XII Volks-Liedekens, op bekende wijzen, Ter vervrolijking van Laurens Jansz. Kosters(1823)–Adriaan Loosjes, Jan van Walré– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 10] [p. 10] Volks-gezang, bij 't vierde jubel-feest van Lourens Jansz. Koster. Wijze: Wilhelmus van Nassauen. De Beukenschors was stuk gesneden Tot nieuwe letteren van hout, Die toen voor 't eerst de werking deden, Waarvoor men nu een' Feestdag houdt. Nog zonder zwier en tooi was toen 't gedrukte: De Kunst en Vinding was nog versch; Maar Koster, ziende hoe 't hem lukte, Bragt telkens anders ze op de Pers! [pagina 11] [p. 11] Toen had de Man nog weinig Zetters, Maar toch zijn Kunst en Vlijt was groot, Hij sneed al meer en beter Letters, En maakte die van tin en lood. Zijn lukt was dun, maar werd al ras wat maijer En ieder boek of nieuwe druk Werd telkens sierlijker en fraaijer En spelde Koster meer geluk. In deze Stad is 't werk begonnen En toen, bij roof, naar Mentz gebragt. Veel heeft alom de Kunst gewonnen, En dienst gedaan aan 't Nageslacht, Door zijd en vlijt werd toen de Pers wolkomen In Nederland en overal; Geen vrije borst heeft meer te schromen, Dat ooit de Pers meer breken zal. [pagina 12] [p. 12] Goddank! in spijt van dwang en schennis, Alom wordt Wetenschap en Kunst Voor elk van algemeene kennis, En blijft in aller braven gunst; Geen domper kan het helder licht meer dooven, Dat Kosters Beukenhout ontstak. Niets kan ons meer de taal ontrooven, Die nu de Pers Vier Eeuwen sprak. Triomf! al 't goede, ware en schoone Dat ergens iemand heeft of weet, Wat oord of land hij ook bewone, Was rang of stand hij ook bekleedt; Alom verspreid en steeds vermenigvuldigd, En toch in oorsprong hier zoo kleen, Is de aard' aan Kosters Vond verschuldigd, Aan Haarlems eerste Pers alleen! Vorige Volgende