| |
| |
| |
XIV.
Den burgemeester Dolf had God gezegend. Nu verwittigde Hij hem door binnen de drie maand twee oude boeren te laten halen en Dolf begreep het dadelijk: mijn klas wordt binnengeroepen. De kinderen hadden hem nooit te bed gekregen en eigenlijk was hij nooit ziek geweest, maar nu bleef hij vanzelf liggen. Want zijn gedacht is dat ge ons Heer niet moet tergen met tegen uw gemoed in te werken en te blijven rondloopen als het niet meer gaat. Deftig en christelijk sterft men in 't bed. Als ge niets meer kunt eten en de beenen willen niet meer mee, is het een teeken dat de maag kapot is en dat is het signaal. Het is hetzelfde met mevrouw Grootaert. Ze kan ook niets meer innemen, de dokter zegt dat het alle dagen kan gebeuren. De dood wacht niet tot Henri getrouwd is, hij had zijn moeder maar vroeger dat plezier moeten doen.
Dolf legt zich neer, gewillig en content met den Wil van Boven. Het is straks tijd
| |
| |
voor de nieuwe verkiezingen, de burgemeester geeft het treffelijk af. Hij doet zijn laatsten termijn behoorlijk uit, en zet de gemeente niet in nesten door jaren vóór de kiezing te sterven. Hij ligt rustig te beredderen. Zijn jongste, de eenige die nog thuis is, moet een postkaart schrijven naar al de kinderen in den omtrek. Dat het wel niet presseert, maar ze moeten allemaal eens komen, het is met vader niet te best. Ze krijgen die kaart 's Zaterdags en 's Zondags komen ze allemaal met al hun kinderen, een groote tafel vol grooteren en twee groote tafels vol kinderen. Na het eten jagen ze dat klein volk achter de villa de wei in en als burgemeester Dolf hun stemmen hoort, staat hij op en verschijnt tot ontsteltenis van de ouderen in de keuken. Hij moet er toch nog eens bij zijn, hier zijn we allemaal weer eens bijeen. Een glas wijn kan hij niet meer meedrinken, maar hij zit nog eens aan het hoofd van de tafel, ziet allen met welbehagen aan en doet den oudste uit zijn meerschuimen pijp van zijnen goeien tabak smooren: dat ik het nog eens riek. Hij gaat nog eens aan het raam en kijkt tevreden naar den schoonen eigendom, zijn klein- | |
| |
kinderen en zijn vee. Dat is meer dan hij kan, ze moeten hem te bed leggen. Daar komen ze afscheid nemen, ten minste de ouderen en er is heel zijn lang leven geweest dat hun getoond heeft hoe men leven moet, daar heeft hij niet veel meer aan toe te voegen: blijft braaf en doet uw plichten.
Zijn broer, de pastoor, kan 's Zondags natuurlijk niet komen, hij komt den volgenden dag. Dezen keer zouden ze misschien eens niet zwijgend bij elkaar gezeten hebben want ze waren in de kamer waar Reynders gestorven was en hier begonnen herinneringen die ze, oud en tevreden, wel hadden willen herdoen. Maar het spreken viel Dolf lastig, zoo zwegen ze ook voor den laatsten keer hard tegen elkander op. ‘Doet er iets zeer,’ vraagt de pastoor en Dolf antwoordt dat het er nogal door kan. Met een paar korte zinnetjes nu en dan, wisselen zij hun diepste genegenheid uit en als de pastoor stijf en zuchtend opstaat, vraagt Dolf hem een kruisken. De pastoor zegt: ‘Dolf, in alle geval tot ziens’ en Dolf: ‘ja, Frans, 't is al eender waar.’
Nog schiet er tijd over om Leo en Henri te roepen. Hij heeft het boerenrespect voor
| |
| |
geleerdheid en houdt er aan dat zij hem vervangen. Zij moeten zich meer en meer doen gelden, want de rijke boer zoekt in zijn plaats te komen en Dolf heeft absoluut niets tegen dien braven man, maar we moeten nu eens iemand kunnen vooruitzetten die geleerdheid heeft en zijn man kan staan.
Daarmee is alles geregeld, de vermoeidheid van een lang arbeidzaam leven begint zich samen te trekken in zijn bloed, hij zucht dat hij wat gaat slapen, en hij slaapt voorgoed in.
Waar een man als hij verdwijnt is het opeens of plaats voor drie vier anderen vrij komt: de strevers springen tegelijk toe. Voor Leo was Henri de eenige concurrent van tel. Aan den rijken boer dacht hij nauwelijks en aan den anderen kandidaat, een rijk geworden koopman, heelemaal niet. En tegen Henri kon en moest hij het winnen, zij het alleen maar om Carla. Zijn verkiezingsstrijd begon hij op den dag van Dolf's begrafenis. Nauwelijks had hij het graf van den eerlijke den rug gekeerd of hij vertelde voor het eerst wat iemand hem meegedeeld had dien hij nooit ofte nooit zal noemen
| |
| |
omdat hij van den brouwer afhankelijk is: dat de vader van een meisje uit een bepaald café een vreeselijke scène gemaakt heeft in het brouwershuis en het is van dan af dat mevrouw Grootaert boven gebleven is. Dus dat arme mensch heeft mij ook een geruste dood gehad! De vader is heel gekalmeerd weggegaan, de zaak zal nu stil blijven, zullen we maar hopen, want anders zitten we er maar aardig voor met onze lijst, jongens. Luistert goed, Leo vertelt dat nu aan een paar intiemen om te hooren of zij er misschien al iets meer over weten. In elk geval moeten ze zich eerst eens goed bevragen eer ze de lijst samenstellen. Wie het hem verteld heeft is goed geplaatst om het zeker te weten en voor zoover Leo kan zien, heeft hij er geen belang bij Henri te beklappen. Maar den dag van vandaag kan men niemand meer betrouwen, het is juist daarom dat ik er u eens over spreek. Onder vrienden, verstade. Voor de rest laat Leo zulke pottekens liever gedekt en ik vraag u maar dit: zwijgt er ook over.
Zoo spreken ze af. Niemand heeft meer succes dan de lasteraar, op drie dagen verspreidt zich zijn pest maar dan wordt hij
| |
| |
vaak overmoedig. Leo geniet van zijn woorden als van lekkernij waarop hij bijt en zingt als hij Carla kan onder den neus duwen dat ze werkelijk geen kans heeft, och arme. Nu heeft hij vernomen dat zij het hartediefje moet deelen met een caféhoer. Zij verbleekt, maar niet van jaloerschheid. Een instinct zegt haar: hij lastert. Zij vraagt hem hoe hij dat weet en hij geeft geen bescheid, want hij vreest dat zij zich aan die bron zal bevragen. Hem heeft niemand het nieuws verteld, hij kan niemand noemen. Hij lacht opeens of zij hem dan zoo dom acht. Zij zal natuurlijk Henri op de hoogte stellen en dan wordt degeen die het hem verteld heeft gebroodroofd. Zij doorziet hem al scherper. Zij weet dat hij liever den beklapper zal prijs geven aan Henri's wraak, dan zelf het genoegen te missen haar met bewijzen te kunnen beschamen. Hij wordt al woedend onder haar zachte oogen, die hem niet loslaten en hem verwarren. Gebrandmerkt worden als een lasteraar, de gemeenste van alle desillusies die hij haar kan aandoen. Hij schreeuwt: ‘zwijg er nu over.’ Maar de grond scheurt onder haar voeten, de walg wurgt haar. Zij vergeet
| |
| |
hoe zij de verdediging van Paul heeft moeten bekoopen, hangt aan zijn hals zooals een drenkeling aan al te licht drijfhout. ‘Leo, lieve, dat moogt ge niet doen, dat is toch het allerlaatste.’
Uit een anderen hoek, dien hij ook niet geducht had daagde een ander concurrent op, zijn bestuurder bij Verrept & Cie. Le docteur Verhaeghen heeft daar ook nog wat te zeggen en niet voor niets heeft de vroegere pastoor avonden lang gekaart met papa en hem. Bij Verrept & Cie. geen politiek. Dus laat de bestuurder Leo roepen want hij heeft met eenige verwondering vernomen dat Leo zijn candidatuur zou willen stellen. O mijnheer de directeur dat is laster! Dat hoort de bestuurder Leo gaarne zeggen, want hij had vernomen dat men al tweemaal vergaderd had zonder den rijken boer, die er van overtuigd is dat hij den overleden burgemeester zal vervangen. En op die vergadering heeft Henri dit gezegd en Leo dat geantwoord en een derde voor den rijken boer gepleit. Leo kan niet meer loochenen maar dat zijn maar eerste besprekingen geweest, mijnheer de directeur. En Leo is daar in betrokken geworden zonder
| |
| |
het zelf te weten, misleid door zijn goed hart. In vertrouwen gezegd, burgemeester Dolf had hem bij zijn sterfbed laten roepen en toen zoo gesmeekt en aangedrongen dat hij zich verplicht had gevoeld althans de eerste vergaderingen bij te wonen. Hij moest toch iets doen van wat hij aan het sterfbed beloofd had. Maar te goed is allemans zotje, hij zou zich wel bijtijds weten terug te trekken. Een reden is gauw gevonden. Er zijn ambities genoeg die niet beter wenschen dan hem te zien verdwijnen, maar het mag niet te rap gaan.
De uitleg bevredigt den bestuurder, want zooals Leo wel weet: chez nous c'est une question de principe. Dat moet hij hem niet nader uitleggen, want hij heeft zelf meegemaakt dat men den ouden boekhouder met droefheid in het hart heeft moeten bedanken. De directie hoopt van ganscher harte dat Leo verstandiger zal zijn, vous avez femme et trois enfants. Ou quatre?
‘Trois, monsieur le directeur.’
En zoo verscheen Leo niet op de volgende, de officieele vergaderingen. Hij wist wel wat er besproken werd maar het overwicht van den rijken boer voelde hij er niet. Het ergste
| |
| |
dat hij meende te moeten vreezen was een plaats na Henri op de lijst, maar zelfs dan zou hij nog triomfeeren door voorkeuren. Aan Paul moest hij niet eens meer denken. Het dorp was er nu wel van overtuigd dat madam Reypens het zoogezegd schandaal met het werkmeisje op zijn minst overdreven had, want Paul had het meisje met haar vader aan de deur gezwierd en dezen keer hadden ze hem niets verweten; ze waren stillekens afgedropen. Vanwege de partij zou het echter onvoorzichtig geweest zijn iemand op de lijst te brengen die zoo in het gedrang der klappijen was geweest.
Leo lette meer op het bedrijf van Paul dan op zijn kandidatuur. Of dat bedrijf ooit kon geven wat het beloofde. In het proces had de assurantie haar best gedaan om een groote schadevergoeding te krijgen, maar de werkman was slim genoeg om niet te bekennen op wiens bestelling hij gewaaid had. Hij verklaarde gehandeld te hebben uit wraak omdat Paul zijn dochter verleid had en geweigerd er mee te trouwen. Paul had heel het gestreng tribunaal, zoo gestreng als het was, doen proesten met zijn verweer tegen die beschuldiging. Hij beweerde dat
| |
| |
Anna de manie had zich zwanger te verklaren als men haar ook maar een hand gegeven had. Zij had dat al bij anderen beproefd en nu ook bij hem. Het was nu al maanden geleden dat ze met haar vader op de straat legen hem kabaal gemaakt had en toen zei heel het dorp dat men kon zien dat ze zwanger was. Hewel waar is dat kind nu, laat zien! Ze heeft verdomme toch wel tijd genoeg gehad om het voor den dag te brengen of zoekt ze er langer mee te loopen dan een olifant!
Ooggetuigen zeggen dat de rechter met zijn gezicht op de tafel lag van het lachen, maar hij was weer rechtgekomen toen Paul in vervoering geroepen had dat hij dien gediplomeerden leugenaar den kop tot spijs had moeten schieten. De rechter riep hem tot de orde. Paul's advokaat, die wist dat er geen spraak geweest was van verleiding, dat de werkman dus ook niet uit wrok gehandeld had, insinueerde en vroeg uit om de werkelijke reden te achterhalen, maar de werkman bleef bij zijn wraakgevoel. De rechtbank begreep deze gevoelens in een vaderhart en bewijs eens, als tegenpartij, dat iemand ze niet heeft! De maatschappij en Paul moesten
| |
| |
het dus zonder schadevergoeding stellen. Men kookt geen soep van een kei.
Wat Leo vertrouwen gaf was dat Paul desondanks een derden hangar bijgebouwd had. Dat kost geld en met iemand die geld heeft en handig zakenman is kan men inschepen. Anders zoudt ge u de verwittigingen van Verrept & Cie. met nederigheid laten welgevallen, al zit u hun vous avez femme et trois enfants nog zoo leelijk dwars. Leo waagde 't er op toen de lijst definitief moest samengesteld worden. Alles viel mee. Henri stond hem zijn plaats af zonder er bij te zeggen dat hij het ter wille van Carla deed. Zijn eenig argument is dat in de politiek toch nooit iets goeds wordt gebrouwen en hij brouwt liever goed bier. Hij bestelt voor heel de vergadering een ronde van hun nieuw merk dubbel faro en Leo ziet zijn eenigen vijand weggeruimd. Hij ziet zijn grooten vijand aan een heel ander eind van de tafel niet: de rijke boer zit stil en hoovaardig te tracteeren.
Die triomfeert bij de verkiezingen, eerste vergissing van Leo. De tweede: dat de brouwer die met het volk om kan zooals Henri en ambtshalve heel het jaar door
| |
| |
tracteert, een massa voorkeurstemmen krijgt. Henri werd door die stemmen vóór Leo gebracht. Leo's vernedering tegenover Carla kon niet grooter zijn en toen de uitslag bekend werd, had de bestuurder al de conclusie getrokken uit de princiepen van Verrept & Cie. Je vous ai averti.
|
|