het levensonderhoud van mijn grootmoeder) dat hij op het moment dat de erfenis moest worden verdeeld, zijn zuster in Utrecht en zijn broer in Indië zonder bezwaar hun aandeel zou kunnen uitbetalen. Zulk een groot zakenman was oom Jaap echter niet. Het grootwinkelbedrijf kwam op, de crisis van 1930 overviel hem en financieel werd het zo dat het ene gat met het andere gestopt werd. De jaren dertig moeten een ellendige tijd voor mijn Dirkslandse oom zijn geweest. Hij was winkelier, en wat heeft een winkelier meer nodig dan een goede reputatie, dan de faam van credietwaardigheid?
Zijn moeder hielp hem zoveel zij kon, het kapitaaltje dat er was werd langzaamaan opgegeten en tegen 1940 was er vrijwel niets over.
Dit alles gebeurde zwijgend. Met geen woord repte Jaap hierover tegen zijn broer op Java. Hij zat in nood.
Ik vertel dit omdat in volgende brieven, ook in die aan mijn moeder, sprake zal zijn van speculaties omtrent de niet-bestaande erfenis, en omdat de ontnuchtering al gauw volgde toen ik het verhaal van mijn moeder hoorde (ook zij werd pas ingelicht toen het te laat was) en daarop mijn Indische oom op de hoogte bracht.
Walraven nam het filosofisch op en hij viel zijn broer niet af. Het was één teleurstelling meer.
Intussen, in deze jaren gaat Walraven met grote naïeveteit voort Zijn broer Jaap te steunen tegen het al of niet ‘geraffineerde egoïsme’ van hun ouders. De term lijkt mij te kras en mistekent de situatie.
En dan zien wij, aan het slot van deze brief, de journalistiek opduiken, het ambacht waarin hij tenslotte zijn bestemming zal vinden. Het ‘oeang kepala’ doet hier zijn intrede in het gezin.
Sf. Ponen, 9 December 1925
Beste Jaap en Suus,
Je laatste brief ontving ik een paar weken geleden en het deed mij genoegen daarin eenige mededeelingen te vinden, die eenigszins opheldering verschaffen omtrent den toestand, waarin jij je al zoo lang bevindt en die ik maar nooit goed heb kunnen begrijpen. Ik heb er over nagedacht en gezien het geraffineerde egoïsme, waarmee je naar het blijkt altijd behandeld bent door vader en moeder (hetgeen mij niet verwondert, want ik heb zelf evengoed daarmee kennis