Hilda vond dat het niet paste. Er vielen harde woorden. Hilda zei dat ze naar het klooster wou, dan zijt ge van mij af. ‘Ja, doe mij dat nog aan, leelijke egoïste, woedde mevrouw Reynders, laat uw mama met de twee dutskens zitten.’ En zij schreide.
De repetities gaven Ernest gelegenheid om mevrouw Reynders te leeren waardeeren. ‘Een dapper vrouwke, mama, die weet haar verdriet te dragen.’ Mama had ook wel eens gehoord dat zij wat al te dapper was. Na veertien dagen had Ernest denzelfden indruk, een indruk maar, geen enkelen schijn van bewijs. Maar hij vertelde het niemand, hij zweeg. Toen viel Mevrouw Reynders ziek, een schoolkind bracht een briefke dat zij niet naar de repetities kon komen, maar zij zou toch voor de kleeren zorgen. Hilda werkte er aan onder haar aanduidingen en toezicht.
Dokter Tierens kwam, geroepen. Die bedeesde man. Hij vond eerst niet wat er aan haperde. Hij moest haar herhaaldelijk geheel onderzoeken. Zij wilde het, zij eischte het, zij was, zeide zij, zoo gauw ongerust sinds dat geval met haar man. Ook Hilda was ongerust. Zij stond aan den trap den