den armen ouden man terug te vinden, bleven helaas tot heden toe vruchteloos.
Oh van God vervloekte dubbelheid!
Er wordt in die streek ginder niet veel vlas geteeld. Vlas is een teere plant die slecht tegen het weer kan en zij vraagt veel werk. Toch ziet ge er wel nu en dan een plek staan en hier en daar een put waarin geroot wordt.
Ongeveer acht jaren na de dood van Adelaïde stonden eenige mannen tot aan hun leên in 't water te rooten en een van hen zei: Nondedju, weeral een stoksken tusschen mijn teenen, en hij kreeg het er niet uit dan met zijn handen. Toen zag hij dat hij een ontvleeschden vinger van een mensch vast had.
Hij stond niet ver van den kant, maar een meter van het gras af. De mannen dreven het vlas te hoop, maakten die plaats vrij, damden ze af en lieten het water door een geul de wei in loopen. Toen groeven zij een lijk op, of liever een geraamte, want als ze er aan kwamen viel het vleesch er af als slijk. Dat geraamte zat op zijn knieën met zijn armen recht omhoog. Voor mij is dat wel het lijk van den ouden notaris geweest