Als antwoord aan een korporaal-ziekenverpleger, die komt zeggen, dat de anderen wachten, zegt hij, dat hij een uurtje gaat ‘djalan, ambil satoe djam vrij’, en stapt in zijn auto. En gaat ‘djalannen’. Voor het slapen op galerijwacht heb ik ‘berisping wegens verzachtende omstandigheden’ gekregen. Zoodra ik wat van de dokter hoor, schrijf ik jullie. Hoop, dat er niets van komt. Zou me geen raad weten van de ‘maloe’-heid als ik weer op Malang ben. Ook bezit ik nog zooiets als eergevoel, vat jullie? Papa, hoe denkt U er over? Krijg ik weer een gezellige brief van jullie allen? Ook van Rika en Suze. Het beste,
Wim.
N.B. Papa, hoe gaat het met de journalistiek? Goed? Jammer, dat ik niets meer van U kan lezen. Groeten aan Mama.
W.
De Vader van den Milicien aan ‘Huismoeder’
(Zie De Indische Courant van 11 en 13 September 1941)
U hebt gelijk, Mevrouw, mijn zoon kan hevig kankeren, Dat zit in 't bloed, dat heeft zijn vader hem geleerd.
Ook is hij opgegroeid met Frank van Wezel's zeer roemruchte jaren.
De boeken van Remarque, Barbusse en anderen waren Het voedsel, waarop (onder meer) zijn geest lang heeft geteerd.
Als journalistenkind was de kritiek hem vroeg gemeenzaam; Kritiekloos wordt bij ons in huis maar zelden iets aanvaard. Maar toch, Mevrouw, wij kankeren meestal humoristisch, Ons kankeren is opbouwend en dus geenszins defaitistisch: En 't vonkje van den humor wordt wel 't meest gemist op aard!...
Wanneer een jong soldaat van zijn spaarzamelijke duiten Zichzelf een nieuwe pet koopt, dan bewijst hij toch daarmee, Dat hij de militaire uniform met trots kan dragen,
Dan draagt hij dat grijsgroen met onmiskenbaar welbehagen:
Juist een coquet soldaat toont zich een sieraad der armee.