XII Volks-Liedekens, op bekende wijzen, Ter vervrolijking van Laurens Jansz. Kosters(1823)–Adriaan Loosjes, Jan van Walré– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 8] [p. 8] De beukentak. Wijze: Wien Neêrlandsch bloed in d'adren vloeit. De danktoon stijgt uit Bavo's koor, Het lied der Burgerij Van Haarlem, klinkt de wereld door, Op 't heuglijkst Feestgetij: 't Is Feest voor elken menschenvrind; Het geldt geen Stad noch Staat, Maar ieder, die beschaving mint En duisternis versmaadt. (Tweem.) Toen, door der middeleeuwen nacht, Het weldoend licht naauw scheen, Heeft Kosters hand dat voortgebragt: Vierhonderd jaar geleên; Hij was het, die 't voor elk ontstak, Pas buiten onzen wal; Haast werd 'er van zijn Beukentak Een fakkel voor 't Heelal. (Tweem.) [pagina 9] [p. 9] Hij was het, die van Beukenhout Hier de Eerste Letters sneed; En zoo uit Haarlems somber woud De Drukkunst lichten deed; Dat men dit Bosch, die bron van licht Thans onzen Koster wij'! Hem wordt een Steen daar opgerigt, Op 't heuglijkst Feestgerij! (Tweem.) Vorige Volgende