wonderen nadeden. Maar goed, gij noemt het neerdalen van een ster boven een noodstal mirakel, omdat zulks, meent gij, onmogelijk zou zijn volgens de krachten der natuur; maar indien ik zeg, dat zulks wel degelijk mogelijk is volgens de krachten der natuur vermits het gebeurd is, wat antwoordt gij?’
Johannes stond op en verklaarde kortaf, dat hij een ongeletterde herder was en geloofde, ziedaar, dat was alles. En Nicodemus geloofde niet. Maar de Messias komt, of men het gelooft of niet, hij zal mirakelen doen ten aanschouwe van ongeletterd en geleerd, hij zal zijn volk verlossen. Zal Nicodemus dan gelooven?
Een teeder licht verwijdde Nicodemus' oogen, hij vouwde de handen en sprak met warme, innige stem: ‘Indien hij komt en het mirakel doet, de volkeren te verlossen uit hunnen twijfel, zal ik neervallen op de knieën en hem aanbidden.’ Zijn hoofd zonk op zijn handen, hij fluisterde: ‘En mijn arme geest zal rust hebben.’
Tot laat in de nachten hoort hij de smachtende fijfel van den blinde. Jozef en David, sprakeloos en aangegrepen van een wondere vervoering, het luizenvolk, neergehurkt op drempels en stoepen, vrouwen, die droomen met onyxen oogen, mannen, die hun ontroering kauwen met onrustig kaakbeen, zij gelooven blinder dan de blinde in de bood-