| |
48.
Brief 7 augustus 1939 aan J.G. Schamhardt-Walraven. De naam Baanders die hier genoemd wordt, was de naam van een medeleerling op de Poelau Laut. Hij woont nu in Rotterdam.
Blimbing, 7 Augustus 1939
Beste Wijnand, Zus en Stientje,
Frans is vermoedelijk al buiten de Indische wateren, misschien ergens bij Ceylon, en ik had je dus allang moeten schrijven, maar ik heb tot nu toe nog geen tijd gehad, omdat ik zooveel werk te doen had voor de krant. Een gedeelte daarvan stuur ik op, zoodat je kunt zien welk soort van werk het was. Wij zijn n.l. op reis geweest, Iti en ik, allereerst naar Bandoeng, in de Preanger, waar Iti is geboren, en daarna naar Buitenzorg, en verder naar Batavia. Van Batavia zijn we toen weer huiswaarts gegaan. De reis heeft 17 dagen geduurd, en het was nog veel te kort.
Toen we op Batavia aankwamen, 's morgens van den 10den Juli, 't was een Maandag, was de Poelau Laut daar juist
| |
| |
aangekomen. Wij gingen naar Tandjong Priok en van verre zagen we Frans op het achterschip, boven op de reeling staande, terwijl hij bezig was met een paar anderen een groot zeil over het dek te spannen. Iti vloog hard vooruit en begon erg ordinair te schreeuwen van: ‘Frans! Frans!’ zoodat ik nog bang was, dat hij zou schrikken en in het water vallen. Maar de koene zeevaarder schrok niet, kwam naar beneden en had zelfs een blauw jasje met koperen knoopen aangeschoten. Onderaan de valreep op de kade ontmoetten we elkaar, Frans uiterlijk kalm, maar inwendig natuurlijk hoogst verbaasd over deze plotselinge verschijning van Oom en Tante te Batavia. (Overigens verwondert hij zich, geloof ik, niet zoo gemakkelijk meer over de daden van Oom, want Oom is tot alles in staat!) Onmiddellijk ging hij vrij vragen bij ‘den eerste’ en hij kreeg vrij tot Woensdagmiddag 12 uur. Nu, toen kwam hij ook bij ons logeeren in het hotelletje, en hebben wij dien tijd zoo goed mogelijk besteed. Het deed me vooral genoegen, dat ik zoodoende de kans kreeg hem de historische plekken van het oude Batavia te laten zien. Zonder mij was hij daar nooit toe gekomen, en was hij vertrokken met het bekende idee, dat ook Batavia ‘een rommel’ is, terwijl die stad in werkelijkheid vol is van merkwaardigheden voor dengene, die er oog voor heeft. Ik moet toegeven, dat ik er 24 jaar geleden ook geen oog voor had, veel minder nog dan Frans, maar ik kwam dan ook hier onder veel moeilijker en slechter omstandigheden.
Waar we geweest zijn, kun je eigenlijk allemaal vinden in de kranten-overdrukken, die ik op zal zenden aan het adres van Frans. Er zijn 15 feuilletons, honorarium ongeveer f 300,-, maar dat was dan ook noodig, want die reis heeft geld gekost!!
Nu heb ik gisteren een brief van hem gekregen, geschreven uit Padang, Emmahaven. Dat is Sumatra's Westkust, terwijl ik dacht, dat zij langs de Oostkust zouden gaan, want hij vroeg me nog te schrijven naar Belawan-Deli, hoewel ik dat niet heb gedaan, omdat mijn brief toch te laat zou zijn gekomen. In die brief schrijft hij, dat hij, toen ze weer terug waren op Batavia (na den Oosthoek te hebben gedaan) sa- | |
| |
men met Baanders een tweede tocht heeft gemaakt in de oude benedenstad van Batavia, hoewel het avond was, of in elk geval vallende schemer. Het is aardig van hem te hooren, wáár hij opnieuw is gaan kijken, want daaruit blijkt me, dat hij werkelijk van die tournee met mij heeft genoten en dat zijn belangstelling is gewekt. (Je weet, dat hij de dingen, die hij echt voelt, beter kan schrijven dan zeggen.) Zelfs zijn ze gaan eten op Pantjoeran in hetzelfde Chineesche restaurant en met dezelfde gerechten, als wij hadden, toen wij daar waren! Hij schrijft alleen niet, of ze er ook witte wijn uit de koelkast bij hebben genomen, zooals toen met mij en Iti!!
Enfin, het zijn prettige dagen geweest voor ons alle drie. Ik heb vooral weer met verwondering opgemerkt welk een groote en diepe genegenheid er bestaat tusschen tante en neef! Van beide zijden hoor! Maar dat zal dan wel komen, omdat zoowel tante als neef allebei ‘reuzelui’ zijn, menschen om mee uit visschen te gaan. En ik heb toch ook moeten lachen om die brief van hem uit Padang. Frans, die bezig is aan Baanders (die eerst gezegd had ‘dat het weer wel een vieze smeerboel zou zijn’) uitlegging te geven van ‘zijn’ Batavia, dat nu immers ook al iets van hemzelf is geworden! - Ik heb hem een groot boekwerk geleend, ‘Oud-Batavia’ van dr. F. de Haan, en verder heeft hijzelf nog gekocht ‘Het Indische Boek der Zee’, waarin ook heel wat staat.
Woensdags hebben we weer afscheid genomen op straat, terwijl Iti zich niet al te wel voelde wegens koorts. Den volgenden dag zijn wij beiden toen teruggereisd, want thuis was Anna ziek geworden, en wij waren eigenlijk voortdurend ongerust. Het was dan ook ernstig, want het bleek paratyphus te zijn, een soort typhus, die veroorzaakt wordt door de coli-bacil, welke bacil altijd leeft in de buurt van beerputten. Anna is weer eens met haar Protestantsche Jeugdclub op excursie geweest, heeft gelogeerd in het gebouw van een Vacantiekolonie te Lawang en misschien niet al te nauwkeurig opgelet waar het drinkwater vandaan kwam, of de vruchten die zij at. Enfin, ze was zwaar ziek bij onze thuiskomst, en het ongeluk lag weer eens over het huis, zooals hier wel meer gebeurt, als ik eens weg ben ge- | |
| |
weest. Oostersche menschen krijgen nog ongelukken als ze in bed liggen, hoofdzakelijk vanwege hun droomerigheid en luiheid van denken, ook door hun eigenwijsheid. Zij zijn immers zoo knap! Veel knapper dan wij! Maar dat waren de Flakkeesche kevers ook, wat dat betreft. Knapper dan de dominee, den dokter en den burgemeester samen. Vandaar, dat zij het dan ook zoo ver brengen in het leven.
Eigenlijk had Frans dus zijn verlof in Indië te pakken, maar hier thuis was niemand daarmee tevreden, dat begrijp je, want Frans is hier algemeen geliefd. Hun allemaal meenemen naar Soerabaia ging ook niet, want dat zou veel te veel geld hebben gekost. Bovendien zou Anna daar niets aan hebben gehad, want die kon niet van bed af. Dus heb ik nog eens geschreven aan ‘den eersten’, toen het schip te Soerabaia was voor het laatst, en het lukte in zooverre, dat hij op een dag heen en weer hierheen mocht komen. Later bleek, dat hij best een nacht had kunnen overblijven, maar aan zulke dingen zijn we al gewend. Zoodat hij dan toch nog van allemaal afscheid heeft kunnen nemen, hetgeen noodig was, omdat dit de laatste keer was. Ikzelf heb weer afscheid genomen buiten op straat, toen ik hem naar de bus bracht. We hebben het kort gemaakt en niet veel gezegd, maar we weten van elkaar, wat wij erbij voelden. Het was een harde zaak, want ik ben van hem gaan houden en hij is van mij gaan houden, en ook van de rest van het gezin, niet het minst van zijn tante. Maar ik zie hem nog wel eens terug, op een of andere wijze. Ik kan me niet voorstellen, dat ik dien jongen nu nooit meer zal zien. Dat zou dan weer iets anders zijn, dat werkelijk ‘te erg’ is. En er zijn al zooveel dingen in mijn leven, die werkelijk ‘te erg’ zijn.
Frans is meer dan ooit besloten niet te blijven varen. Je moet niet denken, dat ik opzettelijk anti-propaganda heb gemaakt tegen het varen, al valt het natuurlijk niet te ontkennen, dat zijn ontmoetingen en zijn briefwisseling met mij veel invloed hebben gehad op zijn besluit. Ik heb hem weer teruggebracht tot de boeken en de mooie dingen, schrijft hij, en dat zal wel. Dat zijn die dingen ‘waar de bakker geen brood op geeft’, zooals ze in Flakkee zeggen, maar ik ben op 52-jarigen leeftijd nog altijd van meening, dat zij
| |
| |
meer waard zijn dan brood. De Bijbel - een betere autoriteit dan Flakkee! - zegt dan ook, dat de mensch niet kan leven van brood alléén. En als je vaart schijnt het, dat je moet leven van brood alleen. In dat leven ga je geestelijk achteruit met een schrikbarende snelheid, terwijl het verder een slavenleven is. Ik zie niet in, waarom iemand zich willens en wetens voor zijn heele verdere leven daarin zou storten. ‘Oppassen en je best doen, dat is de boodschap’. Hoor je het niet nog altijd uit hun mond komen, Zus? ‘En dat zien “de menschen” graag.’ Alsof zij er eenige ervaring van hadden! Alsof zij wisten wat ‘de menschen’ eigenlijk zijn! Zij hadden een diep respect voor ‘de menschen’, vooral wijlen F. Walraven. Die kon dat uitspreken met een eerbied in zijn stem, als gold het een veelhoofdigen god. Hoe ouder ik word, hoe minder mijn respect wordt voor ‘de menschen’. Grootendeels is het vee.
Overigens, als het nu heelemaal niet zou lukken in Holland, dan komt hij maar naar Indië, desnoods monstert hij voor een overtocht als matroos. Ik ben er zeker van, dat hij binnen korten tijd een betrekking vindt, met zijn diploma's en zijn blonde voorkomen en op zijn leeftijd. In Blimbing is altijd plaats voor hem en eten. Zijn tante zou wel voor hem zorgen!... Als hij iemand was, die niets kende of die een sukkel was, zou ik dit niet schrijven, maar Frans zal altijd overal slagen, zoodra ‘de menschen’ zien, wie hij is. En daarvoor hebben ze niet veel tijd noodig, om dat te zien. Ik ben eigenlijk tegen Indië, zooals ik al meer heb geschreven, maar ik vrees, dat Frans Indië toch niet gemakkelijk zal vergeten, nu het eenmaal zoo ver is gekomen. Eigenlijk moet je je laten uitzenden door het gouvernement of door een groote maatschappij, zoodat je zeker weet, dat de dag van het verlof naar Nederland eens aanbreekt. En op die manier behoef je hier niet heelemaal voorgoed afscheid te nemen van Holland, hetgeen het ergste is, wat een intelligenten Hollander kan overkomen, ook al ontmoet je hier nog zooveel goeds.
Op het oogenblik ligt Anna nog altijd te bed, maar zij gaat hard vooruit. In Juni had Iti nierbekkenontsteking, in Juli heeft Anna typhus. Mooie verzameling rekeningen voor
| |
| |
vader! Kan hij zich in zijn vrije uurtjes mee bezighouden, om ze betaald te krijgen. En dan nog niet gesproken van alle bijkomende kosten, die al betaald zijn. Ik heb ook bij de krant een heel aardig voorschotje zoodoende.
Wij bedanken jullie voor al hetgeen Frans heeft meegebracht. De twee mooie lepeltjes, die, geloof ik, eigenlijk voor Anna zijn. En dan de zakjes met kruiden. Heel duidelijk is het niet. Er is een zakje bij, waarop niets geschreven staat, maar de zaadjes smaken naar anijs of pepermunt. Kun je je nog herinneren, wat het eigenlijk is? Ook de beroemde kervel is er niet bij. Mocht je nog eens iets sturen, bij gelegenheid, dan kun je me verrassen met:
Kervel
Boonenkruid
Zaad van sterkers of bitterkers (sterrekas). Hiervan veel!
Sali (een takje).
Er zijn ook hiertelande wel kruiden te koop, maar ze zijn dikwijls al zoo oud, omdat de meeste menschen ze niet eens kennen. Thijm met suiker gekookt is b.v. een uitstekende hoestdrank, en ik maak het dan ook hier wel. Maar thijm is o.a. in Flakkee onbekend, evenals wilde zuring en zooveel andere kruiden. Wilde selderie is er genoeg aan de slootkanten en die is veel geuriger dan de ‘tamme’, maar in de grove, al te machtige keuken van Flakkee lust men niet eens zulke dingen. Voor mij zijn die geuren ongeveer hetzelfde als de aanblik van de gele IJsselsteen in oude gebouwen op Batavia. Roerende herinneringen!
Door de verrassende wending van het reisplan is Frans natuurlijk ook de worst misgeloopen. Ik had hem eigenlijk droge worst van mij willen meegeven voor de aardigheid, maar ik had natuurlijk geen voorraad, toen hij dien dag een paar uren hier was. Zelfs was er geen pudding, en dat wil wat zeggen, als Frans er is! Hij kwam n.l. pas om een uur of elf hier aan, en moest 's middags half vier alweer weg. - Als Frans thuiskomt, zal hij dezen brief zeker wel lezen. Zeg hem, dat ik afzie van schrijven naar tusschenhavens, omdat het dikwijls zoo verkeerd uitkomt. Om een voorbeeld te geven: op 21 Juni verzendt hij aan mij een brief uit Port Said, die ik hier ontvang op 17 Juli. Nu was er
| |
| |
geen luchtporto op geplakt. Maar b.v. de brief uit Padang (Emmahaven) is daar afgestempeld op 1 Augustus; hier komt hij aan 6 Augustus. Het is dan natuurlijk nutteloos om te gaan probeeren hem te bereiken in een haven, want het is veel te onzeker. Van Holland uit schijnt het beter te gaan. Van mijn brieven zijn er dit jaar minstens twee verloren gegaan. Ik moet er teveel tijd aan besteden om die risico te kunnen loopen. Frans wil graag weten hoe het met Anna is, want hij heeft haar verlaten, toen ze allesbehalve goed was, maar werkelijk, zelfs de brief uit Priok van 29 Juli, waarin hij mij vraagt hem b.v. naar Belawan te schrijven, bereikte mij veel te laat (en dat was wèl luchtpost!) om Belawan nog te kunnen halen, terwijl ik nu uit zijn laatste brief moet concludeeren, dat zij langs de Westkust van Sumatra zijn gegaan in plaats van langs de Oostkust, tenzij zij beide kanten van het eiland aandoen. Het is mij niet duidelijk genoeg.
Anna wordt beter. Zij mag alleen niet van bed komen, maar deze week mag zij opzitten in bed. Zij ziet er al veel beter uit en zij drinkt port met haar vader, onder groot gelach en vele flauwe moppen, die ik haar vertel. Zij is een rustige, geduldige patiënt en daarom behoefde zij ook niet naar de kliniek. Maar haar moeder is dag en nacht met haar bezig, al begint dat nu een beetje te luwen, nu zij beter wordt. - Ik ontving ook de brief van Wijnand, waarin hij schrijft over het mooie rapport van Stien. Wel gefeliciteerd! Ik zou Stien ook wel eens willen spreken. Ze blijft maar altijd in nevelen gehuld voor ons, Indiërs. Ik heb hier ook zoo'n licht, n.l. Lies, die allemaal achten en negens heeft. Een echte schoolfrik wordt ze, als ze niet oppast, maar een werklust, enorm! Ik moet Frans namens Lies bedanken voor de gezonden postzegels.
Jullie weten, dat ik al Opa ben? Mijn kleindochtertje is op het oogenblik weer hier. Ze is een jaar oud en ze heet Marianne Dutrieux. Ze loopt al een paar stapjes en is een heel vriendelijk kindje. Iti is natuurlijk dol met haar en Marianne is ook bij niemand liever dan bij Opoe. Opoe gaat dan alleen met Marianne naar de stad, naar den passer nota bene, alleen maar om te kunnen opsnijden tegen de kennissen van
| |
| |
‘wat zeg je van mijn kleindochtertje?’ Die vrouwen toch hè, Wijnand?
Het is hier vandaag ook feest, vanwege de nieuwe prinses, wier naam wij nog niet weten op dit oogenblik. Het feest beteekent voor mij misschien een paar kolom copie, dus leve Oranje! Ik kan het gebruiken.
Ik geloof, dat ik alles geschreven heb, wat er te schrijven viel. Het verdere zul je lezen in de brieven van Frans en in de kranten, die ik stuur en ook zal Frans bij thuiskomst wel de noodige verhalen doen, want hoe kort het dan ook weer was, het is toch weer heel aardig geweest met Oom en Tante. - Hoe gaat het met Moe? Doe haar mijn groeten, als je haar soms mocht schrijven of zien. En verder hebben jullie ook de groeten van ons allen hier en in het bizonder van mij. Als Frans in Holland is, zal er vanzelf wel weer aanleiding zijn tot schrijven. Het beste en nogmaals de groeten en dank voor het gezondene.
W. Walraven.
Lees mijn feuilletons, Zus. Er staat veel in over mezelf, ook over de bende, waarin ik kwam als soldaat. Van de gevaren daar hadden ze thuis natuurlijk geen idee, of eigenlijk: die konden hun niet schelen. Poging tot moord.
|
|