| |
| |
| |
4
's Avonds kan je veel doen. 's Avonds is alles mogelijk. Je houdt van iemand, je zit samen in een auto, het is donker en je ziet elkaar nauwelijks.
Gelukkig en bedwelmd was Claire naar huis gereden. En ingeslapen. Maar de volgende morgen, toen alles zo verschrikkelijk helder was! De kamer was niet veranderd, de trap kraakte nog steeds en Madame Mouche zat, zoals iedere morgen, aan de koffietafel brieven te lezen terwijl ze verstrooid met één hand over de warme koffiepot streelde. Wat zag ze er deftig uit en streng. Wat zou er gebeuren als ik het haar vertelde. Wat doen de mensen als ze zoiets horen? Zou ze niet met haar stoel achterover vallen of de koffiepot in stukken slaan? Zou ze boos zijn, of misprijzend de schouders ophalen? Of zou ze lachen? Dat leek nog de gunstigste reactie. Lachen. Zelf kon Claire er niet eens meer om lachen. Ze was totaal de kluts kwijt. Ze had wat te veel van die gemene arak gedronken. Akkoord. Maar had Madeleine dan ook te veel gedronken? Hoe dacht Madeleine er nu over? Een avontuur dat je zo gauw mogelijk moet vergeten? Wat moest ze er zelf van denken? Was het een spijtig ongelukje, dat misschien nu en dan wel eens gebeurt als je wat veel gedronken hebt, of
| |
| |
was het iets definitiefs. Welke houding moest ze tegenover Madeleine aannemen. Die van het ongelukje of die van het definitieve? Als ze haar bij de eerste ontmoeting in de armen zou vliegen, zou Madeleine misschien grinniken: toe nou, belachelijk kind, je hebt dat toch geen ogenblik ernstig gemeend, hoop ik.
De hele morgen liep ze als een slaapwandelaarster door het huis. Voortdurend keek ze naar Madame Mouche. Had zij ooit een vrouw gekust? Dan ging ze weer naar haar kamer, liet zich mistroostig op het bed vallen en telde de latten van de zonneblinden, zesendertig, zoals de vorige dagen. Was het een ongelukje of was het gemeend? Ze overdacht nog eens de hele avond, al wat Madeleine gezegd en gedaan had en hoe het gebeurd was. Ze ging rechtop zitten. Ze had dus de handrem opgetrokken, de motor afgezet en Madeleine bij de schouders gegrepen. Haar hoofdkussen was Madeleine. Luister, had ze gezegd, en ze hield met twee handen het hoofdkussen naast haar rechtop. Toen had ze haar plotseling gekust. Ze legde haar armen om het kussen en kuste het voorzichtig aan de rand. - Dan liet ze zich voorover op het bed vallen, knelde het kussen in haar armen, wreef er wild haar gezicht in en zuchtte: ‘Madeleine.’
Een ongelukje of niet? Ze wist nog steeds geen antwoord. Ze moest Madeleine zien, nog dezelfde dag. Met die twijfel kon ze onmogelijk nog een nacht doorbrengen. Tenslotte hing het van Made- | |
| |
leine af. Hoe zij er over dacht, was beslissend. Voor mij was het geen ongelukje, dacht ze, ik meen het ernstig.
Kordaat nam ze zich voor Madeleine 's avonds te gaan opzoeken. En om er zich toe te verplichten, belde ze tussen twee patiënten in naar de Royal. ‘Ik wou je vanavond eens komen bezoeken,’ zei ze benepen. De stem van Madeleine klonk heel normaal. Ben ik dan de enige die veranderde, dacht Claire.
‘Ik zou die film graag zien, dat is heel lief van je,’ antwoordde Madeleine vlug. ‘Kom hier dan met mij eten. - Je moeder is hier juist.’
‘Oh,’ deed Claire onnozel. ‘Wil je haar dan zeggen dat ik niet kom eten vanavond, dat ik met jou naar die film ga?’
Ze zag erg bleek toen ze weer inhaakte. ‘Voel je je niet goed,’ vroeg Rudi vriendelijk.
‘Niet goed?’ brieste ze nijdig, ‘ik niet goed? Zie je dan niet dat ik kerngezond ben? In de bloei van mijn leven! Ik ben nooit zo goed geweest als nu. En juist dat ogenblik kies jij uit om me te vragen of ik me niet lekker voel. Enfin Rudi, ken jij eigenlijk wel zieke mensen? Je brengt je leven door tussen wrakken en misbaksels en als je eindelijk een gezond mens ontmoet vraag je of hij ziek is.’ ‘Zeg, wat heb jij?’ deed Rudi boos, ‘je zal voor mijn voeten moeten doodvallen eer ik nog naar je gezondheid informeer. Kijk in een spiegel, dan zal je het weten.’
| |
| |
Madame Mouche bij Madeleine! En nog wel de dag erna. Als ze nu maar niet zegt, dat ik de hele morgen zo rondgewandeld heb in huis. Eigenlijk lief van Madeleine, zoals ze dadelijk over een film begon te liegen. Dat bewijst bijna dat het bij haar ook gemeend was, dat ze een hele komedie voor Madame Mouche op touw wil zetten.
De middag vloog voorbij en om vijf uur voelde Claire zich benauwd en zenuwachtig. Hoe moest ze bij Madeleine binnenkomen? Ze had nog nooit zo kritisch en afkerig naar haar patiënten gekeken. Wat waren ze lelijk, dik en onsmakelijk in vergelijking met Madeleine. Ze had zich moeten dwingen om haar twee handen op dat witte, papperige vlees te leggen. En dat daarop iemand verliefd is kunnen worden, want ze waren allen getrouwd. Die met haar betonnen schoonzoon bijvoorbeeld of die notarisvrouw die nog maar dertig jaar oud was. Ze had een mond als een snede, met zeer dunne, nijdige lippen. Het moet een foltering zijn zo iemand te kussen. En haar lichaam was hoekig, breed en plat, net een man.
Madeleine zat in een stoel te lezen, ze deed heel gewoon.
‘Ik schrok een beetje toen ik jou hoorde,’ zei ze, ‘vooral met Marianne hier. Vond je het gek toen ik over die film begon?’
‘Nee,’ aarzelde Claire. ‘Ik vond het heel lief van je. Het was me een riem onder het hart, dat je Madame Mouche wat wijsmaakte.’
| |
| |
‘Luister Claire, - want daar kom je voor - we spreken beter niet over wat gisteravond gebeurde. Het is beter er nu niet over te praten, dan er verkeerd over te praten. Akkoord?’
‘Ja, natuurlijk,’ deed Claire gewild losjes. En ze vroeg zich af waarom je er noodzakelijk verkeerd over zou praten, je kon er evengoed juist over praten en dan was het tenminste gezegd, eens en voor altijd. Nu wist ze nog niet wat ze moest denken. Madeleine scheen het onderwerp al vergeten en praatte lustig over de boeken die Odon meegebracht had. Ze had de hele morgen gelezen. Met de Pièces Brillantes van Anouilh was ze begonnen. Toneel kan je me toch niet voorlezen, zei ze, alsof dat voortaan de hoofdbezigheid van Claire zou worden.
Madeleine had een afspraak voor die avond. De Mirkos was binnengevaren, de kapitein was een zeer goed vriend van haar en Odon. Zij hadden veel zeereizen met hem en zijn boot gemaakt. ‘Ga mee, het zal plezierig zijn,’ zei ze, ‘zo'n feestje op een boot is altijd zeer verzorgd. De kapitein heeft prachtige films, het is zijn hobby.’ Claire voelde zich met de minuut ongelukkiger en verlatener. Dat mankeerde er nog aan, die afspraak met een kapitein. Alsof ze nog niet voldoende had aan het Griekse café van gisteravond. Ze dankte Madeleine heel vriendelijk, maar ze was eigenlijk erg moe en ging liever vroeg slapen.
‘Wat ga je Madame Mouche dan zeggen, ze
| |
| |
denkt dat we naar de bioscoop gaan. Je bent wel verplicht mee te gaan, Eskimootje. Of ga je zeggen: we hebben ruzie gemaakt en toen wou ik niet meer met haar op stap gaan?’
‘Ik ga dan maar naar de bioscoop,’ zei Claire nijdig. ‘Ik ga kijken naar die film die jij zo graag wou zien. Je weet wel, die heel mooie film.’
Toen telefoneerde men dat de kapitein er was en Madeleine liet hem naar boven komen. Die ook al, dacht Claire bitter, binnen enkele weken heeft heel Antwerpen door deze kamer gewandeld.
‘Je hebt niet gegeten,’ zei Madeleine, ‘je stuurt heel mijn plan in de war. We zouden samen op de boot gaan eten en nu stap jij het af en gaat, met een lege maag, in een bioscoop zitten bouderen.’ ‘Ik boudeer niet,’ zei Claire hooghartig, ‘hoe kom je daarbij? Ik heb alleen geen zin om met die kapitein van jou mee te gaan. Zoals jij het ook niet plezierig zou vinden om bij mijn vrienden op bezoek te gaan en ons onze herinneringen te horen ophalen.’
‘Toch wel,’ lachte Madeleine, ‘en als je me bijvoorbeeld eens mee naar Suzy zou willen nemen, zou ik er als de kippen bij zijn!’
Een zwaar gebouwde, kleine kapitein met een indrukwekkend uniform kwam de kamer binnen, stapte met daverende passen op Madeleine af en drukte haar in zijn armen. Geneer je vooral niet voor mij, had Claire willen zeggen, ik zal wel even naar buiten gaan. Ze had de vent wel tegen zijn
| |
| |
schenen kunnen schoppen, en die omhelzing duurde maar steeds voort. Hij kuste haar handen, klopte haar met zijn plompe poot op de schouder en trok haar weer in zijn armen. Claire ontplofte haast van woede. Eindelijk kreeg Madeleine de kans haar voor te stellen en Claire zag de kapitein zich over haar hand buigen en moest moeite doen om die niet boos terug te trekken. Zeer hartelijk en uitvoerig, trachtte hij, met Madeleine als vertaalster, Claire te overtuigen van mee te gaan. Hij had vier officieren die er voor zouden zorgen dat ze zich geen ogenblik zou vervelen, verder nog een zeer verstandige stuurman en een chef technieker die viool speelde. ‘Ze heeft hoofdpijn,’ hielp Madeleine haar, ‘ze gaat liever dadelijk naar huis. Ik heb het haar ook al gevraagd, maar ze is werkelijk te ziek.’ - Zo ben je tenminste van mij af, hè, dacht Claire ondankbaar. En ze wandelde droevig met de twee anderen naar beneden, waar een taxi hen opwachtte. Ze drukte vlug twee handen en stapte ontmoedigd naar haar wagen. Bij de stoplichten moest ze wachten en in haar spiegeltje zag ze de taxi achter haar staan. Madeleine was in druk gesprek met de kapitein en zag haar niet eens meer. Geen ogenblik keek ze voor zich uit, altijd maar in dat donkere gezicht van die kapitein met zijn enorme wenkbrauwen.
Claire had geen honger meer en stopte bij de eerste bioscoop die ze op haar weg vond. Het was in een trieste achterbuurt en ze draaiden ‘Gervaise’.
| |
| |
Ze werd haast onpasselijk van dat gevecht tussen de twee vrouwen in de wasplaats en het hopeloze leven van dat manke mens maakte haar nog ellendiger dan ze reeds was. Waarom springt ze niet in het water of hangt ze zich niet op, dacht ze, waarom blijft ze in die vuiligheid voortploeteren? Misselijk kwam ze weer buiten. Wat zou Madeleine nu doen? Lachen, natuurlijk, misschien wel weer dansen. Vier jonge officieren, een stuurman, een chef technieker en een kapitein als gezelschap. Vervelen zou ze zich niet. Wat zullen die mannen zich uitsloven in attenties voor zo'n mooie vrouw en Madeleine zal natuurlijk weer doen of ze niet weet dat ze zoveel succes heeft. Hoe komt ze er eigenlijk bij 's avonds zo moederziel alleen op een boot te gaan. Je moet toch niet goed wijs zijn.
Tien uur. Zou ze al thuis zijn? Mij kon ze niets zeggen, ze wou er niet verkeerd over praten. Ze vond het vervelend, ze wou haar avond aan boord niet bederven. Dat was het! Ik ga haar opwachten, dacht Claire, en dan kan ze er meteen over praten - moe of niet, verkeerd of juist. Ik wil weten hoe het staat en wat ik er van moet denken. Ze parkeerde haar auto schuin tegenover het hotel, tussen twee enorme vrachtwagens. Eigenlijk wou ze niet meer met Madeleine praten. Alleen weten wanneer en hoe ze thuiskwam. Wie er bij haar was en of ze alleen naar haar kamer ging. Ze zette de radio aan, kruiste haar armen en leunde met het hoofd tegen het zijraampje. Het werd elf uur,
| |
| |
ze kreeg koude voeten. Om zeven uur was Madeleine weggereden, dus al vier uren. Twee uren voor het eten en twee uren films kijken en praten. Ze zou nu wel ongeveer gaan komen. Twaalf uur. De kathedraal zette een eentonig deuntje in. Ze moest zich schamen, tot middernacht daar op een boot in de haven te blijven zitten. Odon zou dat zeker niet goedkeuren. Je moet niet vragen hoe plezierig het daar toegaat!
Om één uur was ze er nog niet. Claire reed woedend naar huis. Door wie zou ze zich laten thuis brengen? Tegen wie zou ze ‘ti voglio tanto bene’ zeggen? Welke sukkelaar zou ze nu dromend of blij en trots langs de kaaien doen lopen, steeds maar denkend: houdt ze werkelijk van mij, heeft ze dat gemeend? Waarschijnlijk een van die jonge officieren. Ze zal zeer belangstellend naar zijn opschepperige praat geluisterd en hem diep in de ogen gekeken hebben met haar raadselachtige glimlach. Het zal lang duren vooraleer ze mij nog eens met haar bestudeerd gedoe kan vangen, dacht ze boos. Laat ze dat maar met zeevolk doen, het zal haar niet zo goed bekomen. Die mannen laten niet met zich sollen, zoals ik. Daar pakt het niet, naderhand terug te krabbelen met een belachelijk ‘beter niet over praten, dan er verkeerd over praten.’
De volgende morgen zat Madame Mouche niet aan de koffietafel. Dat was een gebeurtenis. Claire wachtte een kwartier, ging dan naar de keuken en
| |
| |
hoorde van Lisa dat ze ziek was, vanaf de vorige avond reeds. Mevrouw had koorts en was zeer vroeg gaan slapen. Vanmorgen had ze slechts een glas warme melk gedronken.
Claire kon zich niet herinneren Madame Mouche ooit ziek te bed gekend te hebben. Wat hoofdpijn, nu en dan een verkoudheid, maar nooit te bed. Madame Mouche was de sterke vrouw van Antwerpen. Zo iemand die je een minderwaardigheidsgevoel doet krijgen met haar schaamteloze gezondheid.
‘Ben je zo ziek?’ vroeg Claire bezorgd toen ze bij haar moeder op het bed was gaan zitten. Madame Mouche schudde het hoofd en zou zo dadelijk opstaan. Niet toegeven, dacht Claire, en maar doen of je straalt van levenskracht. Ziekte was voor Madame Mouche iets wat je moest verbergen, iets beschamend zelfs. Ze had een diep misprijzen voor de mensen die zo onzedig over ‘hun reumatisme’ of ‘hun nevralgie’ praatten.
‘Lila staat je goed,’ zei Claire met een bewonderende blik op het donzige bedjasje van haar stiefmoeder. Ze moest toch iets zeggen en bedacht met leedvermaak hoe ongemakkelijk Madame Mouche zich nu voelde in haar négligé. ‘Eigenlijk moest je wat meer zo in nachtgewaad rondlopen, dat geeft je iets warms en huiselijks. Jij kleedt je altijd veel te streng. Ik droom van een moeder die tot 's middags in nachthemd en op roze pantoffels door het huis dwaalt. Ik heb je nog nooit in pyjama gezien,
| |
| |
maar het staat je heel goed.’
‘Je hebt altijd bijzonder veel smaak gehad,’ zei Madame Mouche, ‘het spijt me echt dat ik geen nachthemden heb. Maar ik zal er aan denken.’ ‘Graag,’ taterde Claire voort, ‘want het nachthemd is toch beter. Een pyjama staat zo slordig, met die broekspijpen in accordeon. Welke kleur heeft je pyjama?’
‘Groen,’ zei Madame Mouche kortaf en ze trachtte haar woede te verbergen - het liefst was ze tot haar kin onder de lakens gekropen. Ze voelde zich in een zeer ongelijke en onvoordelige positie tegenover Claire en wist dat die met smaak van de situatie zat te genieten.
‘Weet je wat Madeleine zegt?’ vroeg Claire plotseling en ze schrok er zelf van, ‘dat ik jou moet zeggen dat ik van je hou!’
‘Zo,’ deed Madame Mouche kalm, ‘ik heb altijd wel gedacht dat voortdurend leven onder die brandende Egyptische zon niet goed kan zijn. Vroeg of laat krijg je daar letsel van.’
Subliem, dacht Claire. Ik die meende haar eindelijk eens te kunnen overdonderen! Op de seconde vindt ze het antwoord, zonder uit de toon te vallen. Gelukkig klopte Lisa juist om de dokter aan te kondigen.
‘Je bent dus toch erg ziek?’ vroeg Claire schuldbewust voordat ze de kamer uit ging.
‘Een zware griep met acht dagen volledige bedrust, zorg jij maar dat ze in bed blijft,’ gromde
| |
| |
de dokter, een oude, trouwe vriend van vader, in de gang tegen Claire.
Die ziekte was voor Claire een gelegenheid om Madeleine te negeren zonder boos te lijken voor die avond met de kapitein. Madame Mouche geraakte niet over haar verbazing heen. Claire was niet meer van haar bed weg te slaan. Vanwaar kwam die plotselinge toewijding? En ieder uur voelde Claire zich schandelijker verlaten. Natuurlijk denkt ze dat ik boos ben, - en dat ben ik ook. Maar dat kan zij niet weten en wacht maar tot ze het mij zegt. Dan lach ik haar vierkant uit. Ik boos? Omdat jij met een kapitein uitgaat! Maar Madeleine, waar haal je dat vandaan? Jij brengt toch je dagen door zoals je zelf verkiest. Zo, dat krijgt ze. Het vervelende was, dat na drie dagen ieder zo gewend was haar haar vrije uren aan de ziekesponde te zien doorbrengen, dat ze daar geen verandering in kon brengen zonder weer de algemene verbazing op te wekken. Ze was zedelijk verplicht de volle acht dagen door te bijten naast Madame Mouche, die de zaak maar half vertrouwde en haar nu en dan spottend aankeek. En Madeleine die maar niets van zich liet horen. Ze laat me hier zitten met mijn zieke moeder. Claire wond zich zo op in haar rol, dat ze het haast zelf geloofde.
De avond van de vijfde dag, toen Claire van de kliniek thuis kwam, rook ze dadelijk bij het binnenkomen de parfum van Madeleine. Arpège de
| |
| |
Lanvin. Daar moet ik nu vijfentwintig voor geworden zijn, dacht ze, om nog een hartklopping te krijgen als ik ergens haar parfum ontdek. Toch ging ze eerst naar dc keuken en at, onder het verbaasde oog van Lisa, een boterham die ze lang kauwde, en een appel. Arpège de Lanvin. Zal ik die parfum nog ooit rustig kunnen ruiken, zonder dat mijn hart opspringt?
En plots en voor het eerst realiseerde ze zich dat Madeleine niet eeuwig zou blijven en misschien binnenkort weer voor altijd naar Caïro zou vertrekken. Dat ze haar waarschijnlijk nooit zou weerzien. Ze slikte de tweede helft van haar appel naar binnen en sprong met drie treden tegelijk de trappen op.
‘Zo,’ riep Madeleine, ‘ben je daar. Je had me wel eens kunnen berichten dat Marianne ziek is,’ en ze kuste Claire op iedere wang alsof dat al jaren de gewoonte was tussen hen. En Claire moest zich geweld aandoen om Madeleine niet in haar armen te drukken en haar te vragen nooit weer naar Caïro te gaan. Ze wenste Madame Mouche ergens in een of ander geel geverfd hospitaalbed. Maar Madame Mouche lag geamuseerd en belangstellend naar hen te kijken en vroeg onschuldig waar Claire zo lang gebleven was. ‘Ik hoorde je binnenkomen en zei nog tegen Madeleine: nu komt ze altijd dadelijk naar boven.’
‘Ik ben wat gaan eten,’ zei Claire, ‘ik had honger.’ ‘Honger?’ riep Madame Mouche verbaasd. ‘Lisa
| |
| |
zei vanmiddag nog dat je haast niets meer eet sedert vijf dagen. Ik ben blij dat je dan vanavond je hongerstaking opgegeven hebt. Dat hebben we misschien aan jou te danken, Madeleine.’
Zou je zo'n vrouw nu geen duchtig pak rammel geven, dacht Claire woedend en ze glimlachte beleefd van de een naar de ander.
‘Ik schijn wel eens geneeskundige eigenschappen te hebben,’ lachte Madeleine, ‘vroeger heb ik eens iemand waarop ik verliefd was met kussen van hevige tandpijn verlost.’
Madame Mouche glimlachte flauwtjes, ze hield niet van dergelijke onderwerpen.
‘Misschien zou je Madame Mouche ook van haar griep kunnen verlossen,’ suggereerde Claire met een triomfantelijke blik naar haar stiefmoeder - blij dat ze haar iets betaald kon zetten.
Madeleine bleef, op aandringen van Madame Mouche, souperen. En toen ze beiden naar beneden gingen om Marianne rustig uit haar bed te laten komen, want ze wou absoluut mee aan tafel zitten, hield Madeleine op de donkere tussenverdieping Claire bij de arm tegen en zei: ‘wacht even, kwaadaardig Eskimootje, wij hebben nog een eitje te pellen,’ en ze nam Claire in haar armen en trok haar vast tegen zich aan.
‘Oh,’ zuchtte Claire, ‘voel nu mijn hart. Jij bezorgt me nog een hartkwaal van die emoties,’ en ze legde Madeleine's hand op haar hart.
‘Dat is ook het enige menselijke wat je hebt,’ fluis- | |
| |
terde Madeleine, ‘en dan moet men nog op het goede ogenblik komen om het te ontdekken.’ En ze schoof haar hand wat hoger, bukte zich en kuste Claire's linkerborst.
Duizelig daalde Claire de trap af en haar hand beefde in die van Madeleine. Gelukkig was haar vader juist thuis gekomen en legde hij volledig beslag op Madeleine, die hij nog maar tweemaal gezien had sedert zij in Antwerpen was. Wat kan hij charmant zijn voor vrouwen, dacht Claire en ze was blij rustig in een verre stoel wat te kunnen nadenken. Dit was nu toch zeer duidelijk, Madeleine had het gemeend. Ze had immers van de eerste gelegenheid gebruik gemaakt om te laten zien dat de Griekse avond geen ongelukje was dat men zo gauw mogelijk moet vergeten. Ze was opnieuw begonnen. Maar wat ziet ze in mij, wat verwacht ze. Met Suzy was het iets anders. Suzy was even oud als ik en daarbij een jeugdliefde. Madeleine is achtendertig jaar. Achtendertig! Claire herhaalde het met trots. En een vrouw van achtendertig wordt verliefd op mij. Ze lijkt maar dertig en is mooi genoeg om iedere dag een andere jonge mooie man het hoofd op hol te brengen. Kijk hoe vader zich uitslooft, hij kan zijn ogen niet van haar weghouden. Zo moet Madame Mouche hem eens zien. Haar man, die geen belangstelling heeft voor andere vrouwen!
Op achtendertig is een vrouw toch volledig volwassen.
| |
| |
En wat heb ik, dat ze in Caïro niet vinden kon, ik die dertien jaar jonger ben. Wat heb ik. De liefde van Madeleine maakte haar trots, gelukkig en bang tegelijk. Wat heb ik haar te bieden? Vanavond, dacht ze, breng ik haar weer naar de Royal en dan kunnen we eens rustig praten.
Madeleine at zeer weinig en dronk des te meer. Madame Mouche zag het met licht verwijt in de ogen aan en was boos op haar man die steeds maar opgewekter de glazen volschonk en blijkbaar Madeleine onder de tafel wou drinken. Als twee vrolijke drinkebroers zaten ze tegenover elkaar, praatten los en opgewekt en staken voortdurend hun glas in de hoogte. Prosit, kinderen! Hoe bozer Marianne werd, hoe meer plezier ze in hun heildronken kregen. ‘Ik heb nog een delicieus wijntje staan,’ fluisterde vader, ‘alleen voor kenners, Madeleine.’
‘Waarom doe je dat,’ mompelde Claire terwijl Madame Mouche haar man achterna ging om hem bij de keldertrap eens onder handen te nemen, straks ben je zo dronken dat je misschien gekke dingen gaat vertellen. Je haalt het niet tegen vader, hoor. Als hij begint te drinken, weet hij van geen ophouden meer, daarom is Madame Mouche ook zo boos op hem. Ze weet wat hem te wachten staat.’
‘Ik dronken worden?’ lachte Madeleine. ‘Je vergeet dat ik wijn in mijn zuigfles kreeg. Wij zijn met wijn grootgebracht. Hij zal nog veel delicieuze
| |
| |
flesjes moeten halen voordat ik moet ophouden. Marianne lijkt op Odon, als ze zo boos is. Odon wordt ook woedend wanneer ik drink. Eigenlijk had ik met je vader moeten trouwen en Marianne met Odon. Je hebt er geen idee van wat een fijne man je vader is, als Marianne hem maar niet voortdurend in een dwangbuis sloot.’
Vader was een beetje bekoeld toen hij weer binnenkwam. Was het door de frisse kelderlucht of was het door Madame Mouche die met haar sereenste gezicht achter hem aan stapte? Hij droeg zijn fles in de hand en bekeek ze bedremmeld alsof hij niet goed meer wist wat er mee aan te vangen.
‘Dacht je mij klein te krijgen, broeder?’ lachte Madeleine. ‘Mijn reputatie is gemaakt, nog niemand heeft me werkelijk dronken gezien. Ook Odon niet. Hij weet dat men zich met mij niet meten moet. Maar troost je, het is geen schande. Jullie noorderlingen beginnen eerst op je twintigste jaar te drinken. Wij hebben altijd twintig jaar meer oefening.’
En Madeleine dronk weer even rustig haar halve fles uit, op diezelfde onthutsende manier: in één enkele teug het glas helemaal leeg. Een geste die Madame Mouche een rilling over de rug deed glijden.
‘Dag Marianne,’ zei Madeleine bij het weggaan, ‘genees heel gauw en dan zal ik je leren drinken zonder je waardigheid te verliezen,’ en ze streek
| |
| |
haar met de vinger over de neus, zoals men een boos kind een beetje uitlacht.
Ze weet toch wel wat van die wijn, dacht Claire toen Madeleine zich in de auto dadelijk in haar arm nestelde, zonder er zich om te bekommeren dat vader nog beleefd aan de deur was blijven staan voor het laatste gewuif.
‘Dag arme jongen,’ wuifde Madeleine terug - hij kon het toch niet horen -, ‘lach nog vlug een beetje, vooraleer je je vrouw moet trotseren. Hou je sterk, jongen, niet buigen voor die puriteinen. En jij bent ook al flink op weg,’ gromde ze tegen Claire, ‘vijf dagen stilte of je plotseling in rook bent opgegaan. Wat een ras! Ik zal er nooit aan wennen.’
Voor de Royal trok Claire haar handrem op en keek aarzelend naar Madeleine. Het was weer niet het goede ogenblik om rustig te praten. Je kan iemand die zoveel gedronken heeft geen ernstig onderhoud meer voorstellen. En ze wist trouwens niet juist meer wat ze zeggen en vragen wou. Alles was goed en mooi zo.
‘Tot morgen, Eskimootje,’ zei Madeleine en ze kuste haar licht en vlug op de lippen.
‘Wacht even,’ haastte Claire zich, ‘ik wou je zeggen - ik wou je vragen, - mag ik mee naar boven gaan?’
Ze schrok er zelf van, ze vroeg dat immers nooit. Al zo dikwijls had ze gezegd: ik kom nog even mee boven. Madeleine bekeek haar verbaasd, aarzelde
| |
| |
even en knikte dan. Waarom vroeg ik dat, dacht Claire in de gang. Niet om ernstig te praten, het is niet meer nodig. Maar omdat ze te vlug weg wilde, omdat ze de hele avond zo opgewekt en ver was, omdat ik haar vijf dagen zo gemist heb en omdat dat verstrooid en zedig kusje me al te weinig leek na al die tijd.
‘Doe geen licht aan,’ vroeg Claire vlug met haar hand op de gestrekte arm van Madeleine, ‘en laten we wat naar de boten kijken.’
Ze was achter haar gaan staan, nam haar in haar armen en fluisterde in haar oor:
‘Kijk, zo kan ik het je zeggen, als je me niet aankijkt. Ik heb je erg gemist Madeleine, ik kan geen week meer zonder jou.’
Ze kuste haar hals en schouders en trok haar zo vast tegen zich aan dat Madeleine er van kreunde. Madeleine maakte zich zachtjes los, bracht haar naar de stoel onder het andere raam en verdween in het donker van de kamer.
Toen ze weer kwam, ging ze stil op de rand van de zetel zitten en wreef haar kaak in Claire's haren. Claire sloeg haar armen om haar heen, schrok geweldig en liet weer even vlug haar armen zakken. Madeleine had zich ontkleed en droeg nog alleen een lange, losse broek die zijdeachtig aanvoelde. Heel rustig en met koele handen knoopte ze het bovenste knoopje van Claire's blouse los. Als een flits schoot het Claire door het hoofd. Dat is het, dat hapert er aan haar! Ze is vicieus. Als een pros- | |
| |
tituée zit ze hier op de rand van mijn stoel, als een vulgaire hoer. En ik ben er in gelopen, ik dacht dat ze van me hield. Idioot die ik ben! Er zijn zo van die wrakken met droevige afwijkingen.
Ze werd bang van Madeleine wier gezicht ze niet kon zien. Ze geraakte in paniek, trok ruw die rustige handen weg, sprong recht en tastte gejaagd naar de lichtschakelaar.
‘Dat is nu het laatste dat je had moeten doen, Eskimootje,’ zei Madeleine kalm, toen ze beiden onder het verblindend licht van de lampe belge stonden.
En die rustige stem en de gemakkelijkheid waarmee Madeleine halfnaakt en rechtop naast de stoel stond, brachten Claire helemaal buiten zichzelf.
‘Jij,’ stotterde ze, ‘jij! Dat was het dus. Dat ben je dus. Al weken vraag ik me af, wat ziet ze toch in mij. Maar je moet het geroken hebben van de eerste keer, hè. De onnozele trien, dat trok je aan. De domme, onnozele trien die razend verliefd op je zou worden, die flink op weg was een godin van je te maken. Oh, je mag het weten nu, je had je doel bijna bereikt. Ik sliep niet meer, ik werkte niet meer, ik dacht zelfs niet meer. Als een slaapwandelaar heb ik rondgelopen, met ogen die alles wazig zagen, alsof ze te lang in de zon hadden gekeken. Iedereen kwam me even onbenullig, banaal en overbodig voor en ik moest me geweld aan doen om tenminste beleefd te luisteren naar wat
| |
| |
men me zei. Niets en niemand telde nog voor mij. Ik wou niets meer horen, niets meer zien, niets meer weten, tenzij met jou. - Ik heb in een droom geleefd. Ik hoefde maar even de ogen te sluiten en aan jouw haren, handen of mond te denken om duizelig, bevend en met kloppend hart weg te zinken in een eindeloze diepte die op een bezwijming leek. - Je mag tevreden zijn, Madeleine, ik ben voor ieder en voor altijd verknoeid. Wel tien maal ben ik verliefd geweest en twee minnaars heb ik lang, ernstig en trouw liefgehad. Maar nooit was het zoals nu. Ik kon telkens nog smakelijk eten, rustig slapen en ernstig werken. Ik had voor mijn liefde vaste uren. Met jou was die gemoedsrust uit. Ik had mijn hoofd in een zee kunnen onderdompelen, in een vuurpoel steken, niets zou die zalige verdwazing, die delicieuze droom ook maar even hebben gestoord. En dat alles omdat jij een vakantieverzetje wou. Je zou je bij je schoonouders vervelen, heeft Odon ons eens gezegd. Heb ik mijn rol en het spelletje wel goed gespeeld? Wat ben jij eigenlijk, Madeleine, hoe noemt men in wetenschappelijke termen jouw ziekte of afwijking? Mijn gevoel voor jou wordt ook als iets abnormaals beschouwd. Maar geïnspireerd door zoveel liefde, zoveel tederheid, zoveel vertrouwen, kan het onmogelijk ziekelijk, onnatuurlijk of verkeerd zijn. Mijn liefde heeft zijn recht van bestaan veroverd. Maar welk somber verlangen, welk duister gevoel heeft jou geïnspireerd? Jij, zoals je daar staat,
| |
| |
halfnaakt en roerloos. Waarom die plotselinge haast die je uit de toon deed vallen, die toon van charme en verfijning, die me zo bedwelmde. Waarom werd je in enkele ogenblikken een vulgaire prostituée die een klant mee naar boven neemt en zich haastig ontkleedt? En hoe kan je, hoe durf je zo voor me staan, als een karikatuur van mijn liefde.’
Madeleine had nog steeds geen woord gezegd, geen beweging gemaakt, maar ze was bleek geworden en leek heel vermoeid. Toen ze zag dat Claire eindelijk uitgeraasd was, hief ze haar arm op en wees naar de deur, in een gebaar dat, ondanks haar naaktheid, grandioos en indrukwekkend was en zei heel zacht: ‘Buiten!’
Claire keek haar verrast en bedremmeld aan. In de eerste ogenblikken van haar woede zou ze gemakkelijk vanzelf en voor altijd weggegaan zijn. Maar nu was ze zelf zozeer onder de indruk gekomen van haar eigen liefdesverklaring, dat ze de toestand reeds half aanvaard had. Dat er maar enkele woorden van Madeleine, zo nauwelijks een kleine verklaring, nodig waren geweest om haar ootmoedig en verzoenend de armen te doen opheffen. Ze had alles verwacht, alles wat nog een verzoening mogelijk maakte, maar niet buitengegooid te worden.
Madeleine zag haar aarzeling en herhaalde nog zachter en nog dreigender: ‘Buiten!’
‘Maar zeg dan toch iets,’ snikte Claire plotseling,
| |
| |
‘antwoord me dan toch tenminste.’ Ze had zich op de knieën in de stoel laten vallen, greep Madeleine bij de armen en drukte haar gezicht tegen de naakte borst.
Als door een wesp gestoken, trok Madeleine zich los en greep met haar twee smalle handen Claire zo vast bij de keel dat haar nagels zich in het vlees puntten.
‘Ik zal je iets zeggen,’ fluisterde ze, ‘en je moet goed luisteren en het goed onthouden. Ga hier onmiddellijk weg en kom nooit weer. Ga, klein ondier, ga vlug terug naar de stal waar je hoort. Ga weer naar je jonge stieren en praat als groten met een cynisch airtje over de lesbischen, over hun kinderachtige liefde en hun onvolgroeid zijn.’
Ze pakte Claire bij de schouder, nam met de andere hand in het voorbijgaan haar tas van de tafel, drukte haar die in de arm en zette haar zo de deur uit.
Woedend liep Claire de gang uit, de trappen af, zonder de lift te nemen, de hall door zonder de man aan de receptie te groeten en stormde de straat op naar haar wagen. In haar zenuwachtigheid moest ze drie keren starten en toen ze in een teatraal vertrek met vol gas wou wegsprinten, huppelde de auto twee sprongen vooruit en viel weer stil. Als ze nu maar niet aan het venster staat te grinniken, vloekte ze binnensmonds.
Als een razende reed ze de stad door, gooide het stuur brutaal naar links of rechts een straat in, zo- | |
| |
dat de banden piepten en de achterwielen slipten. Ze had een engelengeluk dat het reeds zo laat en de stad verlaten was.
Toen ze, na tweemaal de stad te zijn rondgereden, aan het centraal station kwam, trilden haar handen nog van woede en voelde ze zich nog even vernederd. Ze parkeerde haar wagen tegen de donkere zijkant van het sombere gebouw, draaide haar raampje open en zocht op de radio naar Parijs Inter die de hele nacht door uitzendt.
‘Radio cassée? - Moi réparer?’ vroeg een mannenstem.
Ze schrok geweldig, snauwde bits iets tegen de donkere kop aan haar raampje en boog zich weer voorover naar haar post.
‘Moi Friedrich Hänzel, allemand. Enchanté!’ ging de stem rustig voort.
‘Et moi pas enchantée,’ schreeuwde ze plotseling woedend tegen de Duitse kop, die schrok en bedremmeld achteruit week. Het was een jonge man met lang zwart haar en donkere ogen. Een kleine, breedgeschouderde jongen met een dun pulletje en een zware nek.
‘Pardon,’ mompelde Claire met een verontschuldigend schouderophalen, ‘jij bent tenslotte ook maar een klein ondier, zoals ik. Jij bent zelfs een jonge stier.’
De Duitser bekeek haar medelijdend en licht geamuseerd. Die heeft te veel gedronken, dacht hij. ‘Een jonge stier,’ ging Claire nadenkend voort. ‘Jij
| |
| |
begrijpt wel niet wat ik vertel, maar dan hoor ik bij jou. Jij bent uit mijn stal.’ En ze opende de rechtse deur en gaf de Duitser een teken dat hij moest instappen. Hij liep haastig om de wagen heen en plofte behaaglijk naast haar neer.
‘Vous triste? - Malade?’ vroeg hij bezorgd.
‘Non,’ zei Claire, ‘j'ai mal.’
‘Malade,’ knikte hij deelnemend en met een wijs gezicht alsof hij dat dadelijk gezien had. Blijkbaar kende hij het woord mal niet en meende misschien dat het een lichtere vorm van malade was. Zo maar een klein, klein beetje ziek.
Hij was bokser en men had hem gezegd dat hij in Antwerpen dadelijk een engagement zou krijgen, maar hij was al een week hier en wachtte nu op een trein voor Brussel. ‘Ik kan ook nog andere dingen,’ voegde hij er hoopvol bij voor het geval Claire een goede relatie bleek te zijn. ‘Ik ben ook kelner geweest, autorenner en goochelaar.’
Bokser, dacht Claire, dus een echte jonge stier en nog wel van het zuiverste ras. Meteen was haar woede weer opgelaaid.
‘Pauvre Madame,’ zei de Duitser toen hij zag dat ze weer over haar stuur wegkeek en hij legde strelend zijn hand op haar knie. Als die rare dronken vrouw hem geen werk kon bezorgen zou ze hem misschien toch wel een ander genoegen kunnen doen. En Claire trok noch haar knie noch zijn hand weg. ‘Pauvre Madame,’ herhaalde hij nog eens en hij schoof wat dichter en legde zijn arm
| |
| |
over haar schouders. Bij de derde ‘Pauvre Madame’, kuste hij haar hals en Claire beet op haar lippen en liet hem rustig doen. Zij kon tenslotte ook vulgair zijn. Wacht maar eens! En ze startte de motor weer en reed met Friedrich Hänzel een twintigtal kilometers buiten de stad, waar haar ouders een klein villaatje gekocht hadden. De Duitser werd met de minuut bezorgder en bij iedere nieuwe uitroep van medelijden schoof zijn brede boksershand wat verder en nadrukkelijker over Claire's lichaam. En toen hij haar helemaal in zijn armen had en gulzig aan haar oor knabbelde, duwde ze hem ongeduldig opzij. Niet hier, dacht ze in een laatste tedere herinnering aan Madeleine, niet op haar plaats.
De villa was donker en kil en toen ze de deur achter zich sloot en de Duitser haar in zijn armen nam, kuste ze hem zo woest dat hij er van schrok. Toen vond hij de verklaring voor zijn gemakkelijke verovering en haar haast.
‘Getrouwd, hè,’ fluisterde hij met een mengeling van begrip en medelijden.
‘Nee,’ zei Claire verbaasd, ‘ben jij dat misschien gewend van getrouwde vrouwen?’
Maar zoveel Frans verstond hij niet. Het interesseerde hem ook niet zo bijster erg en nadat hij met een rondwijzende vinger een beetje angstig gevraagd had of er niemand thuis was, keerde hij met volle toewijding weer naar haar hals en begonnen zijn handen weer hun rusteloze, zenuw- | |
| |
achtige zwerftocht.
‘Niet getrouwd, bokser,’ mompelde Claire over zijn brede schouder, ‘veel erger nog. Verliefd geweest, verliefd en ontslagen. Bedrogen, verraden, vernederd. Maar dat ken jij niet, jij bent nu toch tevreden. Geen engagement in Antwerpen, maar een gemakkelijk meisje in je armen.’
Dat onbegrijpelijk gemompel verontrustte de Duitser. Als zij zich weer over zichzelf begon te vertederen, konden zijn kansen kleiner worden. ‘Pauvre Madame,’ herhaalde hij nog eens sussend en zonder overtuiging en keek vlug rond naar de gesloten deuren die in de vestibule uitkwamen en in het flauwe schijnsel van de straatverlichting nauwelijks zichtbaar waren.
Hij bukte zich en had Claire in een oogwenk in zijn armen opgenomen. Zonder enige moeite, alhoewel hij kleiner was dan zij, droeg hij haar naar een deur. Met het instinkt van het mannetjesdier stapte hij recht op de enige goede deur af, niet de keuken, niet de living, niet de badkamer, maar de slaapkamer van haar ouders. Claire spartelde nijdig tegen en voelde zich belachelijk als een groot kind dat onwillig naar zijn bed gedragen wordt. Die tegenstand charmeerde de Duitser geweldig, hij gromde lachend, drukte met zijn hand de deur open en liet haar heel voorzichtig op het brede bed zakken.
Onhandig, hijgend en zenuwachtig prutste hij om beurten aan haar en zijn kleding en zij moest
| |
| |
moeite doen om niet boos te worden. Ze bleef roerloos liggen, nog suf en verdoofd van haar hevige woedevlaag. En toen zijn klamme, knedende handen over haar lichaam gleden, een brede, behaarde borst haar verpletterde en ze een doordringende reuk van zweet, vervlogen alkohol en zware tabak opsnoof, keerde ze het gezicht naar de muur en wachtte.
Wat nemen ze weinig, dacht ze, ik voelde er mij nauwelijks bij betrokken. Ze kwam langzaam overeind, draaide het licht aan en ergerde zich mateloos aan de plompe wanorde van de rondslingerende kleren. Wat niet hinderlijk was geweest, hing nog verfomfaaid aan armen, benen of romp. Toen keek ze naar de bokser, naar zijn indrukwekkende borstkas en de koppige uitdrukking op zijn slapend gezicht. En ze werd plotseling bang voor die vreemde man die ze zo maar in dat verlaten huis had gebracht. ‘Ik moet hem zo vlug mogelijk kwijt raken,’ dacht ze en toen hij met de ogen begon te knipperen omdat het licht hem hinderde, schudde ze hem voorzichtig bij de schouder tot hij wakker werd. Hij was nog jong, waarschijnlijk maar vijfentwintig jaar. Gedwee kwam hij dadelijk overeind toen Claire met een waarschuwende vinger een teken gaf dat iemand thuiskomen kon. ‘Getrouwd, hè,’ lachte hij weer, met een ondeugend knipoogje. Ze kleedden zich zwijgend, rillerig en haastig weer aan, met de rug naar elkaar gekeerd, ieder aan een kant van het bed. Beiden vermeden
| |
| |
ze het elkaar aan te kijken en toen Claire de bedsprei recht trok, hielp hij aan zijn kant beschaamd en onhandig. Bij de deur draaiden ze zich allebei in een reflex om of ze niets vergeten waren en toen haastten ze zich naar buiten. In de auto voelde Claire zich reeds veel veiliger. Friedrich Hänzel sprak geen woord meer, had haar niet meer aangeraakt en zat in het verste hoekje somber tegen de deur aangeplakt. Ik geloof dat we beiden elkaar op duizenden kilometers hier vandaan wensen, dacht Claire. Wat doe ik hier met die vreemde man, waarmee ik nauwelijks praten kan en die waarschijnlijk van mij dezelfde afkeer heeft als ik van hem. Haar slapen klopten zwaar, ze voelde zich vuil en stokoud.
Aan het station stak de Duitser haar vlug zijn brede hand toe, mompelde iets met een grimas die goed bedoeld was, sprong vliegensvlug de wagen uit en rende het station binnen. Claire keek hem verbaasd na en barstte toen in een hysterische lach los. Het akelige lachgeluid zo midden in de nacht op het stationsplein klonk zo schril, dat het haar angst aanjoeg. Zo word je gek, dacht ze en ze begon nog harder te lachen. Ik moet er mee ophouden, dacht ze en ze gilde nog hoger. Dikke tranen van het lachen rolden over haar wangen. ‘Ik heb een hand gekregen,’ gierde ze, ‘een hand! Au revoir et merci. We hebben elkaar de hand gedrukt. Oh Madeleine, ik heb de stier de poot gedrukt! We hebben geen cynisch toontje aange- | |
| |
slagen, we hebben zelfs niet gepraat. Stieren en koeien praten niet, Madeleine, ze kruipen dadelijk in de stal waar ze thuis horen.’ Ze verslikte zich, begon te hoesten en lachte rochelend voort. ‘Ik word nog gek van plezier, Madeleine, nog nooit heb ik zoveel pret gehad.’ Ze hikte hysterisch voort tot haar lach in korte snikken overging en langzaam bedaarde. Toen drukte ze haar gezicht tegen het koele zijraampje en sloot even de ogen.
Heel stilletjes en bijna ingetogen begon ze te huilen. Ze startte automatisch de auto, keerde om en reed langzaam naar huis. Door de waas van haar tranen zag ze de zware tientonner niet die rechts van haar de weg opreed. Toen zijn koplampen snel aan en uit gingen, schrok ze zo erg dat ze haar stuur naar links gooide en aan de overkant hard tegen iets aan botste. Ze bleef zitten, legde tevreden haar handen op het stuur en huilde eindelijk overvloedig en bevrijdend. Zo vond de chauffeur van de tientonner haar, toen hij de deur van haar wagen opentrok. Uit ieder oog liep een brede tranenstroom en over haar neus, mond en kin een smal stroompje bloed. Claire keek hem geruststellend knikkend aan en huilde rustig voort. Hij legde de motor stil, trok haar voorzichtig met de arm uit de auto en zei: ‘je bent gewond.’
‘Nee,’ verzekerde Claire, ‘ik huil alleen maar, dat doet me goed.’
Ze schrok toch een beetje toen de man zijn blauwe zakdoek tegen haar voorhoofd drukte en haar het
| |
| |
bloed liet zien. ‘Een heel kleine wonde,’ zei hij, ‘waarschijnlijk tegen het zonnescherm geslagen.’ Claire had haast, ze wou naar huis en haalde de chauffeur over er geen politie bij te halen. Hij wrong met een breekijzer de carrosserie recht waar het tegen haar voorband knelde, keek de motor en het wiel na en na een half uurtje reed ze kalm naar huis. Het was half vijf 's ochtends.
|
|