het niet, aldus Greshoff, ‘maar wie om de een of andere reden in dit leven en deze menschen belang stelt, kan niet beter dan bij De Vaulx terecht komen.’
Nu, velen stellen in dit leven en deze menschen intens belang, en ook Greshoff heeft dit boekje gelezen met intense belangstelling.
Maar de uitwerking, die de lectuur op hem heeft, is die van groote ergernis. ‘Juist omdat De Vaulx' personaadjes zoo waarachtig en overtuigend zijn heeft de lezing van dit boek mij mateloos geërgerd: het is dus wáár, dat er eeuwenlang zulke domme, zelfzuchtige en trage wezens als mijnheer De Sougy, niet alleen geleefd hebben, maar dat zij een keur vormden, een klasse, waaruit regenten en rechters gekozen werden en dat zij een vrijwel onbeperkte macht bezaten over hun pachters en de eenvoudige bevolking der dorpen; - en het is dus waar, dat er nu nog menschen zijn, die deze sombere ledepoppen bewonderen en den toestand, door hun voorrechten geschapen, terugwenschen.’
Wij begrijpen wel eenigszins de ergernis van Greshoff. Zij komt voort uit het feit, dat De Vaulx in zijn boek geen kritiek oefent, maar het stelsel prijst. Greshoff zegt: ‘Alles wat wij verafschuwen: baatzucht, berekening, eigengereidheid, bot vasthouden aan oude gebruiken en bovenal een reeks leege vooroordeelen, waarop een geheel maatschappelijk stelsel gegrondvest is, wordt door De Vaulx met opgewektheid verheerlijkt.’
Onmiddellijk wordt dus Greshoff sterk getroffen door de hopelooze onrechtvaardigheid, de achterlijkheid van dit agrarische systeem, doch zijn verbazing en ergernis doen ons vreezen, dat het voor het eerst was, dat hij er van hoorde! En waarom hoorde een man als Greshoff daarvan omstreeks 1920 voor het eerst? De Fransche literatuur, met Zola aan het hoofd, is vol van de schilderingen dezer toestanden. Dat zij bestaan is onmiddellijk te bemerken aan de opvattingen en de uitingen van tal van Franschen, vooral van die klasse, die men kan beschouwen als de nakomelingen van den derden stand uit de dagen der Revolutie.
Wie wel eens in dienst van een Franschman is geweest, en vergelijkingen heeft kunnen maken met Engelschen en Amerikanen b.v., verbaast zich geen oogenblik over deze feiten, want hij weet, dat die in Frankrijk bestaan, niet het minst in de hoofden der typische burgerij. De ellende van Frankrijk is er niet zonder reden.