| |
59.
Brief 24 februari 1940 aan J.G. Schamhardt-Walraven.
Blimbing (bij Malang), 24 Februari 1940
Lieve Zus,
Je brief van den 4den dezer ligt hier al eenige dagen. Ik lees er dingen uit, die mij eigenlijk evenmin aanstaan als jou, naar het schijnt. Ik heb Frans met Fred Batten in aanraking gebracht, in de hoop, dat Batten hem zou spreken over verdere studie. In plaats daarvan schijnen ze samen zóóveel gedichten van Slauerhoff te hebben gelezen, dat de zee aanlokkelijker werd dan ooit. Met Du Perron heeft hij weinig kunnen praten, want Du Perron heeft nooit tijd. Die moet werken om wat te verdienen en hij wordt overstelpt met bezoeken van allerlei menschen. Ik ben al heel blij als ik om de drie maanden een brief van hem krijg. Misschien had
| |
| |
Du Perron hem nog andere wegen gewezen, maar in elk geval heeft die zich niet in hem kunnen verdiepen, hoewel hij het wel graag had gedaan, zooals uit zijn laatsten brief aan mij duidelijk blijkt. Verder begin ik toch te gelooven, dat Frans het liefste vaart. Thuis en in Holland schijnt hij het niet te kunnen uithouden. Pas later zal hij tot bezonkenheid komen, zooals zooveel zeevarenden, maar in de jeugd schijnen zij de heele wereld te willen afrennen. Dat valt tegen, want een zeeman ziet weinig. Hij ziet alleen maar den rand van de landen, die hij bezoekt.
Maar of wij dat nu al zeggen, helpt niet. Frans kan heel goed besluiten nemen, los van alle andere invloeden naar het schijnt. Dat heeft hij dan in elk geval gedaan bij deze gelegenheid. Ik kan je zeggen, dat ik beef als ik er aan denk. Er is geen gevaarlijker artikel dan olie, want de oorlog wordt gevoerd op golven van olie. Bovendien meent hij te varen onder Nederlandsche vlag, maar in werkelijkheid is de leiding en het kapitaal van dit oliebedrijf Engelsch, zooals ieder weet. Duitschland ziet in zoo'n schip een vijandelijk schip en niet ten onrechte. Ik ben ongerust, en wij zijn hier allemaal ongerust over hem. De krant lees je zelf ook, dus ik behoef je niets te zeggen van wat er op zee gebeurt. Er is al een complete lijst van getorpedeerde Hollandsche vrachtschepen, waaronder tot heden ook een tankboot. Het is en blijft levensgevaarlijk, hoe flink het dan ook is. Geen wonder, dat hij uitstel kreeg van de militie: hij is nu evengoed bezig te werken in dienst van de landsverdediging. Precies als bij de vliegerij nemen deze machten de beste en fijnste jongens en dat worden dan helden.
Wilde Frans zoo graag geld verdienen, of wat was het eigenlijk? Het is natuurlijk erg verstandig om dat te doen, maar je kunt het ook te ver drijven. Ik kan daar eigenlijk niet over meepraten, want ik heb me nooit laten drijven door geld, vandaar dan ook dat ik altijd arm blijf. Ik heb eigenlijk niet veel anders gewild dan alleen maar leven, liefst met voldoende vrijen tijd om te doen, wat ik wilde. Ik heb er geen spijt van gehad, al heeft mijn omgeving mij dikwijls zeer gehinderd en dat doet ze nu nog vaak. Maar Frans is heel anders, geloof ik. Hij rekent altijd met geld en wat er
| |
| |
verder nog bijkomt. Als je wilt slagen als stuurman en ten slotte zelf gezagvoerder moet worden, dan moet je ook je karakter trainen. Je moet andere menschen commandeeren, gereserveerd en koel kunnen zijn, aan de zijde van de grootmachten staan, in koelen bloede kunnen straffen en ontslaan, onvoorwaardelijk partij kiezen voor de directies. En daarvoor is, naast vele andere achtenswaardige eigenschappen, zooals flinkheid, onbesproken gedrag, betrouwbaarheid enz. toch ook een bepaalde beperktheid van levensbeschouwing noodig. Aan den top is het eenzaam en je kunt het er alleen uithouden, als je je hart sluit voor het leven in zijn volheid. Om te slagen als 1ste stuurman of gezagvoerder bij een groote scheepvaartmaatschappij (en ook als leider van alle andere groote bedrijven) worden er dingen van je verlangd, waarbij je niet al te consequent moet doordenken, want anders ben je niet geschikt voor zulke betrekkingen. Er is, naast al de bekwaamheid, die zooiets vereischt, ook een zekere beperktheid van geest voor noodig, en ik weet niet of Frans die bezit. Ik geloof het niet en ik hoop het ook niet, want ik houd toch niet van zulke menschen, al ben ik b.v. in de suikerindustrie tot de ontdekking gekomen, dat er eigenlijk meer fatsoen is bij de directies dan bij de geemployeerden. Overigens bestaan er rare dingen. Hoe zou het komen, dat wijlen Deterding zulke goede vrienden was met Hitler? Toch niet alleen door zijn huwelijk met een Duitsche? Het raderwerk van dit alles blijft voor ons verborgen, maar wij worden er door voortgedreven en de beste exemplaren van de jeugd worden er door gegrepen. En Frans is nog te jong om dat te begrijpen, maar hij heeft verstand genoeg om het te lééren begrijpen.
Ik hoor het je zeggen, Zus: ‘Die nieuwe vrienden van Frans in Den Haag verkondigen, dat Hitler in het voorjaar in de Hollandsche havens zal zijn’. Zij zijn dus ongeluksprofeten, maar zij zijn het toch niet alleen? Wij weten er niets van, maar het blijft mogelijk. Als het werkelijk begint, zal ook Holland niet ontzien worden, want dat doen ze nu al niet. Maar zij vergissen zich als ze denken, dat het op zee veiliger is dan op het land, want het tegendeel daarvan is toch óók wel gebleken? Heel Europa loopt gevaar. En ik ben alleen
| |
| |
maar ongerust over jullie, maar vooral over Frans, en er zijn er hier in huis meer, die ongerust over hem zijn. Ik ben altijd tegen het varen geweest, maar ik voel heel goed, dat Frans toch zal doen, wat hem goeddunkt. Dat is heel flink en ik kan het in zekeren zin, na zijn opleiding en verkregen ervaring, begrijpen, maar ik kan er moeilijk gerust op zijn. Misschien ben ik laf. Maar ik weet ook, dat het streven naar geldverdienen en promotie voor een intelligent mensch geen bevrediging oplevert. Frans zal overal slagen; niet alleen op zee. Al kun je dan in deze wereld alleen maar slagen in het hoogst bereikbare door je onvoorwaardelijk aan te sluiten bij de grootmachten, die de wereld regeeren en die den oorlog maken.
Met de gezondheid gaat het goed. Itih klaagt niet meer over haar pijnen, behalve nu en dan, en dan drinkt zij een aftreksel van bepaalde Indische planten (meniran), die van ouds, ook volgens de dokters, tegen nieraandoeningen helpen. Er zijn Indische kruiden, die werkelijk goed zijn, al wordt er veel mee gekwakzalverd en worden de menschen ermee afgezet en bedrogen. Maar je kunt het allemaal vinden in boeken en misschien weet ik er meer van af dan de kwakzalvers zelf. Veel geheimzinnigs is er niet aan, in elk geval.
Anna heeft een betrekkinkje! Dat zoete kind. Ze is nu 19 en ik was er eigenlijk tegen, want het is in een bakkerswinkel (!) en ik was bang, dat ze haar alleen maar wilden hebben om haar achter de toonbank te laten staan voor een laag loon en haar af te beulen. Er zijn hier n.l. ‘toestanden’ op dat gebied! Maar dat is me zeer meegevallen. Ongeveer acht jaar geleden werd er hier op Malang een bakkerij geopend onder de firma Ender & Haug. Ender was een Hollandsche vakman op het gebied van brood enz. en Haug was een chocolatier en patissier, een Deen. Wij hebben al die jaren brood van hen gehad, want dat was eigenlijk het eerste werkelijke Hollandsche brood, dat ik in Indië zag. Dus kenden we elkaar wel, zoo oppervlakkig. Ik kwam er zelf wel eens om brood te koopen en dan zong ik altijd een loflied op hun producten, want die zijn werkelijk goed. Ze hebben nu al een winkel in Soerabaia ook, want die lui verdienen veel geld, omdat ze werkelijk het vak verstaan en het ook
| |
| |
zelf doen, het niet overlaten aan allerlei Indische hulpkrachten, zooals hier zooveel voorkomt. Mijnheer Ender is zoo'n echte bakker, die altijd 's nachts wakker is en overdag moet slapen. Het was eigenlijk allang in de pen, want er gaat een juffrouw trouwen en ze hadden Anna al een paar maanden geleden gevraagd of zij er zin in had. Net als met jullie Frans ben ik weer erg pessimistisch geweest, maar ik moet haar natuurlijk vrijlaten. Anna is ook een kind, dat zichzelf redt, overal waar zij is. Iedereen houdt van haar en het is heelemaal geen wonder, dat zij haar graag wilden hebben in die zaak. Als ik zelf een zaak had, zou ik ook graag Anna hebben. Ik heb veel gesputterd over lange werktijden, en Zondagsochtends óók nog komen, en weinig verdienen, en viermaal per dag heen en weer fietsen naar huis om te eten enzoovoort enzoovoort. Maar Anna zei, dat ze het nu eenmaal beloofd had en zij wilde het in elk geval probeeren, maar als het haar niet aanstond, dan zou ze dadelijk terugkomen bij haar vader en moeder. Nu, het schijnt erg mee te vallen. Echte Hollandsche menschen natuurlijk, en daar houdt Anna van. 's Middags komt ze niet thuis, maar eet met de familie mee, ‘Hollandsche pot’, zegt ze. Ze laten haar van alles doen, ook administratie en controle van rekeningen. Maar dan ineens gaan ze weer bonbons inpakken voor de Paschen. En ze mogen zooveel snoepen als ze lusten, hetgeen tot gevolg heeft dat ze nu al begint te walgen van de rumboonen!! Ik heb gezegd: ‘Denk maar aan je slanke lijn, An!’ Tot nu toe was zij s'avonds om 5 uur thuis en zij is zeer opgewekt. Ze krijgt natuurlijk f 25,- of zoo per maand. De juffrouw, die gaat trouwen, was er 8 jaar en had f 50,-, en ik denk wel (naar wat ik hoor), dat Anna vlug meer krijgt, zoodat ze dan tenminste kan koopen wat ze wil. Want zooals het nu is, moet ze alles van haar vader krijgen, en die heeft wel veel voor haar over en Anna is niet veeleischend, maar voor
een meisje van haar leeftijd mocht ze wel eens beschikken over wat meer kleeren en schoentjes en een enkel sieraadje, dan zij nu heeft. Ik kan haar niet geven, wat ik haar graag zou willen geven. Het gezin is te groot en deze kinderen zijn allemaal in den schoolleeftijd, en dus kost het juist in deze jaren veel geld.
| |
| |
Zoo heb ik ongeveer f 400,- schuld, waaronder minstens f 200,- doktersrekeningen, die ik niet kan betalen. Over belastingschuld praat ik maar niet, die is niet in de f 400,- begrepen. Van wat ik verdien kunnen wij leven, maar het laat niet toe, dat er extra uitgaven van worden gedaan. Dit krijg je, als zoovele kinderen groot worden en veel gaan kosten. Er zijn er hier zeven in huis, waarvan dan nu Anna de eerste is, die iets voor zichzelf gaat verdienen. Maar de drie jongens, daar is nog geen kijk op. Wim zal dit jaar in dienst moeten. Wat hij overigens worden moet, weet niemand, hijzelf ook niet. Jacob en Maarten gaan op de Mulo. Jacob is zwak en lichamelijk tenger, maar Maarten wil naar de Boschbouwschool van het gouvernement om later in de bosschen te gaan. Het gouvernement heeft n.l. groote bosschen op al die eilanden, en wie Mulo B heeft en dan nog een tweejarige cursus van het Boschbeheer afloopt, die kan daar altijd terecht. Maarten wil niet op kantoor en daarin kan ik hem bijvallen, hoewel er aan het leven in de eenzame bosschen ook wel nadeelen zullen zijn verbonden. Die twee jongens fietsen naar school in Malang, 5 kilometer, en rijden nog altijd op jongensfietsen, hoewel die veel te klein voor hen zijn. Ik zie geen kans twee grootere fietsen te koopen en dat moet maar wachten. Tot wanneer, dat weet niemand. Zoo is er nog veel meer noodig, maar ik kan alleen zorgen voor de loopende exploitatiekosten van dit bedrijf: huur, kleeren, eten, schoolgeld, loon en wat er verder nog volgt. Als er iets met mij zou gebeuren, zou de heele zaak in duigen liggen. En het ergste is, dat aanmaningen van schuldeischers je geweldig hinderen en je soms beletten te werken, zooals ik dan werken moet, n.l. met mijn hoofd en liefst wat opgewekt, alsof ik Barbarossa was. ‘Schrijf nog eens een aardig stukje’, zeggen ze dan, ‘zoo'n langs-de straatje, weet je wel?’ En dan doe ik mijn best, maar er zijn dagen, dat het me maar slecht
lukt.
Ik begin natuurlijk mijn leeftijd te voelen en ik ben vlugger moe dan vroeger. Naar Soerabaia gaan en door de heete stad dalven, dat valt me veel zwaarder dan vroeger. Over de krant heb ik geen klagen. Ze zijn altijd bizonder goed voor me, meer als vrienden dan als chefs.
| |
| |
Ik heb verschillende nummers van de Groene Amsterdammer ontvangen, waarvoor je Frans wel wilt bedanken. Ook van het Flakkeesche krantje heb ik pas weer twee bundeltjes ontvangen, o.a. het nummer van de Kerstweek, waarin ik b.v. zag, dat Willem van der Schenk toch nog altijd leeft en nog in de Flakkeesche Boekhandel in Middelharnis zit. Ik heb verschillende malen aan Jaap gevraagd of hij nog leefde, maar nooit kreeg ik antwoord op mijn vraag. Dan geef je het maar op. Maar in dat Kerstnummer hadden ze allemaal een advertentie van kerstcadeaux en daar was Willem van der Schenk ook bij hoor. Het deed me plezier te zien, dat hij toch nog heel oud wordt ondanks zijn borstkwaal. Ook las ik een heel stuk over het 40-jarig jubileum van den Zaadhandel van Hobbel in De Plaat, waarbij Cor Breur de leiding van de feestelijkheden had. Bloemstukken, champagne, receptie, redevoeringen en cabaret-nummers, alles heel modern, alleen de gezichten op de foto waren even Flakkeesch als voorheen. Naar de foto's in de geïllustreerde bladen te oordeelen verandert de plattelandsbevolking van Nederland nergens, ook niet in Zeeland b.v., of op de Veluwe en in Brabant. Dat blijven dezelfde opa-petten en boerinnekappen, en die menschen moeten toch ook jong zijn geweest toen ikzelf jong was! Ze imiteeren rustig hun voorgeslacht in alles. Als je Flakkee wil leeren kennen, moet je de gemeenteraadsverslagen lezen. Ook daar is niets veranderd. Dezelfde kevers, dezelfde bekrompenheid, dezelfde beklagenswaardige burgemeesters, die met het stelletje opgescheept zitten. Ik lees dat altijd en het zijn stemmen, die ik nog goed versta.
Ik heb aan Frans eigenlijk niets te schrijven op het oogenblik, dus zal ik maar afwachten. Als ik weer eens zoo'n dikken brief heb, zal ik denken aan een dikke postzegel hoor. Och, meestal geef ik die brieven af op het kantoor van de krant en dan zorgen ze daar wel voor de verzending, dus zie ik niet eens welke postzegels ze er op plakken. Je zou eens moeten zien hoe je in de rij moet staan op de postkantoren hier voor den aankoop van een postzegel, en dat in een land, waar de menschen geen haast hebben.
Wat is het een strenge winter geweest in Holland, Zus, maar
| |
| |
ik lees, dat het nu toch voorbij is. Met veel waardeering heb ik gelezen van het schaatsenrijden van Stien (met een jongen uit het Tuindorp! goed zoo!). Ja, de omgang van de jeugd is anders geworden, door de jeugdclubs. Gezonder en gewoner, geloof ik. Anna is nog altijd lid van een jeugdclub in den boezem der Protestantsche kerk, onder leiding van dominee's en derzelver echtgenooten. Maar het zijn wonderlijke dominee's hoor. Die trekken een korte broek aan, en een open shirt, en dan zijn ze niet te onderscheiden van hun volgelingen. Daar had je vroeger in Dirksland onder ds. Snel eens om moeten komen! Maar toen Anna ziek was, kreeg ze bezoek van de heele club (niet allemaal tegelijk natuurlijk) en daar waren volslagen onbekenden onder, die ik nooit had gezien. Allemaal vrienden van Anna, en die zaten bij haar bed. Nee, de wereld is wel veranderd, wat dat betreft.
Dus is Oom Hannes eindelijk ook gestorven. Ja, ik kan me voorstellen, dat Moe daardoor aangedaan was. Wat Oom Hannes dan ook geweest mag zijn, hij had goede kanten aan zijn karakter, heel goede. Geen mensch van de heele familie heeft het zoo oprecht gemeend met ons (ook met mij) als hij. Het ziekenhuis is toch een weldaad voor het eiland. Ook daar lees ik telkens over in het krantje. Als ik dood moet, hoop ik ook in een ziekenhuis te sterven. Hier thuis kun je niet ziek zijn, en in ziekenhuizen met Inlandsche verpleegsters eigenlijk ook niet. Die denken niet voor je. Als je ziek bent, moet je tòch nog voor jezelf denken. Zij reageeren alleen op commando's, deze Aziaten, en mijn vrouw is eigenlijk ook zoo. Geheel van streek, en zonder eenig initiatief. Voor een zieke moeten anderen denken immers? Maar dat is nu juist, waarin zij tekort schieten. Alleen Anna kan voor je denken, als je ziek bent.
Ik herinner me zooveel oude menschjes, die stierven in hun kleine huisjes op koude winterdagen met gebrek aan alles natuurlijk. De geschiedenis van Oom Hannes is altijd treurig geweest. Neel is natuurlijk ook arm en aan lager wal, onvindbaar zooals je schrijft. Het abnormale van de Langejan-kant zit er in. Ik weet nog, dat zij geboren werd, want Jacob was zoolang bij ons geweest en ik moest er natuurlijk
| |
| |
na afloop heen met een kan soep of beschuitpap of iets dergelijks. Jacob zal 7 zijn geweest en ik 10, denk ik. Het vervoer van de vele liefdegaven was altijd opgedragen aan mij, en Moe was in die dingen royaal. Dat was een van háár goede kanten. Als je alleen maar aan hun goede kanten denkt, dan hou je van hen.
Ik zou Moe nog wel eens willen zien, maar dat zal niet meer mogelijk zijn. Ik heb hier teveel, dat mij vasthoudt. Ik kan niet komen. Als ik alleen was, of ik had alleen maar Itih en Anna b.v., dan zou ik misschien wel kunnen komen met hulp van de krant, maar nu weet ik niet, waarvan zij moeten leven als ik weg ben. Ik kan niet weggaan, want dan zijn ze niet verzorgd. Ik zou mijn eigen kosten wel kunnen verdienen, maar daarmee is het vraagstuk nog maar half opgelost, zooals je begrijpen zult. Ik zal wel nooit meer terugkomen, en er is één troost: bij mijn begrafenis zal het niet vriezen.
Terwijl het bij jullie zoo koud is, gaan wij hiertelande stil door met zweeten en baden. We zaaien sterrekers en we oogsten. De sterrekers kwam goed op, maar was toch minder geurig dan thuis. Dat wordt toch maar nooit hetzelfde met die dingen. Ze hebben er allemaal van gegeten op een Zondagmorgen, toen ze allemaal thuis waren, en ze vonden het heel lekker. Er is nog een pakje zaad, en dat moet ik ook vlug zaaien, anders verliest het zijn kiemkracht. Ook dat gebeurt hier vlug. Met de kruiden is Itih heel blij, vooral met de salie, die zij niet kende. Alle visch maakt ze tegenwoordig klaar met salie, en ik moet zeggen, dat salie heel goed bij visch past. Frans lust geen visch, maar zijn tante wel! Frans en zijn tante, die twee waren het samen eens hoor! Itih is dol op dien jongen, weet je dat wel? Ze is even druk met hem bezig alsof het haar eigen zoon was en ze leest alles wat er in de krant staat over die schepen. Soms blijkt het me, dat ik haar niets behoef te vertellen, want ze is heel goed op de hoogte, en ze praat erover met de jongens, die elken avond met een koptelefoon en een zelfgemaakt toestelletje naar de telegrammen luisteren. Ze laat er zich niet over uit, wat ze denkt, maar ze is vol aandacht voor de gebeurtenissen.
| |
| |
Nu, Zus, zoodra je me een geruststellend bericht kunt sturen, hoop ik dat je er niet mee wacht. Ik behoef je na het voorgaande niet meer te zeggen hoe ook wij aan hem denken. Doe mijn groeten aan Moe, aan Wijnand en Stien. Van haar hebben we nog aardige kiekjes gekregen in een brief van Frans. Een lieve, flinke meid is ze hoor.
Het beste Zus en wees maar moedig en hoopvol. Je broer
Wim.
|
|