maagkanker en weer werd Eric teruggeroepen.
Deze bonmama beurde allen op en lachte nog als alles voor haar oogen zwart werd van pijn. Ze wilden Ernest om harentwil beneden laten, maar zij wilde dat hij bij haar was. Met een eenvoudig moederlijk gebaar dat niet te beschrijven is, nam ze zijn hand vast. Ze had juist een glas Malaga gedronken toen ze een zwarte vloeistof overgaf: de kankerbuil was gebarsten en ging nu vlug het bloed vergiftigen. Zij wist dat, maar omdat iedereen schrok lachte ze: allemaal Malaga!
‘Blijf nog wat bij mij,’ kermde Ernest en greep haar hand. Haar voorhoofd blonk al van 't doodszweet, nog glimlachte ze en fluisterde iets, misschien wel dat ze voelde hoe hij hard begon te nijpen. ‘Laat mij dan meegaan,’ riep Ernest, ‘laat ons allemaal!...’ Zijn oogen verrolden, de wilde klem van zijn hand neep den pols der stervende, hij sloeg achterover, trok zijn moeder mee, werd opgevangen in zijn val en buitengesleept. ‘'t Is niets’ glimlachte bonmama; haar hoofd viel op den schouder van Eric, die geknield bij het bed zat. Zij stierf. Ja die jeugd van Eric, hij zag niets dan verdriet en sterven.
Nu bleef de oude dokter alleen met Ernest