| |
| |
| |
2
Dagen later dacht Claire nog aan wat Madeleine gezegd had. Er zijn wel zeer vriendelijke uitdrukkingen die men als beleefdheidsformule gebruikt. Maar dit was er geen. Dat stond vast. Als Madeleine eens bijzonder attent had willen zijn voor de dochter van haar vrienden, had ze daarvoor een meer gebruikelijke zin kunnen nemen. En niet dat halve verwijt van: ‘dat je eindelijk thuis gekomen bent,’ en het fatalistisch: ‘anders hadden we elkaar misschien nooit ontmoet.’ Alsof daar iets zeer kostbaars aan zou verloren gegaan zijn.
Er was aan Madeleine iets dat haar van het eerste ogenblik bijzonder aangetrokken had. Misschien haar buitengewone schoonheid, alhoewel haar dat zeer timide had gemaakt. Bij zeer mooie vrouwen voelde ze zich altijd onhandig en verlegen. Ze hebben iets ontroerends, iets raadselachtigs, iets superieurs. Ze staan meestal alleen, spreken weinig, zijn nooit uitbundig, lachen alleen met de ogen en schijnen een oase van zuiverheid en verfijning in een wereld van kakelende en pronkende dieren. Ze schijnen onwezenlijk, ondoorgrondelijk en onbereikbaar. Een mooie man blijft altijd ieders gelijke, een reëel wezen dat smakelijk eet, drinkt, rookt en normaal praat.
| |
| |
En. waarom had Madeleine zich omgedraaid en het heel zachtjes gezegd, zodat zij alleen het horen kon. Een lieve attentie zegt men hardop, iedereen mag het horen. Het was alsof juist niemand anders dit had mogen horen.
En waarom die plotselinge belangstelling voor Claire? Madame Mouche was toch veel meer een vriendin van haar formaat. Madeleine was een Griekse, woonde in Caïro waar het aan interessante kennissen toch niet zou ontbreken, had veel gereisd en leidde zeker een druk en mondain leven. Waarom toonde zij hier in Antwerpen plotseling belangstelling voor een vijfentwintigjarige masseuse die zelden de grenzen van het vaderland overschreden had?
Claire beklaagde zich bitter dat ze niet aandachtiger geluisterd had naar de reisverhalen van haar vader, dat ze zelden thuis gebleven was wanneer hij voor vrienden dia's en kleurfilms geprojecteerd had. Ze zou daardoor heel wat meer geweten hebben over Madeleine en Odon. Nu kon ze het niemand meer vragen en zeker Madame Mouche niet. Die had de volgende avond zeer geamuseerd gevraagd hoe zij Madeleine vond. ‘Erg mooi,’ antwoordde Claire, ‘maar erg vervelend doordat ze Engels spreekt.’ ‘Dan zal je misschien eindelijk eens besluiten Engelse lessen te gaan volgen,’ meende Madame Mouche.
Een week later kwam Odon zijn vrienden groeten. Hij vertrok naar Parijs. Madeleine was thuis ge- | |
| |
bleven omdat ze hoofdpijn had. Ik heb zo dikwijls hoofdpijn, dacht Claire nijdig, maar moet er toch mee gaan werken. Aan een stuk door zat ze Odon te bekijken. Wat weet hij over haar? Misschien dat ze een heel banale, grillige vrouw is, misschien erg dom of een ingebeelde zieke die altijd klaagt. Misschien een aanstellerige die graag eigenaardig doet. Als ik hem vertel wat zijn vrouw me zei, kan hij me waarschijnlijk dadelijk een verklaring ervan geven. Och kind, zal hij antwoorden, Madeleine doet altijd zo gek. In Athene en Caïro lopen honderden mensen rond die denken dat ze op haar een diepe indruk hebben gemaakt. Dat is haar grootste plezier. Ze weet nu niet eens meer dat ze je iets zei. In geen geval kon Claire hem vragen: meneer, wat is uw vrouw voor iemand? En de ezel praatte maar over zijn firma, zijn budget voor die tentoonstelling en de belachelijk overdreven roem van de Egyptische tabak. Het staat vast dat hij zeker niet geweldig veel van zijn vrouw houdt, dacht ze, anders bleef hij niet zolang praten hier. Tenslotte heeft zij toch zoveel hoofdpijn dat ze niet mee kon komen. Om de tabak wat te laten rusten, vroeg ze of hij tevreden was over zijn D.B. Ja, hij was er zeer tevreden over en hij begon aan een technische uitleg die niemand meer begreep. Vader keek haar verwijtend aan, Madame Mouche spottend, en zijzelf boorde een ernstige blik in Odon's ogen en overlegde of het dwaas zou zijn te vragen of die wagens een voorwielaandrijving
| |
| |
hadden. Daarna kon ze nog vragen of ze met luchtafkoeling werkten en of er twee carburators op stonden. Meer wist ze er zelf niet van. Met de bovenliggende nokkenassen had ze oningewijden steeds veel ontzag ingeboezemd, maar Odon bleek te goed op de hoogte voor deze zet. Madeleine houdt niet van de kleur, besloot hij lachend. Ik ook niet, dacht Claire, dat hebben we dan toch al gemeen.
Hij had een eigenaardige gewoonte. Hij wreef steeds over zijn haren, als om ze goed te leggen. Dat was echter totaal overbodig, want ze waren zo kort en dicht gekruld dat hij gerust wekenlang een kam kon missen. Daarna legde hij dan zijn middelvinger tegen zijn neusvleugel en drukte die dicht. Doordat hij in dezelfde hand zijn sigaret hield, moest hij dus voortdurend zijn ene oog half toeknijpen om er geen rook in te krijgen. Het was een ingewikkelde beweging.
‘Madeleine blijft dus niet bij je ouders?’ vroeg Madame Mouche om hem weer van een reeds te lang besproken onderwerp af te brengen.
‘Nee,’ zei hij, ‘mijn moeder is nogal bemoeiziek. En die twee kunnen niet goed met elkaar overweg. Dat heb ik nu ondervonden. Trouwens, mijn ouders zijn twee oude mensen, die erg hun rust en gewoonten op prijs stellen. Het zou niet goed gaan. En wat moet Madeleine in dat kleine stadje zo lang doen? Ze blijft liever hier in het hotel en ik geloof dat ze daar ook beter rusten kan. Daarbij
| |
| |
heeft ze het voortdurend koud natuurlijk, en het huis van mijn ouders is nogal somber en kil en zonder centrale verwarming.’
Claire dankte in stilte Madame Mouche. Nu wist ze tenminste iets, zonder zelf belangstelling te hebben moeten tonen. Eindelijk had hij eens over Madeleine gesproken - en toch zoals men over een normaal mens spreekt. Er scheen tot hiertoe niets bepaald ziekelijks of abnormaals aan haar te zijn. Eindelijk stond Odon op. Hij drukte nog eens vlug zijn bruin berookte vinger tegen zijn neusvleugel als een bezwering en stak toen zijn grote hand naar ieder uit. Een hand waarmee hij Madeleine in een greep zou kunnen doodknijpen. Een hand die onmogelijk Madeleine's lange zijige haar kon strelen zonder haar pijn te doen. Een hand die niet paste naast de tengere, elegante vrouw die Madeleine was. Een hand die gemaakt was voor auto's, paarden, boten, tabak, wereldtentoonstellingen. Alles - maar niet voor Madeleine.
Toen hij naar buiten liep, hield hij zijn sympathieke kop een beetje schuin en zei vriendelijk tegen Claire:
‘Madeleine hoopt dat je haar wat gezelschap zal houden. En ik hoop dat ook.’
In haar bed bracht ze nog eens alles samen wat ze over Madeleine wist. Ze kon niet goed overweg met haar bemoeizieke schoonmoeder, dus heeft ze zelf geen al te gedwee karakter. Ze heeft het voortdurend koud, omdat ze natuurlijk steeds een warm
| |
| |
klimaat gekend heeft. Ze gaat graag uit, want ze kan niet enkele maanden in een klein stadje blijven. Ze is liever hier in het hotel. In dat hotel omdat ze graag bediend en verzorgd wordt. Maar waarom dan hier in Antwerpen? Brussel is een grotere stad.
Nog nooit was Claire met zoveel tegenzin naar de kliniek gegaan, als de laatste week. Rudy kon ze gewoon niet meer zien, alhoewel de man eigenlijk niet meer vroeg dan te mogen denken dat iedereen zijn leven geven zou voor zijn dienst. Vroeger had ze daar echter een spelletje van gemaakt. Systematisch had ze hem de indruk gegeven dat zij zich afsloofde, dat er voor haar niets ter wereld belangrijker was. Door talloze incidentjes, houdingen en gesprekken had zij Rudy reeds lang overtuigd dat zij een zeer toegewijde ziel was. Alleen aan het zich stipt houden aan de voorgeschreven uren moest hij wennen. Zij wist dat zij, na haar baas eenmaal overtuigd te hebben van haar toewijding, een zeer rustig leven zou leiden. En hij wist niet dat zij, eenmaal de hospitaalpoort uit, geen ogenblik meer dacht aan zijn dienst.
In de cabine was het weer ontzettend warm. Het was niet meer voldoende je jurk uit te trekken en over je onderjurk de witte schort aan te doen. Je zou haast naakt onder die schort moeten lopen. En de dikke, vlezige rug voor haar wou maar niet zwijgen, al vier maal had ze verteld van haar dochter die niet had willen studeren en nu met
| |
| |
een Argentijn getrouwd was die in gewapend beton deed. En dat gewapend beton, - wel, dat kenden ze niet in Argentinië. En hij was daar nu mee begonnen. Je moet niet vragen hoeveel werk die man had. Bestellingen! De kleine nam hij gewoon niet aan. Nee, die had kansen gehad! Maar een werker, natuurlijk. Een jongen die alles aandurfde. Nu zeg je soms, om vooruit te komen moet je tegenwoordig een diploma hebben. Maar die jongen had niets. Nu, weet je, in Argentinië is nog alles mogelijk - Claire trok een lelijk gezicht tegen de witte rug en masseerde automatisch voort. Het zweet liep in een straaltje uit haar haren, langs haar oor. En Rudy die zich maar fascineerde op massage van twintig minuten! Het was moordend. Deze dame bijvoorbeeld zou ze nooit als eigen patiënt willen, dan raakte ze immers nooit van die Argentijnse betonvent af. Ze had het van tevoren moeten weten, alle patiënten die Paulette aan haar overdeed, waren vervelende of moeilijke gevallen geweest. Maar Paulette had er een handje van om Rudy om te praten. De patiënt verandert niet graag, werd duizend maal herhaald, maar je ziet het wel. Ze zou Paulette toch eens de waarheid zeggen. Op een beter ogenblik natuurlijk, want de arme ziel was weer in volle liefdessmart. Ze moest nu wat ontzien worden. Het kind liep met haar barometer op het gezicht. Op ‘zware bewolking’ had hij die middag gestaan en ieder wist dat dat ‘storm’ betekende voor de volgende dagen. Paulet- | |
| |
te was blijkbaar weer eens aan het trieste eind van haar grote liefde gekomen.
‘Hoe komt dat toch,’ had ze eens in Claire's armen gesnikt en Claire had niet de moed om te zeggen: ‘doordat je veel te gemakkelijk te veroveren bent, veel te aanhankelijk en vierendertig jaar, waardoor ieder man zich inbeeldt dat hij je enige en onverhoopte kans is.’ Kan je dat nu zeggen tegen een vrouw die zich telkens weer met hart en ziel in een nieuwe liefde stort? Die zich als een verliefd dier in de armen van haar minnaar werpt en zich met gulzige, tedere armen als zuignappen aan hem vastklemt, met de inzet van heel haar leven? Die hem schaamteloos haar overgave, haar zware liefde toeschreeuwt en haar zwakheid, haar goedheid en haar jaren angstwekkend bloot legt?
Drie dagen later was Madeleine op bezoek geweest. Natuurlijk juist in de namiddag, toen Claire in de kliniek was.
‘Madeleine vroeg wanneer je haar eens gaat bezoeken,’ had Madame Mouche gezegd, ‘in de Royal logeert ze.’
Claire mompelde iets van het vele werk en vermoeid zijn.
‘En je hoeft niet eerst Engelse les te gaan volgen, ze begint zich al aardig met het Frans te behelpen,’ grinnikte Madame Mouche.
Alle dagen nam ze zich voor te gaan. Vanavond, regelrecht van de kliniek naar de Royal. Telkens nam ze een douche waarvoor ze tien minuten
| |
| |
vroeger eindigde. Rudy was dat dagelijkse douchen van haar niet gewend en vond het zeer verontrustend. Vroeger nam ze thuis voor het eten een douche, en slechts zelden in de kliniek. Thuis vroeg Madame Mouche zich af of ze van haar douche-manie genezen was. Claire had een bijzonder scherp reukvermogen en beweerde dat zij van alle kwalijke geuren der aarde doortrokken de kliniek verliet. Maar ondanks alle voorbereidingen was ze nog steeds niet in de Royal geweest. Telkens maakte ze twee straten vóór het hotel rechtsomkeert en reed boos en ontgoocheld naar huis. Waarom belde Madeleine ook niet eens zelf eerst op om een afspraak te maken? Hoe kon ze daar nu binnenkomen? Dag mevrouw, ik kom je wat gezelschap houden, - of, ik kom je eens goedendag zeggen? En dan? Wie komt er nu om half zeven 's avonds iemand groeten. Eigenlijk zou een morgen beter zijn. Maar wie weet hoe laat een vrouw die moet rusten uit haar bed komt? Veel mensen slapen immers tot tien; en elf uur is weer zo dicht bij de middag.
Toen werd het een middag. Een zondagmiddag. De Royal heeft een mooie, zeer oude trapgevel en kijkt rustig en trots over de Schelde. Niet te verwonderen dat ze liever hier blijft, dacht Claire, met zo'n uitzicht! Reeds jaren trachtte ze haar ouders over te halen om toch op de Scheldekade een appartement te zoeken, maar ze durfden niet. Men zegt immers dat het daar zo geweldig koud
| |
| |
is en men er door de hevige wind nooit een raam kan openzetten. Ze kon Madeleine gewoon een ritje door de haven voorstellen. Dat klonk misschien een beetje gek, maar wanneer een vreemdeling iets gek doet of zegt, lachen wij daar toch ook niet om en vinden er zelfs veel charme in. Tenslotte was zij voor Madeleine een vreemdelinge. Ze kon dus gerust een beetje raar doen. Aan de receptie liet ze Madeleine berichten en de piccolo kwam haar zeggen dat mevrouw haar boven verwachtte, kamer zeven, tweede verdieping. Daar had ze geen ogenblik aan gedacht; volgens haar plannen zou Madeleine naar beneden gekomen zijn. Nu kon ze als een loopjongen aan de deur staan kloppen tot mevrouw zich verwaardigde open te doen. De deur van kamer zeven stond open. Dat kon ze zien zodra ze uit de lift stapte. Om haar komst aan te kondigen klapte ze nogal nadrukkelijk de liftdeur dicht en trachtte haar hakken te doen kletteren. Maar de loper van de Royal was van te goede kwaliteit. Dan maar eens kuchen. Moest ze nu nog aan die open deur kloppen? Idioot, dacht ze, wat ben je begonnen. Als dat mens gezelschap wilde, moest ze zelf maar opbellen of even langs komen. Wie dacht ze eigenlijk wel te zijn? Dat ze maar te spreken had om iedereen te laten toesnellen? Het is immers altijd hetzelfde met die verwende dametjes. Dat een ander moet werken kunnen ze zich niet indenken. Mevrouw verveelde zich een beetje, - stel je voor! En dat
| |
| |
alles omdat ze met haar sfinxengezicht en fluwelen stem gezegd had dat ze elkaar anders misschien nooit ontmoet hadden. - Rustiger zou dat in alle geval wel geweest zijn. En juist toen ze bij de deur kwam, stak Madeleine haar hoofd buiten om te kijken waar ze bleef.
Een hand geven, goedendag zeggen, binnengaan en in een stoel gaan zitten, was in een oogwenk gebeurd. Madeleine was nog niet aangekleed, ze liep nog in peignoir.
‘Ik dacht al dat je me vergeten was,’ zei Madeleine, terwijl ze op een laag bankje met de rug tegen de radiator ging zitten.
‘Ik moet werken,’ antwoordde Claire, ‘ik kon me niet eerder vrijmaken.’
Gelukkig kon ze Frans spreken, het ging wel traag en ze moest haar zinnen dikwijls herhalen. Madeleine had een gezellige kamer. Men had ze in oude stijl gelaten, met donkere dunne balken tegen de lage zoldering en drie glas-in-lood-ramen. De gordijntjes en bedsprei in rood en wit geblokt katoen deden aan een oude hoeve denken. Het brede divanbed stond niet, zoals in alle hotelkamers, in het midden van de kamer, maar in de hoek, met nog een smalle doorgang tussen de muur en het bed, zodat er nog juist een tafeltje met de telefoon en een bedlampje tussen kon. Aan de zoldering geen enkele verlichting. Twee lampes-belges met witte porseleinen kap hingen tegenover elkaar aan de muren. Het middelste raam was eigenlijk een
| |
| |
deur die toegang gaf tot een lang, maar tamelijk smal terras. Naast het bed nog een deur, naar de badkamer. Onder de ene lampe-belge stond een divan met een rond tafeltje en twee stoelen. Onder de andere lamp aan de overkant van de kamer een antieke zwaar elken schrijftafel met twee biezen stoeltjes. Twee smaakvolle schilderijen gaven iets huiselijks. Duidelijk een kamer voor fijnproevers.
‘Je hebt een mooie kamer,’ zei Claire, ‘en wat een uitzicht.’
‘Odon heeft dat voor me gevonden, ik hou veel van de zee. Dit is wel geen zee, maar toch ook water. Eigenlijk kom ik niet uit Athene, zoals Odon altijd zegt, maar van Lourion, een stadje onder Piraeus, tegenover het eiland Keos. Ik heb mijn hele jeugd aan de zee doorgebracht.’
Claire had haar maar meteen met Madeleine aangesproken. Ze moest maar denken dat dat ook een Belgische gewoonte was. Het was plezierig om te zien hoe ze de taalmoeilijkheden oploste. Als ze wat lang naar een woord moest zoeken werd ze zenuwachtig en begon druk met de handen te gesticuleren. Het ‘eiland’ ging niet. Ze vormde een grote cirkel met haar armen en zei ‘Keos’. En toen Claire niet onmiddellijk begrijpend knikte, zwaaide ze herhaaldelijk met de armen en herhaalde ongeduldig: ‘Keos, Keos, Keos,’ alsof niemand zo achterlijk kon zijn Keos niet te kennen. Regelmatig flapte ze er ook onverstaanbare woorden
| |
| |
tussen, waarschijnlijk Grieks of misschien Arabisch. Haar zinnen begon ze meestal met twee, drie woorden Engels, herstelde zich dan en ging in het Frans voort.
‘Ik kwam je eigenlijk een autoritje voorstellen,’ zei Claire.
‘Graag, als ik me tenminste eerst mag kleden. Een half uurtje en ik ben klaar. Er liggen boeken en tijdschriften op de schrijftafel.’
Claire ging bescheiden met haar rug naar de badkamer zitten en bladerde wat in de tijdschriften. Madeleine was nog veel mooier dan de eerste maal. Zij droeg haar losse peignoir als Antigone haar peplos moet gedragen hebben, met een koninklijke gratie. Ze was een beetje bijziende, maar verborg dat angstvallig. Dat gaf haar, telkens als ze iets duidelijk wou zien, een lieve, geconcentreerde uitdrukking, alsof ze zeer veel belangstelling voor je had; ze hield het hoofd dan een beetje scheef. Claire had het gemerkt toen Madeleine verstrooid een geïllustreerd blad had opgenomen, naar de foto keek en deze toen, plotseling geïnteresseerd, dicht bij haar ogen bracht om de naam te lezen. Ze had daarop onmiddellijk het blad weer neergelegd. Ditmaal hingen haar haren niet meer los, ze had ze nu in een paardestaart samengebonden wat haar veel jonger maakte. Later zag ze dat Madeleine zelden hetzelfde kapsel had. ‘Hoe vind je Odon?’ riep Madeleine vanuit de badkamer.
| |
| |
‘Sympathiek!’ antwoordde Claire.
‘Ik ook,’ riep Madeleine.
‘Nogal logisch,’ vond Claire, ‘anders was je niet met hem getrouwd.’
‘Oh, dacht jij dat je maar alleen uit liefde of sympathie met iemand trouwen kan? Er zijn er veel die om heel andere redenen trouwen. En na elf jaar huwelijk je man nog sympathiek vinden, lijkt me een succes, waar ik altijd trots op ben geweest. Ik weet niet wat jij daar zo logisch aan vindt.’
Je moet ook nog op je woorden letten met haar, dacht Claire. En ze antwoordde niet meer. Madeleine was toch druk met de douche aan het werk. Onder de schrijftafel stonden vier enorme koffers, blijkbaar veel gebruikt, van dik en soepel leder met zware riemen er omheen. Aan de ingevallen buiken zag men dat ze leeg waren. Claire voelde zich behaaglijk in deze kamer, ze strekte de voeten wat uit en liet het hoofd op de rugleuning achterover zakken.
‘Denk je dat Odon van mij houdt?’ riep Madeleine weer. Ze had de douche eindelijk uitgedraaid en liet nu nog alleen de brede badkraan met een watervalgeluid openstaan. Claire schrok, wat kon die toch onthutsende dingen zeggen of vragen. Het was trouwens opvallend dat ze steeds maar vragen stelde.
‘Geen idee van,’ riep ze terug, ‘ik dacht dat je dat zelf wel zou weten.’
| |
| |
‘Dat weet ik ook, maar ik vraag me af of anderen het ook zien. Weet je wat het is, hij kent me te goed.’
‘Dan moet ik zorgen dat ik je nooit te goed ken, of ik hou ook niet meer van je,’ zei Claire met de overmoedigheid van iemand die weet dat men toch haar gezicht niet zien kan, want ze bloosde er wat van.
‘Juist niet,’ lachte Madeleine, ‘jij zal waarschijnlijk nog meer van mij houden wanneer je me goed kent. Er is een essentieel verschil tussen jou en Odon, als je het soms niet wist.’
Madeleine had weer lang gesukkeld met haar ‘essentieel verschil’, zodat het gesprek wat geremd was. Claire was blij het dubieuze onderwerp te kunnen laten varen, zo dadelijk kwam Madeleine weer binnen en, oog in oog, zou ze dat gesprek niet durven voortzetten.
‘Goal,’ schreeuwde Madeleine plotseling in de badkamer, ‘de tegenpartij zwijgt.’
‘De tegenpartij is dood,’ zei Claire. ‘ze heeft zich dood gewacht.’
Ze hoorde Madeleine uit de badkamer komen, in de kast met kleerhangers rammelen en weer verdwijnen. Er was reeds drie kwartier voorbij gegaan. En het duurde nog twintig minuten eer Madeleine trots verklaarde dat ze nog slechts mantel en schoenen moest zoeken. De keuze was inderdaad moeilijk. Bij een eerste schatting zou Claire vijftien paar gezegd hebben en de enorme kleer- | |
| |
kast was nauwelijks voldoende voor alle mantels, kleren, bloesen en jurken. Dat kon onmogelijk in die D.B. gezeten hebben en Madeleine had gezegd dat volgende week haar koffers kwamen. Waarschijnlijk zal ze dan de hele tweede verdieping van de Royal moeten huren, dacht Claire.
Madeleine was een enthousiaste toeriste. Het was plezierig haar rond te rijden. Ze wou alles weten, alles zien. En toen ze naast elkaar over de reling van het ponton geleund stonden, wou ze zelfs weten wat twee oude mensen naast haar tegen elkaar zeiden. Alle aanwijzingen en opschriften in de haven moest Claire vertalen. En toen ze aan een hangar het bordje ‘verboden toegang’ ontdekte en er de betekenis van wist, stapte ze onmiddellijk door het hek, stevende recht op de zakken en kisten af en besnuffelde ze grondig. Op de kade werd ze boos toen een vuilniswagen een enorme stapel losse bananen kwam opladen. Zwarte, rotte bananen en mooie gele lagen er dooreen en aan de kanten van de stapel waren ze door de lossers platgetrapt tot een dikke, vuile pap. Waarom laten ze de arme mensen dat niet halen? En het scheelde geen haar of ze was die mannen van de reinigingsdienst eens haar mening gaan zeggen. Dat heb je nu in die geordende landen, vond ze, in Alexandrië zouden die bananen niet eens de tijd hebben gehad om de grond te raken. Voor één banaan schieten vijf halfnaakte schooiertjes naar voren. En geen politiezweepje is die jongetjes te vlug af. Maar dat
| |
| |
is niets voor hier. Het mag niet, dus men doet het niet. Discipline noemen jullie dat.
‘Doe jij nooit iets wat niet mag?’ vroeg Madeleine terwijl ze dapper tegen de wind vocht en het hoofd voorover gebogen, naar rechts stevende waar het kanon van het Steen haar intrigeerde.
‘Jawel,’ riep Claire terug, ‘als het tenminste niet iets vervelends is. Smokkelen is bijvoorbeeld iets waar ik aan verslaafd ben. En alleen omdat het niet mag.’
‘Is dat alles,’ vroeg Madeleine, ‘alleen smokkelen?’ ‘Nee, maar de rest zeg ik zomaar niet direct,’ lachte Claire.
Madeleine had lont geroken bij dat kanon. ‘We gaan naar binnen,’ verklaarde ze, ‘er moet daar ook nog wat te zien zijn.’ Maar boven op de brug gekomen, vóór de donkere poort, bedacht ze zich weer.
‘We gaan weer terug naar het hotel. Als we daar eens koffie gingen drinken?’ vroeg ze. ‘Ik ben half dood gevroren aan dit barbaarse water.’
‘Mij goed,’ grinnikte Claire, ‘voor je bij het hotel bent, heb je toch al vijf andere plannen klaar. Je wou het winkelcentrum zien en we lopen al twee uren in de haven rond. We zijn vier keer op weg geweest naar dat grote schip van de Johnson Line waarop je vriend gevaren heeft en telkens vond je onderweg iets anders. We zullen die boot nooit zien, dat staat in de sterren.’
‘Wedden dat we regelrecht van hier naar de Royal
| |
| |
gaan en zonder stoppen?’ vroeg Madeleine. En ze duwde haar handen diep in haar mantelzakken en stapte met grote, zware passen naar het hotel. Claire stond haar verbaasd na te kijken en rende dan achter haar aan. En toen Madeleine de flapdeuren van de Royal open duwde, was ze weer de nette, elegante dame die minzaam en gracieus aan de receptie haar sleutel aannam en langzaam naar de lift stapte.
Boven in haar kamer, schopte ze haastig haar schoenen in de kleerkast, liet haar mantel op een stoel vallen en rende de badkamer in. Recht onder de douche natuurlijk. Ze brengt haar leven al badend door, dacht Claire.
‘Bel eens voor twee filters,’ riep Madeleine, ‘mij verstaan ze hier toch nooit aan de telefoon. En als je ook een gloeiende douche wil, moet je gauw komen. Het gebeurt niet dikwijls dat het water zo warm is. Ik word langzamerhand weer een mens.’
‘Bedankt,’ antwoordde Claire, ‘ik ben al weer warm,’ en ze stond op om koffie te bestellen. Madeleine kwam binnen, gehuld in een dikke, witte badmantel en Claire merkte nu eerst hoe mooi bruin gebrand ze eigenlijk was.
‘Ga jij slapen?’ vroeg Claire onthutst, toen ze Madeleine de bedsprei zag opvouwen en de dekens openslaan.
‘Ik? Nee, ik ga met je praten. Kijk niet zo verbaasd. Moet je nu altijd staan of zitten om te
| |
| |
praten? Ik zie dat jij de genoegens van het leven niet kent. Voor jou is een bed iets waar je in ligt om te slapen of om ziek te zijn. Je moet leren leven in je bed, eten, drinken, lezen, dromen, praten, alles. Kijk, je gooit er zoveel mogelijk zachte kussens in, trekt de dekens langs alle kanten los en dan zoek je de beste houding.’
‘En dan val je in slaap!’
‘Barbaar, slapen is wel het meest onterende dat je in een bed kan doen. Nee, je zoekt lang naar de houding die je het best bevalt. En nooit vind je dezelfde schikking weer, nooit kan je twee keren hetzelde liggen. Een klein deukje in een kussen, een andere vouw in de dekens, en alles is weer anders. Soms heb je toevallig van die delicieuze vondsten en dan blijf je uren roerloos liggen om het evenwicht niet te storen. Lach niet zo, ik zal je dat wel leren. Je weet niet welk een heerlijkheid een bed is!’
‘Ik vrees dat je werk aan je leerling zal hebben,’ lachte Claire. ‘Als ik een kwartier op een bed lig, val ik in slaap.’
‘Mooi vooruitzicht voor mij,’ gromde Madeleine. ‘Germanenkind! Noorderling! Eskimo! Kijk, neem jij nu de andere helft van het bed. Het is toevallig het voeteneind, moge het je eer niet krenken. En zoek nu een goede houding, dat vraagt wat tijd. Soms lig je het beste op je zij, soms op je buik of op je rug. Maar denk er om dat je nooit op je elleboog mag steunen, dat houdt je schouder niet
| |
| |
lang vol - die begint dan te trillen en pijn te doen. En ontspan nu iedere spier, dat vraagt werk en oefening. Zie je, zo praat je veel gemakkelijker. Alhoewel jij daar ligt als een kat die buikkrampen heeft.’
Claire vloog omhoog toen een kelner aanklopte en de koffie binnenbracht. Ze trok de man haast het schenkblad uit de handen en ging het zelf op de tafel zetten.
‘Madeleine,’ zei ze, ‘je weet het zeker niet, maar in je ijverig wroeten om een goede houding te vinden, is de kraag van je badmantel wat opengezakt en dat maakte een zeer diepe indruk op die man.’ ‘Uit welk pensionaat kom jij?’ vroeg Madeleine verbaasd. ‘Nog niet halfnaakt, nog voor geen vijftig kelners had ik jouw kannibalensprong gemaakt. Kijk niet zo boos. Iedereen is tevreden, de kelner om wat hij heeft kunnen zien en ik omdat mijn zalige rust niet verstoord is. Wat moet je meer hebben. Voor iemand die dagelijks naakte mensen kneedt, vind ik je erg preuts. Heeft Marianne je zo slecht opgevoed?’
‘Was jij eigenlijk goed bevriend met Madame Mouche?’ vroeg Claire plotseling geïnteresseerd. ‘Jullie zien elkaar nu toch weinig?’
‘Waarom noem je haar zo? Ze heeft me veel over jou verteld, maar nooit dat je haar zo'n gekke naam hebt gegeven.’
‘Toen we klein waren kondigde vader ons een nieuwe moeder aan, hij sprak over een Moeke of
| |
| |
een Moesje. En wij spraken over moesje die ging komen. Maar toen ze er was, imponeerde ze me zo erg, dat ik steeds Madame zei. Papa hield het “moesje” vol en tenslotte maakte ik er Madame Moesje van, dat langzamerhand Madame Mouche werd. Ik had daarmee zoveel succes en vooral bij haar, je kent haar, dat het zo bleef. Ik ben trouwens de enige die haar zo noemt. Mijn zuster heeft altijd een plichtmatig “moeder” gebruikt.’
‘Hou je van haar?’ vroeg Madeleine en het antwoord scheen haar belangstelling op te wekken want ze kwam er even voor overeind om Claire beter te kunnen zien. Claire nipte wat aan haar koffie en zei dan:
‘Ik weet het niet en praat daar ook liever niet over.’
Madeleine ging weer liggen en knabbelde een koekje op. Ze bleef Claire nadenkend bekijken, een van haar gewoonten die Claire hoogst vervelend vond. De meeste mensen kijken bescheiden een andere kant uit als je je zin beëindigd hebt. Madeleine niet, ze bleef je soms zo nadrukkelijk bekijken dat je telkens het gevoel had nog iets te moeten zeggen.
‘Denk je dat Marianne van jou houdt?’ vroeg ze weer.
‘Geen idee,’ antwoordde Claire achteloos, ‘ik moet zeggen dat het me ook niet erg interesseert. Eigenlijk denk ik dat ze toch niet erg gek op me is.’
‘Ik heb me dat dikwijls afgevraagd,’ zei Made- | |
| |
leine nadenkend, ‘ik heb het haar trouwens gevraagd ook, maar je weet hoe ze op zulke vragen antwoordt. Wat een eigenaardige vrouw, die Marianne! En toch geloof ik dat ze van je houdt. Ze heeft me zoveel over je verteld toen ze bij ons waren. Ik denk dat ze heimelijk trots op je is.’
‘Dat zeker niet, dat weet ik. Je vergist je. Madame Mouche ken je zo maar niet in enkele weken. En beloof me haar nooit te zeggen dat je me dat verteld hebt. Het zou haar vernederen en krenken. Je kent haar niet!’
‘Wat een ingewikkelde mensen,’ zuchtte Madeleine, ‘waarom het zo moeilijk maken? Terwijl het zo eenvoudig en duidelijk is te zeggen “ik hou van je”. Zoiets doet genoegen en verwarmt het oude hart. Een beetje warmte, Noorderling, mag je gerust geven! Maar dat is te eenvoudig voor jullie, hè? Kan jij voorlezen?’
‘Nooit gedaan,’ antwoordde Claire, onthutst door de plotselinge overgang, ‘maar ik kan wel lezen, dat heb ik op school geleerd.’
‘Toe, wees lief,’ bedelde Madeleine, ‘en lees wat voor. Dan ben je tenminste zeker dat ik niets vervelends meer vraag, ik ben dol op voorlezen. Daar kan je me uren koest mee houden.’
De lektuur was beperkt tot illustratiebladen, daar Claire het natuurlijk vertikte uit Engelse boeken voor te lezen. Na lang zoeken viel de keuze op een romantische biografie van Elizabeth Taylor. Madeleine luisterde met gesloten ogen. Nu en dan
| |
| |
keek Claire eens vlug naar haar om zeker te zijn dat ze niet in slaap gevallen was. En telkens wanneer ze even ophield, keek Madeleine haar met grote ogen vragend aan. ‘Wees gerust,’ zei ze, ‘ik slaap niet.’
Het was een droevig relaas, men vroeg zich af waar dat arme mens nog de moed haalde om te glimlachen nu en dan. Claire las maar door, ze volgde zelf reeds lang niet meer de draad van het verhaal.
‘Het is moeilijk voor mij,’ zei Madeleine tenslotte, ‘tot aan die man met zijn vliegtuigongeluk kon ik volgen. Maar met al die klinieken en ziekten ben ik er niet meer. Ik hoopte de draad weer te kunnen opvangen en toen dat niet meer ging, heb ik gewoon maar naar je stem geluisterd. Daarom beken ik het nu, je zou het tenslotte toch ontdekt hebben. En als we nu eens aten en daarna wandelden of naar een film gingen of gingen winkelen?’
‘Over een kwartiertje moet ik thuis zijn voor het souper,’ zei Claire.
‘Bel op,’ suggereerde Madeleine. ‘Je zegt: Madame Mouche, ik bel je op om te zeggen dat ik bij Madeleine blijf eten en dat ik van je hou.’ En toen Claire naast haar lag om te telefoneren duwde Madeleine een puntige vinger in haar rug en fluisterde: ‘toe, Eskimo, zeg het nu vlug!’
‘Ben je gek?’ deed Claire verontwaardigd toen ze afgehaakt had en weer naar haar plaats kroop. ‘Madame Mouche zou me onmiddellijk met een
| |
| |
ambulance-auto hebben laten halen en naar de kliniek voeren met vier psychiaters aan mijn bed.’ Madeleine schoof naar de rand van het bed, stak er haar bruine, slanke arm onder en haalde een transistorradio boven.
‘Ik wist al niet wat ik miste,’ zuchtte ze. ‘Als jij nu een jurk voor mij uitkiest, zal ik wat muziek zoeken en bedenken wat wij zullen eten.’
Ze was erg moeilijk. Bij alles wat Claire uit de kast haalde, zuchtte ze om zoveel onbegrip. Het ene was te koud, het andere droeg ze immers niet graag, het derde kon ze toch niet aandoen zolang dat haakje er niet aangenaaid was en voor het vierde had ze geen bijpassende schoenen. Tenslotte vonden ze het: ze zouden van kleren verwisselen, zo hadden ze beiden het gevoel een nieuwe jurk te hebben. Madeleine wou in de kamer eten en toen alles gebracht werd, waren ze reeds gekleed en helemaal klaar. De japon van Claire was wel wat te wijd voor Madeleine en Claire wist dat ze met die knellende rok niet te veel mocht eten. Madeleine wou met alle geweld ook een van haar coiffures op Claire proberen, maar moest het opgeven, de haren waren te kort.
Na het souper had Madeleine nog een half uurtje nodig om zichzelf en Claire te schminken en toen stelde ze opgetogen voor Madame Mouche een bezoek te brengen. Na lang praten kon Claire haar daarvan afbrengen en gingen ze maar wandelen. Het deed Claire goed, want de zware wijn
| |
| |
die ze bij het eten gedronken hadden, was haar erg naar het hoofd gestegen.
‘Nu moeten we goed opletten dat we ons niet met elkaar verwisselen,’ zei Madeleine onderweg, ‘die met rok en bloese is Claire en die met de jurk is Madeleine. Want als we ons niet meer uit elkaar kunnen houden ga jij mijn neus snuiten en ik in jouw hand niezen.’
In een donkere straat bleef Madeleine plotseling staan voor een smal poortje waarachter men duidelijk een woeste film met veel paardengetrappel en schoten kon horen. ‘Wat is dat?’ vroeg ze en meteen was ze al aan het poortje aan het prutsen. Er was geen deurklink aan, maar iemand had het blijkbaar niet goed gesloten. Ze slopen binnen en stonden in een halfverlichte gang, waar dikke rode pijlen het W.C. aanduidden. ‘De uitgang van een bioscoop,’ fluisterde Claire. ‘Dan kunnen we binnen zonder betalen,’ zei Madeleine. Ze liepen door de gang, duwden een dubbele deur met rubberbanden open en gingen de zaal binnen. Madeleine voorop, voorzichtig de voeten vooruitschuivend om niet over een trapje te vallen. Heel de zaal stapte ze door, tot helemaal achteraan en Claire stond doodsangsten uit plotseling het zaklampje van een ouvreuse voor haar te zien aanknippen om de kaartjes te controleren. Madeleine was niet tevreden voordat ze bij de achterste rij waren gekomen en vroeg toen nog schaamteloos half luid: ‘Hier zaten we toch, is het niet?’
| |
| |
Na enkele minuten barstten ze beiden los in een snikkende lachbui, juist toen een zeer mooie soldaat in de armen van zijn officier stierf. De mensen keken boos om en vergaten te huilen. Gelukkig had de soldaat een broer die ook opgeroepen werd, zodat het evenwicht weer hersteld was. De jongen zwoer daarbij nog voor zijn moeder dat hij zijn broer zou wreken; er zouden dus nog slachtoffers vallen.
Toen Claire zich naar Madeleine keerde om haar iets in het oor te fluisteren, legde Madeleine verstrooid haar hand op Claire's wang als om het geluid nog meer te dempen. Was het de wijn, de opwinding van het binnensluipen, de duisternis van de zaal, of de parfum op de handschoen van Madeleine die Claire plotseling zo duizelig en warm deed worden? Zij wist niet meer wat ze zeggen wou, sloot de ogen en kuste Madeleine in de hals, juist onder haar oor.
Ze schrok er zelf van en staarde, volledig ontnuchterd, weer strak naar het scherm waar ze voor de rest van de film niets meer zag. Ze voelde zich ineens miserabel en kinderachtig, ze verlangde naar haar harde bed, haar stil en koele huis en haar solide eentonige leven. Naast haar zat Madeleine, rustig alsof er niets gebeurd was, naar de film te kijken. Madeleine met haar sfinxengezicht, die verwarrende met haar scherp doorzicht, die eigenaardige met haar wilde sprongen van ernst naar gekheid, die trotse en deemoedige, Madeleine die
| |
| |
rustig bezig was haar kalme bestaan volledig overhoop te gooien.
‘Wat wou je daarjuist eigenlijk zeggen?’ vroeg Madeleine plotseling en haar ogen lachten weer stilletjes.
‘Niets,’ zei Claire ongelukkig, ‘ik weet het niet meer.’
‘Je hebt tenslotte iets veel beters gezegd, Eskimootje,’ fluisterde Madeleine nog en ze leunde weer achterover om met volle aandacht en overgave het slot van de film te volgen.
|
|