lacht joviaal dat hij vanmorgen zijnen broeksgesp nog losser gezet heeft. Het is toch een joviale kerel, op een haar na zijn papa. Hij heeft veel gewonnen met te trouwen, de jongen heeft och arme nooit geluk gekend. De onderpastoor vermaant hem in den studiekring dat hij mager wordt en ge ziet bleek, maar met dien Eric is geen serieus woord te spreken. Mieke, de complimenten van den onderpastoor en hij zegt dat ik mager word en bleek. Vroeger zou dat genoeg geweest zijn om hem overstuur te werpen. Hij weet niet dat mama twee jaar lang haar angsten vergat in den roes met Ernest. Zij zegt dat ze niet antwoordt als hij haar Mieke noemt. Duurbare echtgenoote Maria Elisabeth Alphonsine Caluwaers, de man wien gij eeuwige trouw beloofd hebt, wordt mager en bleek, is Ued. oh geliefde, soms niet te spaarzaam met spek en eieren?
- ‘Gij zot!’
- ‘Wat zegt u daar Mevrouw? Stapelt gij aldus de eene beleediging op de andere. Bij Jovispiter, ik duld dit niet.’
Ja, zoo declameerde Ernest ook gaarne, maar hij hoestte niet.
Van het groot blijspel waren nog maar de