hoovaardig. En zij was kwaad omdat ik om hem plezier te doen werk aannam waarvoor ik 's avonds van huis moest gaan.’
‘Verontschuldig mij de vraag: kon mevrouw een of andere vrees hebben als u 's avonds van huis was?’
Ernest dacht lang na. Eenmaal in volle woede had zij iets gezegd van ‘andere vrouwen’. Maar eens. Zij wist overigens zeer goed dat dit volstrekt niet het geval was.
‘Mijnheer is dus er stellig van overtuigd dat dit niet de idée fixe ...’
En Ernest zei: ‘Stellig, absoluut van overtuigd en zeker.’
‘En het kindje dan, waarom haatte zij het kindje?’
‘Omdat het kwaad deed aan het onze. Dat heb ik u verteld.’
‘Ik kan uit dit alles niet veel opmaken, mijnheer. Ik stel u de vraag anders. Mevrouw moet absoluut een of meerdere idées fixes hebben. Veronderstel dat u uw laatste examen doet en dat alles van uw antwoord afhangt. Ik weet wel, er hangt meer vanaf dan een diploma, maar ik wil er op wijzen dat ik volstrekt uw meening of uw vermoe-