‘Boefje’
Boekbespreking in ‘De Indische Courant’ van 25 Mei 1938 bij de 18de druk van Brusse's ‘Boefje’.
Vijftien jaar zal ik geweest zijn, toen dit verhaal in de N.R.C. verscheen onder de rubriek ‘Onder de Menschen’. Dat was in 1902. En het volgende jaar verscheen het in boekvorm met de omslagteekening van Steinlen, die nu ook weer deze achttiende uitgave versiert. Op een of andere wijze kocht ik het in Rotterdam, in een boekwinkel in den Oppert, waar het voor de glazen lag. Thuisgekomen moest ik het verstoppen, want mijn ouders, vooral mijn vader, achtte zooiets geldwegsmijten. Een boek kocht je niet; dat leende je van 't Nut. Lezen was een slechte gewoonte waar je niets mee ‘opschoot’ (Intusschen, als ik toen en later niet zooveel gelezen had, was ik nu denkelijk bij den steun!).
Ik ken dit boekje grootendeels van buiten. Overal waar ik het opsla, is de inhoud mij bekend, weet ik wat de volgende zin bevat. En toch is het frisch gebleven, heeft het voor mij niets verloren van zijn oorspronkelijkheid, van zijn juiste visie, niet alléén fotografie, maar ook wel degelijk een liefdevol en ontroerd beschouwen van het arme proletariërskind, tierend als een kelderplant in de sloppen en stegen van een groote havenstad.
De plaatjes van Meyer zijn ook treffend juist. Zóó waren die Rotterdamsche meiden met haar hooge schorten en opgebolde kapsels, zoo waren ook die Rotterdamsche ‘joppers’ in de Belzebroek, wijd van onder, de pet over de oogen, een gekleurde doek om den hals als toppunt van Zandstraatsche sjiek. Zoo dansten ze bij Nielsen of in Alcazar, waarvan dezelfde Brusse de verdwijning zou beschrijven in ‘Het rosse leven en sterven van de Zandstraat’.
Welk een tijd was dat! Toen Speenhoff en Pissuise begonnen te zingen. Toen Heyermans zijn Falklandjes schreef, elken Zaterdagavond, en toen diezelfde Heyermans elk seizoen met een nieuw tooneelstuk kwam. Verkade en Royaards begonnen en er waren wel twee of drie operagezelschappen in Nederland. Behalve de Italianen die dikwijls een geheelen winter bleven, omstreeks het voorjaar de Duitschers, die Wagner kwamen opvoeren met Urlus en zulke sterren. De Weensche