heid omdat hij wegbleef. Eric voelde zijn bloed wegtrekken: het kwaad gestraft. Bonpapa was al weer weg. In de gang had hij woorden met Tante Josephine, op de trap met Oscar. Hij kwam terug: En nu recht naar boven, papa vergiffenis vragen. Uit zijn oogen! weg! En dan heeft hij met hem nog een eiken te pellen. Vernietigd viel Eric op het bed en snikte vergiffenis. De hand van papa streelde moe zijn haren.
‘Nu tusschen ons, jongeheer!’ De oude dokter sloot de deuren en stond daar, de handen op den rug, grijs en kaarsrecht een beetje theatraal en met veel meer hart dan hij voorgaf. Hij wou de waarheid weten en was Eric soms van plan de nagel van vaders doodkist te worden, dan was hij er nog en zoo goed als hij geweest was, zoo streng zou hij dan zijn. Stil! Hij wil niet onderbroken worden. Ik heb uw vader nevens mij zien ineenzinken, ik zal beletten.... Eric begon luid te snikken, geen ‘Stil’ kon hem meer bedwingen, hij moest zijn kwaad opbiechten.
Nu ziet ge wel dat ge nooit genoeg kunt zwijgen: Bonpapa ging naar 't college. Eric werd eerst bij zijn professor geroepen, juist een die niet veel van hem hebben moest,