trokken, haar oorsprong vindende in de Nieuwe-Gids-groep en de vele andere jonge auteurs, die zich min of meer aan die groep en meer speciaal aan Van Deyssel, zou ik meenen, verwant gevoelden.
De toenmalige jongeren gingen tot het werkelijke leven, elk op hunne wijze en voor zoover dit leven voor hen toegankelijk was. Van Deyssel en Kloos en Verwey weliswaar zijn nimmer afgedaald tot het echte volk. Vooral de beide laatsten hebben zich in bijna aristocratische geslotenheid teruggetrokken in geestelijke eenzaamheid, schuwende de gemeenschap met anderen, die hun zou hebben genoodzaakt, hun individualiteit prijs te geven of op te offeren.
Ook Van Deyssel, die zoo krachtig en als een onvervaarde beeldenstormer begon, ging min of meer onder in allerlei klein werk. Het groote, het monumentale, dat van hem werd verwacht, is nimmer gekomen en tenslotte is hij iemand geworden, die slechts gesproken heeft voor een zeker deel van het volk, niet voor de massa.
Maar dat neemt niet weg, dat anderen hem hebben gevolgd, zijn voetspoor hebben gedrukt en dat andere schrijvers en dichters wortelden in de ‘beweging’ van 1880.
Ook Speenhoff!
Want het moge dan vreemd klinken, dezen cabaretzanger een plaats te hooren aanwijzen in de geschiedenis onzer letteren van de laatste halve eeuw, die plaats komt hem nochtans toe...
Wie als ik Speenhoff heeft gadegeslagen gedurende een periode van welhaast dertig jaren, veelal uit de verte, uit het buitenland, maar toch steeds met die intense belangstelling, die men wijdt aan een geliefd familielid of een nooitvergeten jeugdvriend, kan sommige omstandigheden niet anders dan betreuren.
Was het in het begin jammer, dat de tingel-tangel het terrein bleek, waarop zijn lied tot uiting kwam, zijn latere relaties met wijlen Nap de la Mar en diens toenmalige medewerkers werkten evenmin verheffend op zijn zoo teer en waardevol talent. Meer en meer sloop de tendens in zijn zang, en slechts nog van tijd tot tijd flikkerde de goddelijke vonk als vanouds. Geen schitteren was het, slechts flikkeren. Hij daalde af tot maakwerk op bestelling, tot reclame-versjes voor gebreide ondergoederen en portwijn. Er is zelfs een periode geweest, waarin het licht geheel scheen te zijn uitgebluscht.