XII Volks-Liedekens, op bekende wijzen, Ter vervrolijking van Laurens Jansz. Kosters(1823)–Adriaan Loosjes, Jan van Walré– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] Eerelied voor Lourens Janszoon Koster, op zijn vierde jubel-feest. Wijze: Wat drommel is 'er in de kist. Ja, ja, wij staren blij te moè, Op de afgeloopen dagen, En brengen ieder hulde toe, Die ooit iets groots dorst wagen; Zoo menig Wijze of Held, Waar de Oudheid prijs op stelt, Ja, is hij al ontslapen, } Tweem. De Kunst maalt ons zijn achtbre kruln } Tweem. En beitelt fluks zijn Wapen, } Tweem. In marmer of arduin. } Tweem. [pagina 14] [p. 14] Maar waar, in welk een' tijd of uur, In welken hoek op aarde, Verscheen een wonder der Natuur Aan Hem, gelijk in waarde? Die aan het Spaarne blonk, De hoogste weldaad schonk; Ja! ja! zijn naam moet leven, } tweem. Ja Lourens Kosters Wapen praalt, } tweem. Zoo lang op Haarlems dreven } tweem. Het gouden zonlicht straalt. } tweem. Zijn Kunst, meer waard dan 't fijnste goud, Werd voor Vierhonderd jaren Gekweekt in 't eigen statig woud, In schauw der Beukenblaren; Het Vaderland tot eer, Veredeld meer en meer, Kon niets haar' gloed beteuglen, } tweem. Schoon menigeen dien stout weêrstond; } tweem. Sints kreeg Verlichting vleugler. } tweem. En vloog de wereld rond. } tweem. [pagina 15] [p. 15] Komt laat ons allen hand in hand, Zijn dierbaar Beeld omringen, Den luister van het Vaderland, En Haarlem 't loflied zingen; Zoo jubelt elk als wij, Is weêr een eeuw voorbij; Ja! ja! zijn naam blijft leven, } tweem. Ja Lourens Kosters Wapen praalt, } tweem. Zoolang op Haarlems dreven, } tweem. Het gouden zonlicht straalt. } tweem. Vorige Volgende