Brieven aan familie en vrienden 1919-1941

11.

Briefkaart van 19 mei, aan de voor- en achterzijde beschreven. De briefkaart is aan de voorzijde gestempeld met ‘Gecensureerd’.

Blimbing, 19 Mei 1941

Beste Heer Nieuwenhuys,

Vanmorgen kwamen Jansen en J.H. Smit, het volksraadslid, als getuigen à décharge. Vooral Jansen was uitstekend. Het leek, alsof hij het van buiten had geleerd en Uw geluid klonk me telkens tegen uit zijn kalm afgelegde verklaring. De president gaf hem alle gelegenheid daartoe, zoodat hij me geweldig kon opvijzelen, als was ik de waardevolste medewerker en de bekwaamste literaricus van de krant. Jansen verklaarde gewoon, dat hij voor mijn persoon en bekwaamheid een groote bewondering had en dat hij de tenlastelegging belachelijk vond. Het oordeel van Greshoff over mij gaf hij weer, kortom het was haast te mooi. Smit was voorzichtiger, want als steeds doodsbang, dat men hem voor een geestverwant van ‘zoo'n rooie’ zou aanzien, maar

[p. 771]

hij kon toch niet anders zeggen, dan wat ook J. zei. Ik heb Smit soms zwaar bestreden in woord en schrift, maar er is toch waardeering, ook van mijn zijde, en dat weet Smit wel. Het doel is dus bereikt, n.l. bevestiging in 't openbaar van wat U en anderen al hadden geschreven, en de uitspraak is a.s. Maandag.

Hoe het ook afloopt, ik ben er al geheel los van en U zult zien, dat ook de krant wel terugkomt op haar besluit. Ik maak een vertaling uit het Duitsch van een geschrift van een vluchteling en ik heb het druk daarmee. (Eigenlijk is dit een geheim tusschen mij en Beb, want het zal verschijnen onder haar naam als vertaalster.) Ik groet U hartelijk en blijf U dankbaar voor alles. Groeten aan Mevrouw.

Uw Walraven.