| |
14.
Brief van 17 juli 1928 aan J. Walraven. Een hiaat in deze correspondentie van ruim twee en een half jaar. Walraven heeft ‘de suiker’ verlaten. Of verloren? In een latere brief zegt hij: ‘In de suiker willen ze me niet meer, omdat ik teveel heb gecritiseerd.’ - Hoe dit zij, de journalistiek ligt te wachten en zijn betrekking van penningmeester van de Suikerbond is een eerste definitieve stap daarheen.
Wat de familie in Dirksland betreft: Jaap heeft hem geschreven over zijn nieuwe huis. Het oude huis in het centrum van het dorp was verkocht en Jaap zette de zaken voort in een nieuw huis, met aangebouwd pakhuis, aan de rand van Dirksland.
‘Bij Zus wonen’, d.w.z. in Utrecht, bij mijn ouders.
‘Het grote legaat’, aan de gemeente Dirksland gegeven door Pauline van Weel. Het was een miljoen gulden groot. Hiervan is in Dirksland een prachtig ziekenhuis gebouwd, het eerste en enige op het eiland Flakkee.
| |
| |
Soerabaia, 17 Juli 1928
Beste Jaap,
Enkele dagen geleden ontving ik je brief en deed het me genoegen daaruit te lezen, dat jullie allemaal nog in welstand bent en zelfs nog zooveel energie hebt overgehouden om, naar ouden trant, elkaar van tijd tot tijd wat in het vaarwater te zitten. Tenminste wat moeder betreft. Zulke dingen zijn trouwens eigen aan het Hollandsche karakter. Hoe dikwijls slaak ik hier niet de verzuchting: ‘Ik wilde, dat de “Suikerbond” uit Engelschen bestond. Ik ben zeker, dat er dan niet half zoo veel ruzie zou zijn als nu het geval is!’
Om te beginnen moet ik je zeggen, dat er bij mij niets aan de hand is van wrok of zoo, tenminste niet tegen jou. Dat ik weinig schrijf, is waar, maar daar moet je niet uit opmaken, dat ik jullie vergeten ben of dat ik er geen belang in stel. Maar brieven schrijven over mijn eigen leven en mijn eigen affaires, zooals je dan toch aan je familie zou moeten doen, daar zie ik tegen op. Al die zelfontledingen, waarin ik onwillekeurig verval, staan me tegen en maken me beroerd. Daar komt bij, dat het toch maar gebrekkige inlichtingen zijn, die je kunt geven, want om jullie daar in Holland een volledig beeld te geven van mijn bestaan hier en van de sfeer, waarin ik leef, dat valt niet mee en daarvoor zou een heel boekdeel noodig zijn. Neem dus van mij aan, dat ik niet zoo lang gezwegen heb uit kwaadaardigheid of iets van dien aard, maar vermoedelijk alleen, omdat ik teveel vervuld was van mijn eigen besognes en geen kans zag je een brief te schrijven, waaraan je wat hadt en aan den anderen kant ook weer niet wilde aankomen met een verhaal, waaruit verschillende intrinsieke dingen waren weggelaten. - Als je de nummers van het orgaan eenigszins hebt gevolgd, dan zul je daaruit hebben gemerkt, dat de Suikerbond een ruzie-bond is. Ik heb me dan ook zwaar vergist destijds door hier in te komen, want de geest van de organisatie is niet in overeenstemming met mijn geest. Zooals overal in de wereld wordt de Suikerbond geregeerd door de stommerikken, de egoïsten, door de conservatieve kleurlooze middenstof en door de intriganten. Wie hier met ide- | |
| |
alen inkomt, zooals ik er in ben gekomen, moet eerst heel wat ellende en verdriet doormaken, eerst heel wat beleedigingen en geringschatting slikken, voordat hij zich er bij kan neerleggen en zijn rust kan terugvinden. Met mij is het zoo ver gekomen, dat ik niet meer in staat ben voor dat vee nog iets te schrijven, dat eenigszins van belang is. Ik bepaal me tot het administratieve deel van mijn
taak en tot het in elkaar zetten van een veertiendaagsch blad en dat zoo goed mogelijk, bijgestaan door schaar en lijmpot en door eenige technische medewerkers. En als er dan nog eens wat gebeurt, dan schrijf ik zelf een klein stukje, maar vroolijke of propagandistische opstellen produceeren, zooals ik dat in het begin heb gedaan, dat kan ik niet meer. Zooals David Gestel zei: ‘De geite is droag!’ Uit ergernis heb ik een maand geleden mijn naam van de kop van het orgaan laten wegnemen, want ik wil niet voor de buitenwereld als redacteur van een blad te boek staan, waarin ik van tijd tot tijd kalmweg wordt gedesavoueerd en feitelijk voor leugenaar wordt gezet, al gaat dit dan gepaard met allerlei mondelinge excuses en verontschuldigingen van dat het niet anders kan en van dat het ook in mijn belang is, dat we hier zoo lang mogelijk aanblijven om zooveel mogelijk van de zaak te profiteeren.
Het is een feit, dat ik niet licht een zoo goed betaalde betrekking meer zal krijgen als ik hier heb. Zeven honderd vijftig gulden in de maand krijg je niet gemakkelijk, vooral niet meer op mijn leeftijd (want je bent gauw ‘oud’ in Indië) en dan zonder belangrijke diploma's waarnaar tegenwoordig overal wordt gevraagd. Aan den anderen kant is het salaris net voldoende om er hier behoorlijk van te leven, ongeveer zooals wij dat van huis uit gewoon zijn, want het leven is schandelijk duur in Indië. Van sparen komt dan ook niet veel, behalve dat er maandelijks 15% van mijn salaris voor mij op de Spaarbank wordt gezet, dat ik uitgekeerd krijg als ik wegga, of anders bij het bereiken van den 45-jarigen leeftijd. Ook heb ik eindelijk een aanstellingsbrief gekregen, dank zij de doortastendheid van Dr. Goote, die een goed vriend van mij is als het er op aan komt, al verschillen we nogal in opvattingen omtrent sommige dingen.
| |
| |
Daarin staat, dat ik, wanneer ik door den Bond ontslagen word, recht heb op 4 maanden salaris. Verder, zoodra ik er drie jaar ben, dat ik dan recht heb op proportioneele uitkeering van mijn passage naar Holland heen en terug voor mij en mijn gezin. Dit laatste is dus ook nogal wat. Volgend jaar Juni ben ik hier drie jaar. Zouden de ellendelingen dus op de volgende Algemeene vergadering mij kunnen wippen, dan zouden ze me 3/5 van die passagekosten moeten betalen, benevens vier maanden salaris, plus nog de 15% van de spaarbank. Heelemaal nakend zou ik dus nooit komen te staan. Ook zal ik altijd wel mijn brood verdienen hier in Indië, zoo lang ik gezond blijf. Met boekhouden of met journalistiek werk, of met beiden tegelijk, kan ik altijd den kost opscharrelen. Daar ben ik niet bang voor en daar zijn ook anderen niet bang voor. Het is alleen maar de kwestie, dat je hier op een wipplank zit en dat je voortdurend van alle kanten belaagd wordt door kerels, die je te rood vinden, of die je te hatelijk vinden of die gelikt willen worden, (waartoe ik niet bereid ben!) of die vinden, dat het een bewijs van degeneratie is als een Europeaan getrouwd is met een Indische vrouw. Vooral mijn goeie vrouw, in wie ik nog altijd geen verkeerdheden heb kunnen ontdekken, behalve misschien dat ze veel te veel van mij houdt, schijnt voor velen van die lui een doorn in het oog te zijn. Wij gaan wel eens samen ergens naar toe. Naar een schouwburg of naar een café, of we gaan soms wel eens ergens eten in een restaurant met ons tweeën, en bij die gelegenheden ontmoet je dan altijd van die burgerlijke maniakken, die zelf in alle opzichten van Indische vrouwen hebben geprofiteerd doch ten slotte erg fatsoenlijk getrouwd zijn met een Europeesche of een z.g. Europeesche. En dat zijn de menschen, die de lakens uitdeelen in een z.g. vakvereeniging van ‘werknemers’ en daarbij theorieën huldigen van je reinste slavernij, zoodra het
de Inlandsche bevolking betreft. En, tusschen twee haakjes, de beste menschen in Indië zijn altijd nog de Inlanders, ‘het zachtste volk der aarde’, zooals ze terecht in het lied van Sentot worden genoemd. En de grootste schoeljes zijn tot mijn spijt de Europeanen en de Chineezen en Arabieren en verdere cosmopolieten, al is er
| |
| |
een kern van Europeanen, die vooral in de Regeering zitten, die er anders over denken en altijd in de eerste plaats denken aan de belangen van den Javaan, waarvoor ze dan ook getrouw en stelselmatig worden uitgescholden voor verraders en slappe ethici en dergelijke fraaiigheden meer.
Dit is zoo ongeveer een korte schets van mijn maatschappelijke positie. De mogelijkheid bestaat steeds, dat er plotseling verandering in komt, maar het kan ook zijn, dat het nog jaren duurt. Dat hangt af van de ligging der politieke dobbelsteenen in den Bond. Je moet ook niet denken, dat ik geen vrienden heb. Genoeg hoor, en dat blijkt ook geregeld als er weer een aanval op me wordt gedaan. Dan komen ze soms te voorschijn uit de meest onverwachte hoeken. Ook passen ze met me op, want ze zijn bang van mijn scherpe pen. Als ze me benadeelen op de een of andere manier, maak ik de heele zaak af en daar de glorie van deze organisatie tamelijk aan het tanen is, is er weinig voor noodig het zoo ver te brengen.
Ik weet niet of je het juiste getal mijner kinderen bekend is. Dat getal is namelijk zes. Onze jongste is een meisje, Elisabeth Marie, in de wandeling Lies genaamd, en die is nu 16 maanden oud. Ze is wonderlijk blank voor een Indisch kind en ze heeft lichter haar dan ik. Het krult ook achter in haar hals en ze loopt als een kieviet door het heele huis, maar praten doet ze nog niet veel. Ik heb er gehad, die eerder konden praten dan loopen, maar ook zijn er bij geweest, die het omgekeerd deden. Het zijn allemaal aardige, lieve kinderen. Onze oudste, Dina, is al negen jaar op den 13den van de volgende maand en zit al in de vierde klasse. Ze is bizonder knap op school, altijd nummer één met alles en een geweldige liefhebster van lezen. Net als wij waren vroeger. Zoo zit ze nu al in Dickens te studeeren, al zijn er groote gedeelten in, die ze nog te zwaar vindt. Ik heb ook al tegen haar gezegd, dat ze nog wat wachten moet met Dickens en zoo, maar ik heb een groote, geïllustreerde uitgave ervan en door de plaatjes komt ze er telkens toe weer aan 't lezen te gaan. Voor het overige leest ze veel andere boeken voor haar leeftijd geschikt. Wat men ook zeggen moge van den tijd, waarin wij leven, op het gebied van kinderlectuur zijn
| |
| |
wij vooruit gegaan bij vroeger vergeleken. Er zijn hier op Soerabaia goede boekwinkels en op het gebied van kinderboeken is er van alles. En de menschen koopen ze ook, want we leven immers in de eeuw van het kind! Veel wijsneuzigheid en theorieën van ‘het mooie handje’ en kwasileerzaamheid en deugdzaamheid en ‘naarstigheid’ zijn gelukkig van de baan en vooral ook de vrome boekjes zie je niet meer. De vrome boekjes waren nog wel het ergste, al beweer ik daarmee niet, dat een kind niets van godsdienst moet weten. De mijne hebben trouwens hier op Soerabaia op een school met den Bijbel gegaan en heel aardige resultaten heeft dat opgeleverd.
Onze tweede is Anna, die zit nu in de tweede klasse en wordt 9 November 8 jaar. Een lief, gevoelig kind, met een goed verstand en die ook al heel lief kan lezen en rekenen. Wel is ze niet zoo'n boekenwurm als haar oudste zus, maar dom is ze in geen geval, integendeel. Maar Anna speelt nog graag met een pop en ze stelt belang in het huishouden en in haar omgeving. Dina is wel wat eenzelvig soms, d.w.z. ze heeft aan haar eigen genoeg om zich te amuseeren, maar Anna kan geen gezelschap missen en leeft veel meer op haar gevoel. Daarom zal zij later vermoedelijk meer moeite hebben in den omgang met menschen dan Dina, die zichzelf er doorheenslaat en met een aardig praatje en een lachje alles gedaan krijgt. Ze zijn allebei zoowat even groot en lang niet leelijk. Dina lijkt meer op haar moeder, terwijl Anna veel van mij wegheeft.
Dan hebben we onze Willem, die nu pas met Juni naar school is gegaan. Hij is een flinke jongen, groot en sterk voor zijn leeftijd. Als je een opstopper van hem krijgt, dan voel je het. Graag gaat hij voetballen of vliegeren en hij kan vreeselijk hard loopen. Voor het overige heeft hij de fatale familiekwaal van stotteren en dat is jammer. Ik heb het zelf bij de hand gehad en je mag dan zeggen, dat het op lateren leeftijd overgaat (ik zou het vroeger nooit geloofd hebben, dat ik het aan zou durven om voor een vergadering te spreken, zooals ik nu soms doe!) een feit is het, dat je jeugd er door vergiftigd wordt en dat je jaren noodig hebt voordat je je vrij durft bewegen onder menschen. Wij
| |
| |
hopen, dat het met Willem beter zal gaan nu hij op school is en als het niet beter gaat en ik kan het financieel missen, dan zal ik over een jaar of zoo beginnen met spreeklessen voor hem. Op het oogenblik is hij nog te jong om daar met vrucht van te kunnen profiteeren, naar ik van een spraakleeraar vernam.
Dan hebben we nog de twee jeugdige knapen Jacob en Maarten Cornelis. Jacob is nu vier jaar en wordt in Januari vijf. Hij is tenger en fijn, maar een verbazend geestig ventje met veel verstand. Hij kan bizonder goed praten, mooi en duidelijk, zoodat je nu al kunt voorspellen, dat hij op school een goed figuur zal maken. De kleine Maarten is 10 Juli drie jaar geworden en een schat van een jongen. Dik en gezond! Het liefst zit hij met een bord boonen of kroten voor zich, zichzelf vol te stoppen. Hij is een beetje laf bij het spelen of hoe moet ik dat noemen. Hij houdt zichzelf altijd op den achtergrond. ‘M.C. werkt altijd voor eigen rekening’, zei onlangs een vriend van me, die veel bij ons aan huis komt, en dat is ook zoo. Het liefst zit hij een beetje in een hoekje met een paardje of een ark met beestjes. Praten kan hij heel goed, en mooi Hollandsch, al is hij wel eens mis, zooals alle kinderen. Onlangs had ik een schrijfmachine, die hij nog nooit gezien had. Toen hij er lang genoeg naar had staan kijken, vroeg hij: ‘Heeft pappa dat op Holland gekoopt?’ Omdat ze hier altijd spreken van ‘op Soerabaia’ en ‘op Batavia’ zegt hij ook maar altijd ‘op Holland’. Het meest van alles is hij wel geïnteresseerd in eten, hij stelt zich altijd terdege op de hoogte van wat er in de keuken gebeurt en van den gang van zaken aldaar. En als je hem hoort praten met zoo'n fijn stemmetje vanuit zijn dikke lijfje, dan zou je niet zeggen, dat hij zoo verbazend veel kan schrokken.
Actueele kiekjes hebben we op het oogenblik niet, anders zou ik ze je sturen. Je kunt wel nagaan, dat het niet zoo eenvoudig is om het stel allemaal goed in de kleeren te houden en de verdere benoodigdheden zijn ook niet voor de poes. Al heb je dan in Indië niet zooveel kleeren en schoeisel noodig als in Holland, omdat de natuur veel minder ruw en veranderlijk is. Ook het eten is in Indië nog altijd vrij
| |
| |
goedkoop, d.w.z. speciaal Indisch eten, zooals rijst en vleesch en groenten. Overigens is alles wat uit Europa komt erg duur. Eieren kosten hier tegenwoordig ook zeven cent en het vleesch f 1, 10 of f 1, 20, maar voor mijn Indisch salaris is dat toch nog niet zoo duur als vroeger 40 cent voor iemand met f 50, - in de maand. Huishuren zijn schandelijk hoog. Ik ben begonnen met f 160, - in de maand, later f 150, - en licht en water, gas, bedienden enz. slikken ook wel f 100,-, soms meer. Belastingen zijn ook hier hoog, ongeveer een maand salaris per jaar.
Wij hebben kort geleden een radicale verandering aangebracht in onze levenswijze. Zooals je natuurlijk weet is Soerabaia een erg heete plaats. Het is er soms zoo heet, dat je feitelijk niets aan je leven hebt en dat je de lust vergaat om na kantoortijd ook maar iets te doen, dan zitten of liggen en koele dranken naar binnen werken. Niet alleen ik, maar ook mijn vrouw en kinderen, hadden daarvan erg veel last, want meen niet, dat Indische menschen, in het land geboren, geen last van de hitte hebben. Het gebeurde soms, dat ik mijn vrouw in een heele week niet zoende, alleen omdat het feitelijk veel te warm was voor dergelijke grappen, terwijl wij toch heusch twee menschen zijn, die veel van elkaar houden en na tien jaar samenzijn nog in geen enkel opzicht beu zijn van elkaar. Maar, enfin, dat is maar een grapje ter illustratie. (Waarom mijn vrouw nu loopt te lachen, want ik heb haar verteld wat ik schrijf!) Als de kinderen uit school kwamen, 's middags om één uur, dan moesten ze dadelijk de badkamer in van de warmte en van het zweet, en het opfokken van een klein kind is soms heelemaal niet te doen, zoowel voor het kind zelf als voor de moeder of de baboe, die er mee moet optrekken. Ik heb het altijd betreurd, dat die kinderen hun heele jeugd moesten doorbrengen in een dergelijke onmenschelijke hitte, met misschien een paar maanden per jaar, die wat koeler zijn, en dan hoogstens 's morgens en 's avonds wat verademing, als de zon nog niet zoo hoog staat. Ik verzeker je, dat het van grooten invloed is op de gezondheid en de lichamelijke (en misschien ook wel de geestelijke vorming) van een kind.
| |
| |
Als ze nu vacantie hadden van school, dan wist ik het altijd zoo te regelen, dat we een gemeubileerd huisje in de bergen hadden, dat je altijd wel kunt huren voor 100 of 125 gulden per maand. Daar heb je dan gewoonlijk de ruimte en zooveel meubelen en bedden als je noodig hebt, je neemt alles mee, wat je maar aan kleeren en mantels kunt vinden. Ook de bedienden gaan mee en zoo trek je naar boven, om af te koelen! In de bergen groeit de sla en de spinazie naast je deur en dat het heele jaar door. Rozen en allerlei prachtige bloemen, ook allerlei Europeesche, zijn daar in overvloed. Het water in de riviertjes is helder, nog niet verontreinigd door de aanraking met de beschavende laagvlakte. Het vee floreert er, hetgeen tengevolge heeft, dat het vleesch van veel betere kwaliteit is en ook de melk is beter en goedkooper. Alleen, in de bergen is voor een Europeaan weinig te verdienen. Een enkele hotelhouder zit daar en leeft voornamelijk van het vacantie-seizoen; gepensioneerden slaan er natuurlijk hun tenten op en verder heb je er de ondernemingen (plantages, zeggen de Hollandsche menschen) van rubber en koffie met hun employé's, maar die lang niet zoo goed betaald worden als in de suiker. (Ze hebben ook niet zoo'n mooie vakvereeniging!!)
Als we dan ‘boven’ zaten, hebben mijn vrouw en ik dikwijls gesproken over de mogelijkheid om daar te blijven wonen, maar de bezwaren waren altijd gelegen in het feit, dat ik daar niet kon zijn en ten slotte op Soerabaia mijn werk had. Dat was dan altijd weer de oorzaak, dat er van het plan niets kwam, tot nu onlangs in Mei, toen we weer 14 dagen schoolvacantie hadden en naar Lawang waren getogen. Lawang ligt aan de spoorlijn Malang-Soerabaia en in twee uur ben je er van Soerabaia uit. Ook is er een mooie geasphalteerde rijweg met veel autobussen. Een auto brengt je er in hoogstens 1 ½ uur. Het ligt 491 Meter boven zee, zoodat je wel kunt begrijpen, dat het er, van Indisch standpunt gesproken, koud is. Ook weer niet tè koud, maar koud genoeg om geen last te hebben van voortdurend zweeten en om 's nachts met een deken te kunnen slapen. We hadden een aardig ruim huis getroffen, dat de eigenares bereid was aan ons te verhuren voor f 60, - per maand, een ongehoord
| |
| |
lage prijs als je aan Soerabaiasche huren gewoon bent. We hebben dat toen gedaan, zijn met onze meubels verhuisd naar Lawang en hebben de kinderen daar op school gedaan. Ik zelf heb nu een klein slaapkamertje op Soerabaia, laat mijn eten komen van een restaurateur en eet verder brood en ga 's Zaterdagsmiddags om half een naar Lawang tot 's Maandagsmorgens. En als ik kan, wip ik in de week nog eens even over, natuurlijk! Het is wel jammer, dat we niet altijd bij elkaar zijn, maar als je ziet, hoe veel goed het den kinderen doet, dan leg je je daar graag bij neer. Ook mijn vrouw voelt zich daar natuurlijk veel beter en ze presteert veel meer op het gebied van het huishouden dan op Soerabaia. We hebben daar een groote lap grond en we zaaien nu zelf allerlei Hollandsche groenten en dat gaat best. Het leven is daar goedkooper, meer dorpsch, met het gevolg, dat we met de besparing op de huur mee er feitelijk alles uitslaan wat ik op Soerabaia noodig heb om van te leven. Ook mij doet het veel goed om Zaterdags en Zondags in de kou te kunnen zijn en als ik vacantie heb, weet ik natuurlijk waar ik die doorbreng. Zoo leven we hier nog niet zoo heel ongelukkig, zooals je ziet, en over wat de toekomst ons zal brengen, piekeren we maar niet te veel.
Ik denk, dat het er nu ook wel van zal komen, dat ik een tweedehandsch auto op den kop zal tikken om daarmee dagelijks heen en weer te gaan. Want dat op Soerabaia blijven zoo'n heele week bevalt me niks. Dat noemen ze in Flakkee: ‘Je beenen onder andermans tafel steken’. En al heb ik dat het grootste gedeelte van mijn leven gedaan, sedert ik van school ben en de bezwaren daartegen bij mij dus niet zoo diep zitten als bij een dorpeling, die nooit zijn dorp verliet, als je kinderen hebt en bovendien een vrouw dan wil je daar liever ieder vrij oogenblik bij doorbrengen. Ook de kinderen vinden het niet prettig, dat ik er niet ben. De kleintjes kunnen het niet eens begrijpen en Maarten vraagt: ‘Waarom wil pappa niet hier blijven?’ Vandaar dat een ouwe auto mij wel zou passen. Op Java hebben we prachtige geasphalteerde wegen en de rit van Soerabaia naar Lawang is mooi en duurt ongeveer 1 ½ uur. We staan hier vroeg op in Indië, zoodat ook dit geen bezwaar is. Koude winterochtenden
| |
| |
zijn hier niet, al kan het voor ons gevoel in de bergen des morgens wel eens koud zijn.
Van kou gesproken, dat moet tegenwoordig in Holland bar zijn. Als ik de kranten lees, dan lees ik altijd maar van hagelbuien in Juni enz., zoodat ik wel moet gaan denken, dat het weer er bij vroeger vergeleken niet op is vooruitgegaan. Menschen, die met verlof zijn geweest, vertellen, dat ze het niet konden harden en na een maand maar afgezakt zijn naar het zuiden van Frankrijk, hetgeen met de valuta nog voordeeliger is ook. Over de duurte in Holland wordt erg geklaagd. Ook over het feit, dat er voor z.g. intellectueelen niets valt te verdienen, maar dat de werkman het goed heeft. Nu is het waar, dat er veel te veel intellectueelen zijn. De voorliefde voor ‘het boordje’ is in Holland altijd groot gegeweest, tot menigeen zijn noodlot. Belonje, de hoofdredacteur van de Indische Courant, is pas terug uit Holland. Hij is maar voor drie maanden weggeweest, uit en thuis, want het gold een operatie, die in Indië niet kon gebeuren (aambeien). Hij zegt, dat er menschen geweest zijn, die in het ziekenhuis toch nog tot hem wisten door te dringen om te vragen of hij niet een baantje wist in Indië en dat toen hij te beroerd was om pap te zeggen. Ook over het weer en de kilte klaagde hij. Enfin, ik spreek er hier zooveel, die allemaal hetzelfde zeggen. Maar waar ze allemaal wel over te spreken zijn en waarin ze ook allemaal eenstemmig zijn, dat is over de rust in het huiselijke leven in de Hollandsche gezinnen en de veilige beslotenheid van de Hollandsche huiskamer en de natuurlijkheid en vanzelfsprekendheid van het leven in 't algemeen, het leven in je eigen land, dat leven, dat wij missen en nooit meer zullen terugwinnen. Want wees er maar zeker van, dat ik misschien nog wel eens naar Holland kom, maar je houdt me er niet vast. Het verlangen naar het Oosten laat je niet los en hoe langer je hier bent, hoe zekerder je daar van wordt. Ik ben hier nu dertien jaar en ik besef hoe langer hoe meer, dat ik hier begraven zal worden als mijn tijd daar
is en ik kan me er zelfs best bij neerleggen. Tenzij de communisten ons voor dien tijd er uit hebben gejaagd, maar maak je daaromtrent voorloopig geen zorgen, want als er iets is dat wordt opgeblazen en
| |
| |
aangedikt, dan zijn het wel die verhalen over de Indische ‘revolutionnairen’, die niets anders zijn dan een soort misdadigers en over het paard getilde halfrijpe ‘ontwikkelden’. De Javaan zal het voor zich moeten verkrijgen door den langen harden strijd die ook andere volken gestreden hebben. Met bommen en revolutietjes bereikt hij niets.
Tot mijn genoegen lees ik, dat je eindelijk ook bent overgegaan tot de afschaffing van de paarden en dat je je nu verplaatst per motor. Je schreef me destijds, dat de wegen op Flakkee daarvoor niet geschikt waren, maar dat zal toch wel niet zoo'n vaart loopen. Een auto komt tegenwoordig overal doorheen. Van den aard van je zaken ga ik hoe langer hoe minder begrijpen, maar dat is dan ook geen wonder. Ik benijd je om het nieuwe huis, waarvan ik graag een foto zou willen hebben en om de nieuwe goedang (pardon, pakhuis! goedang is Indisch!). Dat vader het huisje op de Ring had gekocht, heb ik nooit geweten. En woont moeder daar nu? Waarom gaat ze eigenlijk niet voor goed bij Zus wonen in plaats van daar aan de Ring? Ik kan me voorstellen, dat ze nog altijd overal haar neus in steekt en den boel op stelten zet met haar z.g. onbesuisde uitvallen en ‘rondborstigheid’. Eenvoudig gebrek aan beschaving is dat. De geest van het vischwijf!
Ik kreeg hier een brief van de belasting, waarin me gevraagd werd hoeveel ik jaarlijks trok aan inkomsten uit het perceel, dat ik van mijn vader had geërfd. Zijn naam stond er zelfs zonder fouten bij. Ik stond, net als wijlen Kuyper, ‘paf van het prompte’. Ze geloofden me niet, toen ik verzekerde, dat ik heelemaal niets ontving, omdat de boedel intact was gebleven en zouden dat in Holland informeeren. Je hebt het toch notarieel laten vastleggen? Ik kon natuurlijk niet anders zeggen, dan dat ik er niets mee te maken had gehad en dat jij alles had geregeld.
Hoe gaat het met oome Hannes en tante Riek en hun kinderen? Hoe gaat het met Jan Vreeswijk en Michiel van Dijk? En de Van der Heijdens, hoe maken die het allemaal? Er zijn eigenlijk veel menschen, waarvan ik wel eens wat zou willen weten, heel zonderlinge menschen soms, maar ik kan ze niet allemaal noemen. Vermoedelijk zijn er al een massa
| |
| |
dood en begraven. Ik las in de krant van het groote legaat dat aan de gemeente is vermaakt door een zekere mejuffrouw Van Weel. Is dat Pauline Van Weel, de zuster van ‘Pietekees’? Wat doet de gemeente daar nu mee? Wie is er burgemeester van Dirksland en is de meerderheid in den gemeenteraad nog altijd zwart? Er is nu toch een hbs op Flakkee, geloof ik. Als je jongens in de ‘intellectueele’ richting moeten, stuur ze dan naar die hbs en doe geen half werk. ‘Op kantoor’ met de bekende vermaning van ‘oppassen is de boodschap’, dat wordt altijd huilen. Zelfs een einddiploma hbs geeft geen zekerheid van een baantje, behalve misschien bij het Rijk en dat is ten slotte altijd vast. Indië raad ik je niet aan, want dat moet ieder maar voor zichzelf ondervinden. Er zijn ten slotte voor velen groote nadeelen aan verbonden en vele menschen gaan hier te gronde. Maar er zijn er ook velen, die hier iets bereiken, dat is ook waar. Maar propaganda maken voor Indië doe ik toch nooit, want nergens heeft een mensch meer kans op duurzaam levensgeluk en op ten volle mensch zijn, dan in zijn eigen land, al hagelt het er dan ook in Juni!
En hiermee maak ik er een eind aan. Ik hoop, dat je tevreden bent met dit epistel, dat achter elkaar is geschreven. Mijn hartelijke groeten aan je vrouw en de kinderen en zelf ook van harte het beste. Voor foto's houd ik me aanbevolen, zoo mogelijk!
Wim.
|
|