zich van Fonsken af te keeren en zoo zijn leven te breken! Zij moest ook maar niets ontkennen over haar gevoelens jegens hem. Moederoogen zien niet mis. En nu is het aan ons, kindje, om openlijk te reageeren tegen den laster. Zet u nu hier en schrijf het adres op de invitatiekaart voor Fonske.
Op dat diner, met eerherstellende bedoeling, waren notabelen van het dorp, de deken en de onderpastoor, de ouders van Fonske en Jufvrouw Verlinden. Laat in den namiddag stonden de twee mama's in de verandah, spraken over de bloemen maar keken verder in den tuin. Jufvrouw Verlinden sloop op hen af. Of zij de twee mama's mocht feliciteeren, en zij wees in den tuin. Maar toen kreeg zij zelf een zware mannenhand op den schouder. ‘Is het niet kurieus Jufvrouw Verlinden, en dat is zoo met alle jongens en meisjes tegenwoordig’ en ook hij, de onderpastoor, wees naar den tuin. ‘Een schoon koppel, dat moet gezegd en ze passen bij elkaar.’ Hij is nog jong en toch mag hij alles zeggen, die priester. Hij gaat om met de wereld en geeft zijn oogen den kost, maar zonder begeeren. De bescheiden mama van Fonske Tierens zingt den lof van