Daaraan richt hij zich op en er komt iets teeders in zijn gevoel. Als zij alleen zijn is er die wilde begeerte niet meer die zijn handen schichtig doet zoeken, hij legt nog het liefst zijn hoofd in haren schoot en slechts nu en dan breekt de stilte.
‘Ik zal niet zot worden, he Maria?’ ‘Toe,’ zegt zij. Meer niet.
‘En ik zal ook niet ziek worden he?’ ‘Toe, zwijg daar nu over. Luister eens....’ och nee, ze durft het niet zeggen. Hij praamt haar, dan zegt zij het. Zouden hun kinderkens ook zijn krullen hebben? Twee tranen van geluk wellen uit zijn gesloten oogen. Oh eenvoud, dat is heel haar probleem!
Onmiddellijk na 't examen zullen ze trouwen. Waarop zouden ze wachten, voor hem is het geen leven zonder thuis. Hij beproeft haar diets te maken dat hij dezen keer geen onderscheiding zal halen, maar zij vraagt zoo spijtig: Neen? dat hij den moed niet heeft haar dat te misgunnen. Hij moet haar held zijn, heel het dorp moet weten dat hij weer met de grootste gepasseerd is. Men vraagt haar voor wanneer het nu is. Voor Augustus, ten minste als hij er door komt. Want hij heeft tegenwoordig geen tijd