Democritische Tafelliedjes
(1822)–Adriaan Loosjes, Jan van Walré– Auteursrechtvrij
[pagina 21]
| |
[pagina 22]
| |
Men juicht, schoon hen ieder verjaren
Al nader ten grave staâg voert;
Zoo blijft men op 't heden dan staren,
En wordt door geen toekomst beroerd. (tweem.)
Wat zou onzen juichtoon dan hindren,
Nu democriet, ieder zoo waard,
Weêr onder zijn lagchende kindren,
Als waar' hij nog jongling, verjaart? (tweem.)
Dat andren den ouderdom vreezen,
Nooit stoort hier dat denkbeeld de vreugd;
Onze Oude, hoe oud hij moog' wezen,
Behoudt steeds de krachten der jeugd. (tweem.)
| |
[pagina 23]
| |
Het altaar, der vreugde geheiligd,
Brandt hier van geslacht tot geslacht;
Voor d' ouderdom blijft men beveiligd,
Zoo lang men al boertende lacht (tweem.)
|
|