zoo dicht bij het graf, paste het niet te oordeelen, noch de vreugde der vergaderingen te storen. Maar hij streed voor de zuiverheid van zijn eigen geweten. Ja, tegen zijn beste vrienden, tegen zijn eigen vrouw, tegen zijn eigen dochter. Zijn eigen dochter hem lief als zijn oogappel. Indien uw hand u ergert, kap ze af. Indien de liefde tot uw eigen dochter u leidt in verzoeking, breek die liefde, breek uw oud hart. Wanneer is een mensch gelukkig? Als hij er goed uitziet en tevreden? God hoort hem als hij zegt: de mensch is alleen gelukkig door het geweten. Die stem hier van binnen.
Hij wil niet zijn eigen dochter prijzen onvoorwaardelijk. Is zij beter dan de zieke vrouw hiernaast, de vrouw die ons noch genegen, noch sympathiek is? Wie zal het zeggen? Gezondheid ten koste van zonde is verfoeilijk en een gruwel in Gods oogen.
Hij neemt zijn glas. Ik drink dus, zegt hij, op uw gezondheid, duurbare dochter Adelaïde. Hij drinkt. Niemand roert zijn glas aan.
Nu zou ik nog een gedetailleerd verslag kunnen inbrengen, vervolgt hij, over den zwaren finantieelen slag die mij, ouden man,