Democritische Tafelliedjes
(1822)–Adriaan Loosjes, Jan van Walré– Auteursrechtvrij
[pagina 46]
| |
[pagina 47]
| |
Aan deze regten moet voldaan,
Maar 't middelpad ook hier begaan
Door ketters en door vromen;
Hem slechts, die om te leven eet,
Niet leeft om te eten, zal elk beet,
Al smult hij, wel bekomen. (tweem.)
Is tusschen strot en lip en wang
Het lekker slechts één vinger lang;
Wie zou 't dan niet betoomen?
Hem toch, die 't altijd voedsel biedt,
Wat wensch men slaak', het baatte niet,
Zal 't dikwijls slecht bekomen. (tweem.)
| |
[pagina 48]
| |
De spijs geeft aan het runderdier
Een dubbel, zoo niet meer, plaisier;
Doch laat het vrij herkaauwen!
Geen onzer hoore, dit's mijn beê,
Zoo regtstreeks onder 't reine vee,
Het mogt ons slechts benaauwen. (tweem.)
't Is waar, een schip staat, fiks belast,
Op 't woelig water, slevig vast;
Maar wilt toch nimmer droomen,
Dat onze maag, met wijn belaân,
Bevracht met spijs, kracht geeft in 't staan,
Neen! 't zou ons slecht bekomen. (tweem.)
| |
[pagina 49]
| |
Wie matig at, wie matig dronk,
Voor min en vriendschap hartlijk klonk,
Behoeft zulks niet te schromen;....
Maar, hoe beballast, ligt of zwaar,
Men wenscht steeds met een glas elkaâr:
Het moge u wel bekomen! (tweem.)
|
|