Tegen het einde van het laatste jaar, stond zij
| |
| |
op het punt te besluiten tot het volledig offer van hare persoonlijkheid. Dit scheen haar het hoogste te zijn. Wijsbegeerte en zoo mogelijk de godgeleerdheid, voeren den geest wel naar de hoogste bereikbare toppen der kennis, doch versterving, vrijwillig verzaken aan al wat de aarde te bieden heeft, leiden tot het ware geluk op aarde, de hoogste zaligheid hiernamaals. Zich tot haren biechtvader wenden zooals de andere leerlingen, werd haar belet door een onoverwinnelijken afkeer, omdat deze vieselijk dik was en altijd bloedrood zag alsof hij gedronken had. Nochtans at de arme, nog niet eens vijftigjarige priester haast niets en dronk slechts en dan nog zoo weinig mogelijk, water. Hij schertste dat hij haast uitsluitend leefde van sigaren, en dat rook men. Sibylle was het letterlijk onmogelijk met zoo iemand over geestelijke dingen te spreken. Zij heeft zich dan gewend tot de door alle leerlingen bewonderde, maar door vele gehate mère Adrienne, zeker de sterkste kracht van het onderwijzend korps en volgens Sibylle de ideale kloosterzuster.
Deze mère Adrienne was een dochter van een kempischen notaris de Fernelmont, familie die trotsch gaat op hare fransch-adellijke afkomst. Zij was zeer groot en ietwat te karakteristiek van trekken om ook zeer schoon te zijn. De leerlingen hadden opgemerkt dat zij, tusschen de mères gezeten, niet grooter was
| |
| |
dan de middelmatige. Die hooge beenen maakten haar gang opvallend sierlijk en voornaam. Hare voorliefde ging naar talen, letterkunde, maar zij was zoo veelzijdig, dat men haar van in den beginne wetenschap te onderwijzen had gegeven, wat zij deed met verbazende bekwaamheid sedert vijftien jaar. Niemand gaf zooveel uren als zij, maar om het even welke mère, met om het even welke les, ziek viel of belet was, altijd nam zij de karwei over. Althans sedert een jaar of tien, namelijk sedert zij hare innerlijke moeilijkheden te boven gekomen was, op een enkelen dag, bij het vernemen dat haar broer in het fransche vreemdelingenlegioen aan zijn einde gekomen was, bij een twist om een vrouw.
Om zijnentwil had zij hare aarzeling vóór de groote geloften doorgehakt, maar zich toch altijd afgevraagd of zij niet beter zou gedaan hebben met naar huis terug te keeren en de troost van hare eenzame, door den zoon verarmde ouders te zijn.
De dood werd door de ouders met opluchting vernomen. De stervende had den aalmoezenier laten roepen en dezen verzocht, ‘moest ik hiervan kapot gaan’ zijne twee arme oudjes te willen melden dat hij een priester bij zijn sterfbed geroepen had en dat zijne laatste gedachte voor hen geweest was. De aalmoezenier had niets bereikt, biecht noch oliesel, maar
| |
| |
trouw zijne boodschap vervuld in een brief vol ruime deernis. De notaris had zijne dochter den brief doorgestuurd en er met jichtige hand, elk lettertje apart, bij geschreven dat hij en mama God dankten, die André tot zich geroepen had, hem stuitend in zijne ‘carrière du mal’. Rustig, God dankbaar brachten zij beiden nu hunne laatste dagen door, in gebed voor zijne arme ziel.
Voor mère Adrienne werd deze brief een tweede keerpunt. Het verdriet harer ouders was opgeheven en meer beteekenis kreeg haar leven van opoffering, nu het voor de in extremis geredde ziel eindelooze jaren vagevuur kon afkorten. Hare persoonlijke voorkeur en liefhebberij was vergeten en zij vond een harde voldoening in haar werk, zooals men eindigt met smaak te vinden in een smaakloos dieet. Niemand kende hare familiegeschiedenis, tenzij de mère die ambtshalve de brieven der zusters moet openen. En haar biechtvader. Bezoek kreeg zij van de twee oude menschen niet meer, maar allen wisten dat zij van zeer voorname familie was. Zij was de eenige mère die nooit eenig verschil gemaakt had tusschen de leerlingen en nooit met iemand een apartje gehad.
Sibylle aanhoorde zij met de handen in de mouwen. Zonder inleidende gemeenplaatsen als ‘zoo zoo’, ‘dat doet mij genoegen’, of ‘dat had ik wel gedacht’, begon zij over het
| |
| |
kloosterleven te spreken als over de schoone, maar bijna wreede heldhaftigheid, die het voor haar was. Zij waarschuwde tegen alle zoete verwachtingen. Het gezegde dat men voor het verlaten der dierbaren honderdvoudig vergoed wordt door het gezelschap der medezusters, noemde zij nadrukkelijk ‘volstrekt onwaar’, omdat dit gezelschap zeer zwaar valt aan alwie persoonlijkheid bezit. Dat de maagdelijke staat op zichzelf verhevener is dan de gehuwde, volgens Sint Paulus, moest niet doen vergeten, dat hij voor menigeen verderfelijk is en, weet het wel, voor iedere vrouw onnatuurlijk, want de natuurlijke bestemming van de vrouw is moederschap. Veel genade en bestendige wilskracht zijn ternauwernood toereikend, om de kloosterlinge geen Ersatz te doen zoeken in flauwe devoties en onnatuurlijke vriendschapjes. Verder moest Sibylle niet onderschatten wat het beteekent, voor heel het leven afstand te doen van eigen wil, voorkeur en voorliefde. Hoe vurig zij ook wenschte Sibylle te zien intreden, zij kon in geweten niet anders spreken, op gevaar af den schijn te wekken alsof zij wilde ontmoedigen.
Daarop reikte zij hare lange dunne hand, beloofde veel te bidden opdat de Heilige Geest Sibylle zou verlichten en ging. Op die hooge beenen. Maar zij keerde zich om, naderde en lachte vriendelijk dat zij zich opeens verweet,
| |
| |
lief kind, wat te kort van stof te zijn geweest. Natuurlijk stond zij altijd met het allergrootste genoegen te harer beschikking en bleef dankbaar voor het vertrouwen in haar gesteld. Dag Sibylle.
Dit zakelijk gesprek vond Sibylle buitengewoon nuttig. Zij begreep nu beter wat het kloosterleven eischt en volgens het beginsel dat roeping heeft wie naast de neiging ook de geschiktheid bezit, besliste zij binnen zeer korten tijd tot niet intreden, omdat zij zich minder aangelegd achtte voor de louter zedelijke grootheid der zelfverloochening, dan voor de bergtoppen van het intellectueel leven.
Onmogelijk de fierheid te beschrijven van meester de Lansere, die in haar voornemen de bekroning zag van zijn wijze opvoeding. Norbert had in een interuniversitairen prijskamp een studiebeurs gewonnen, waarmee hij nog twee jaren aan duitsche universiteiten gestudeerd had in zijne specialiteit, hartziekten. Dr. Alex de Lansere was reeds thuis, gereed om het directeurschap over te nemen, maar de meester kon niet goed besluiten tot aftreden en Alex sprak er niet over, deels omdat hij veronderstelde dat papa wachtte tot hij zou getrouwd en daardoor ook mama als econome vervangen zijn, anderdeels uit ingeboren tucht en omdat hij wel wist dat papa, niet kleingeestig, zich zou weten terug te trekken, op tijd en
| |
| |
stond. Ten slotte ook omdat het vrije leven hem beviel. Hij maakte zich verdienstelijk als interim en voor lessen in grammaire en syntaxe aan de buitenlanders. Papa behield zich conversatie en uitspraak voor. Daarbij had Alex zich tot secretaris laten benoemen van eene gewestelijke vereeniging voor folklore, toponomie en locale geschiedenis. De vereeniging bezat een eigen maandschrift met ruim 200 abonné's, waarvan hij meteen redactiesecretaris werd en het eerste artikel dat hij daarin schreef, was een verslag over zijn opzoekingen naar den naam de Lansere, dus oorspronkelijk niet de Lansiere maar de Lantshere. Van in den beginne gaf hij allure aan het vereenigingsleven en hij wist tijdens het groot verlof een congres te beleggen, dat in het pensionaat zelf gehouden werd en in de eetzaal met een gezelligen maaltijd besloten. Zoo was het groeiend voortbestaan van het pensionaat onder leiding van een doctor philologiae verzekerd en het huis de Lansere had aan den regulieren clerus een vooraanstaand schriftgeleerde, aan de wetenschap een vooraanstaand medicus geleverd.
Maar wat was dit alles voor den meester, in vergelijking met Sibylle's voornemen. Diep ontroerd nam hij haar het jaarlijksch laurierkroontje dat zij hem als trophee aanbood, uit de hand, zette het op hare diepblauw glimmende zwarte haren, kuste haar op het voorhoofd
| |
| |
en zeide: ‘Doctoreeren in de wijsbegeerte, doc-to-ree-ren-in-de-wijs-be-geer-te! Vogeltje vliegt gij niet te hoog?’ Maar hij gaf zelf het antwoord met een van de latijnsche spreuken, die hij regelmatig noteerde bij zijn lectuur en soms opzocht in den dictionnaire Larousse, waar zij op afzonderlijke bladzijden staan: Aquila non capit muscas, de arend vangt geen vliegen. Hij sprak uit: Akkila.
De Capucien schreef van uit Jeruzalem dat Sibylle natuurlijk telkens avec embrassement du jury zou passeeren. Die ‘wijsgeerige pieten zullen niet weten wat hun overkomt als zij onzen engel in hun les zien verschijnen. Jaja, embrassement du jury en kom daarna hier bij mij Bijbelstudies doen, dan wordt het embrassement fougueux!’ Dat gaat, vond Alex, al naar de mop toe.
De fierheid van mevrouw de Lansere daarentegen had een kleine keerzijde. Zij herinnerde zich te bitter haar jonge jaren, in koele hooghartigheid voorbij gegaan, en vreesde dat Sibylle door iets anders, lust in studie, tot hetzelfde verzuim zou worden misleid. Daarom overwoog zij hoe de dochter stilaan een verkapte entrée dans le monde te laten doen, woorden die zij niet uitsprak, daar zij een wanklank zouden geweest zijn in dit huis. Het wetenschappelijk congres in het pensionaat bracht haar op een idee, zoo voor de hand lig- | |
| |
gend en vanzelfsprekend, dat zij zich afvroeg hoe zij er niet eerder aan gedacht had: liefdadigheidsfeesten.
De jaarlijksche overstroomingen in Vlaanderen boden een geschikt doel, zonder dan nog te spreken van de missies, het werk der jonge teringlijders enz. De recreatiezaal, waarin een muurvast tooneel gebouwd was, leende zich uitstekend tot deze avonden. Zij moest slechts versierd worden met de gewone palmen en bloemen, gebruikt bij de prijsuitdeeling en andere plechtigheden. Het program samenstellen was ook al een kleinigheid, daar zij slechts de collectie feest- en prijsuitdeelingsprograms, door den meester in een album bewaard, hadden door te bladeren en daaruit eene selectie te doen. Alex en Sibylle speelden piano en viool, zooals trouwens de twee andere broers en hadde men den Capucien, den besten violist van de vier, kunnen doen overkomen, de dokter zou hier op het eerste teeken gestaan hebben voor een vioolkwartet. Nu moest men zich beperken tot een paar duo's, en samenspel van Alex en Sibylle aan den vleugel. De koster zou komen met zijn kinderkoortje dat te Kerstmis de kerstliederen zong en voor de andere zangstukken zorgden Dorine en Michel Porta.
Deze twee namen werden het eerst door mevrouw de Lansere uitgesproken en door stilte gevolgd. De Porta's waren wel een van de
| |
| |
netste families en Michel onbetwistbaar de mooiste jongen van het dorp, maar mevrouw had de geschiedenis van het dorp slechts sinds haar huwelijk meegemaakt en daardoor geen levendige herinnering aan wat zij nochtans had hooren vertellen, den politieken strijd rond burgemeester Porta. Deze was tweemaal op de katholieke lijst tot burgemeester gekozen en had de gemeente belangrijk opgewerkt. Sinds menschengeheugen had geen burgervader zijn ambt zoo tactvol, wijs en energiek vervuld, zooveel nuttige en groote werken doen uitvoeren en toch het budget in evenwicht gehouden. Wat hij eigenlijk uitgevoerd had om bij zijne partij in ongenade te vallen, weet niemand precies meer te vertellen. Meester de Lansere, die van niemand kwaad spreekt, zegt dat hem in dien tijd tweegezichterij verweten werd, omdat hij met beide partijen, katholieken en liberalen, wilde goed staan. Hij voegt er vergoelijkend bij, dat Porta altijd in het openbaar verklaarde: ‘Als burgemeester ben ik er voor iedereen en mag geen onderscheid maken.’
In elk geval, de derde maal werd Porta van zijn lijst geschrapt. Hij liet zich aan het hoofd der liberale lijst zetten, partij die toen sterk werd en wier aanhangers niet veel minder trouw naar de kerk gingen dan de anderen. Een geweldige oploop ontstond tegen hem. Elken avond ketelmuziek voor zijn deur en getier:
| |
| |
‘Verrader! Kazakdraaier! Valschaard!’ Men lachte met den fijnaard die toch misrekend had en zijn verdiende loon ging krijgen. Zijn portret met uitgestoken oogen en een half geel en half blauw geverfde pop met twee gezichten werden in stoet rondgedragen en op de markt verbrand. Den avond vóór de verkiezing gooide de troep al zijn ruiten uit, drie groote vitrienen van zijn wijn-, likeur- en tabakhandel en de zeven vensters daarboven. Dapper verscheen hij zelf op het balkonnetje boven de deur en riep hun iets toe dat overschreeuwd werd, maar zijn gezin trok hem weer binnen eer hem een van de steenen en natte proppen blauwsel had geraakt.
Het gansche dorp stond verstomd, toen hij 's anderendaags verkozen werd door een verpletterende meerderheid, waarvan zeer velen katholieken moeten geweest zijn. Dan ging een schaterlach op, waarna de algemeene woede zich keerde tegen de opstokers van de relletjes. Nu die, dan deze werd ervan beticht, ten slotte de geestelijkheid zelf, wier pastorij nu elken nacht volgeplakt werd met portretten van Porta. De deken, die oud was, nam ontslag, de twee onderpastoors werden binnen het jaar verplaatst, de rust keerde weer.
Op Porta bleef bij de trouwste katholieken de onuitwischbare vlek kleven dat hij kazak gekeerd had, de vurigste liberalen verweten
| |
| |
hem te profiteeren van het liberalisme, de meer gematigden huldigden hem als den man die er de liberale partij bovenop geholpen had, maar allen zonder de minste uitzondering eerden hem als een integer en bekwaam man, die door niemand kon vervangen worden.
Ruim twintig jaren bleef hij burgemeester, steeds herkozen, maar met een meerderheid die met de liberale partij mee slonk en plotseling definitief minderheid werd toen bij de katholieken een dokter verkozen werd, die iets jonger was dan Porta en altijd geweigerd had zich op de lijst te laten zetten, maar toegegeven toen hij met zijn vriend Porta in onmin geraakte, omdat dezes zoon zijn dochter liet zitten na het verlovingsfeest.
Porta liet zijn zaak over aan dien zoon en bouwde zich een mooi huis in de nieuwe parochie. Hij hield daar een kleineren, wat voornameren winkel van dezelfde wijnen, likeuren en tabak, omdat hij nog twee ongetrouwde kinderen had, de vijf en dertigjarige Dorine, oudste van de drie en den twintigjarigen Michel. Aan de politiek had hij voorgoed verzaakt, maar er was nog altijd een vleugel, die niet de verplaatsing van het gemeentehuis naar het nieuwe gedeelte, maar de totale afscheiding van de nieuwe parochie en hare bevordering tot zelfstandige gemeente nastreefde en deze beweging noemde Porta als toekomstig burgemeester.
| |
| |
Het vergde dus nadenken eer men er dierf toe besluiten Dorine en Michel om hunne medewerking te verzoeken. De pastoor-deken, die het feest zou voorzitten was wel niet in de herrie betrokken geweest, maar de geestelijkheid van de oude parochie had nooit meer contact gezocht met de Porta's. Doorslag gaf dat een paar rijke families gemakkelijker zouden komen als Michel en Dorine meededen, misschien kwam zelfs iemand van het kasteel. Alex bracht zelfs het voorstel ter tafel Porta te vragen als eerevoorzitter van den bond der oud-leerlingen van het pensionaat, dien hij aan 't oprichten was, maar de meester stelde dit ter zijde omdat het daarover nu niet ging en dit eerst rijpelijk moest overwogen worden.
|
|