Vijftig!’ Haar gejaagdheid en ruwheid windt hem op, hij drentelt van alteratie. Zij geeft hem nog vijftig frank. Hier zot! ‘Honderd, schreeuwt hij, honderd frank!’ Zij maakt heel haar saccoche leeg; nog tien, twaalf briefjes. En nu weg, zoo ver als ge kunt, altijd maar gaan, gaan, gaan en bidden. ‘Duizend frank,’ gilt hij met zijn armen in de lucht. ‘Maak een kruisken! Voor de goede dood van madam Reynders, voor de goede dood van Adelaïde Roothooft; ze moeten alle twee goed dood zijn. Vooruit, zot, bidden!’
- ‘Voor de goede dood, zegt denotaris, voor de goede dood, voor de goede dood.’ Uren ver ging hij met zijn paternoster in zijn twee handen gekneld en prevelend: voor de goede dood, voor de goede dood. Soms stond hij stil om te gesticuleeren: Honderd frank, twee honderd frank! Men heeft hem ook nog zien zitten op zijn knieën midden op den aardweg. In het zand zat hij te cijferen met een stokje. Waarschijnlijk berekende hij de 40 procent welke de bank zou uitkeeren. Hij stak tevreden het stokje achter zijn oor en dan is hij verder gegaan, met een gelukkigen glimlach, biddend voor de goede dood