| |
10.
Brief van 12 maart 1924 aan J. Walraven. Na de optimistische toon van de vorige drie brieven een hiaat van achttien maanden. Ook Ten Seldam heeft niet kunnen of willen verhinderen dat Walraven als boekhouder en secretaris van de administrateur op Majong werd ontslagen. Wat precies is voorgevallen tussen Walraven en Ten Seldam blijft onbekend, maar in de nu volgende brieven zal men de veelgeprezen naam van zijn vroegere baas niet meer tegenkomen. Walraven moet zijn broer nu vertellen dat hij achteruit is gegaan en opnieuw is begonnen, als assistent-boekhouder op de suikerfabriek Ponen op Djombang.
Sf. Ponen, 12 Maart 1924
Beste Jaap,
De reden, dat ik in zoo lang niet geschreven heb, is de bekende reden, n.l. dat ik moeilijkheden heb gehad. Ik ben niet meer op Majong en mijn vertrek vandaar heb ik lang tevoren voorvoeld, want er waren dingen, die mij het leven verbitterden, of Bever er waren menschen, die dat deden, en je weet, dat ik nooit schrijf als het mis is, tenminste niet naar Dirksland. Hoogstens schrijf ik als het over is. Dirksland kan me toch niet helpen en Dirksland ergert me nog maar meer als ik bedenk, wat ze weer wel zullen zeggen en concludeeren. Het Befste zou ik heelemaal los zijn van Dirksland en het voor goed vergeten, maar dat gaat natuurlijk niet; het houdt me integendeel vast en er gaat geen dag voorbij, dat ik niet aan Dirksland denk, hetzij mijn herinneringen aangenaam zijn of onaangenaam.
Ik heb het in Indië tot nu toe altijd goed gehad en genoeg verdiend om te leven, al heb ik er niets van overgelegd. Sparen ligt trouwens niet in mijn aard, al geef ik toe, dat het een goede gewoonte is. Tantièmes heb ik in de suiker nog niet getrokken, want Majong werkte over 1922 met tien duizend gulden verlies en over 1923 zullen ze misschien net quitte spelen. Majong heeft gebrek aan water in zijn rietgronden en daardoor schijnt het dat ze niets kunnen verdienen. Maar ik heb er geen verstand van en het kan ook
| |
| |
wel een andere reden hebben. De directie in Holland en de vertegenwoordigers van de directie op Soerabaia schijnen te denken, dat Majong wel winst kan maken en daarom zijn ze het personeel gaan ververschen. In 1922 ontsloegen ze den chef aanplant en vervingen dien door een man, die het dan beter zou doen, een soort Napoleon in zakformaat. Zoolang de Administrateur er was had ik niets met hem te maken, maar als de Administrateur ziek was of weg van de fabriek, dan was hij waarnemend, al bleef dan ook de correspondentie en de administratie voor mijn rekening. Het was een man, die mij in alle opzichten onsympathiek was en toen de administrateur in Mei 1923 ziek werd en ruim twee maanden niet op de fabriek kwam, bleef ruzie en onaangenaamheden tusschen mij en hem dan ook niet uit, hetgeen geëindigd is met mijn ontslag. Zooals je misschien weet zijn ze in Indië erg gul met ontslag, vooral in den laatsten tijd nu hier zooveel Europeanen zonder werk loopen. Vandaar dat er op zoo'n suikerfabriek verschrikkelijk gelikt en gekonkeld wordt; de suiker is een kleverig vak en bij alles wat kleeft komt likken te pas. Onze vrind heeft het in den tijd van zijn waarneming ook nog zoo ver gebracht, dat het beheer van den administrateur eveneens werd afgekeurd en dat de administrateur ook is ontslagen; tevens nog enkele andere menschen. Wat het beheer van den administrateur betreft, dat was wel wat slap, en dat hij b.v. aan mij veel te veel overliet, dat is een waarheid als een koe, zoodat het eigenlijk wel leek alsof ik de baas was en niet hij. De administrateur was een Indo, mystiek aangelegd, (spiritisme en theosofie) en vertoonde zich soms twee of drie dagen lang niet, zoodat het geen wonder was, dat alles hoe langer hoe meer over mij liep, want er moest toch iemand zijn, die in voorkomende gevallen een besluit nam en dat is dan op een fabriek gewoonlijk de boekhouder. In zekeren zin ben ik dus ook het slachtoffer geworden van dat slappe beheer van
Mispelblom Beyer, hoewel de man overigens voor mij een uitstekende baas was. Ik ben toen drie maanden werkeloos geweest en daardoor ging het beetje geld, dat we hadden er heelemaal aan, zoodat het nog juist bijtijds was, toen ik een baantje kreeg op Ponen, want
| |
| |
anders had ik wel kippen kunnen gaan fokken om in het leven te blijven. Ik kon heel moeilijk wat krijgen, want het is hier tegenwoordig een slechte tijd voor de Europeanen; er loopen er honderden werkeloos, vooral in de groote steden en het komt telkens voor dat er Europeanen op kosten van het gouvernement als behoeftige naar Holland teruggaan, iets wat vroeger ongehoord was. Op Soerabaia en Batavia geeft de politie b.v. gratis nachtverblijf aan Europeanen, wie heeft daar vroeger in den Oost ooit van gehoord? Ik had dus groote moeite om iets te pakken te krijgen. Ik had wel een goed getuigschrift van Majong wat mijn werk betrof, maar er staat ook een zinsnede in, die zegt, dat ik ontslagen ben ‘wegens ernstige insubordinatie tegenover den wnd. administrateur’. (Ik heb n.l. den man met een liniaal gedreigd, niet eens geslagen!) Ten slotte ben ik hier op de suikerfabriek Ponen geplaatst als assistent boekhouder, dus weer van voren af aan beginnen. Op een salaris van f 250,-, hetgeen net genoeg is om zuinig van rond te komen in Indië met een gezin. Ik hoop nu maar, dat ik hier kan blijven en dat er dan eens een gaatje komt voor boekhouder, zoodat ik weer wat naar boven kom. Ze zijn natuurlijk wel tevreden over mijn werk, dus als er een gelegenheid is, dan zal dat wel niet uitblijven. Gelukkig dat mijn vrouw en ik allebei vroeger aan armoe gewoon zijn geraakt, zoodat we ons de financieele ellende zoo erg niet aantrekken. De kinderen zijn nog klein en echte Indischmannen; ze lusten graag rijst en dat is ten slotte het goedkoopste voedsel hier. Aan Europeesch eten hebben ze geen behoefte en het klimaat maakt, dat je geen kachels of warme borstrokken of overjassen noodig hebt. Over het algemeen is het plezieriger armoe te lijden in Indië dan in Holland of Amerika, als er tenminste in dit verband van plezier kan worden gesproken.
Ik heb destijds de erwten in goede orde ontvangen en was natuurlijk van plan je te schrijven en te bedanken, maar de herrie op Majong begon toen juist en ik wist niet, of ik lang of kort daar zou blijven. Ten slotte is het nog vrij lang geweest, maar het had best korter kunnen zijn en ik ben nu eenmaal niet geneigd om aan jullie te schrijven als ik niet
| |
| |
op mijn gemak ben. Ik kan dat moeilijk uitleggen, maar het is zoo. Feitelijk zou ik de heele correspondentie graag tot een minimum beperken, want het is onmogelijk voor mij om in contact te blijven, zoodat je werkelijk op de hoogte blijft van mijn omstandigheden. Ook begrijp ik hoe langer hoe minder van jullie, waartoe bij draagt het feit, dat je mij vele dingen niet schrijft. Wat is het nut van een dergelijke correspondentie? Ik ben dit jaar al negen jaar in Indië en ik zie ervan komen, dat ik hier nog wel de noodige jaren zal zijn zoo niet mijn geheele leven. Ik beken, dat het vooruitzicht mij niet aanstaat want ik zou ook liever wonen in het land waar ik thuishoor, maar dat is nu eenmaal niet meer mogelijk, zoodat ik me wel bij Indië moet neerleggen en dat doe je het beste door zoo weinig mogelijk aan Holland te denken en je niet teveel te verdiepen in dingen van vroeger. Ik schrijf daarom niet graag aan jullie, want dat maakt me maar beroerd, vooral wanneer ik soesah heb. Schrijven is voor mij nog heel wat anders dan voor jullie. - Het portret, dat ik gestuurd heb, is gemaakt in Mei 1923, dus haast al weer een jaar geleden. De kinderen zijn dan ook alweer grooter en zelfs nog met een vermeerderd, want dat staat bij ons niet stil. Het is alweer een jongen en hij heet Jacob, naar zijn oom. Hij is op 26 Januari jl. geboren, en hij is zoo dik als een bul, zooals ze in Dirksland zeggen. Dina wordt in Augustus 5 jaar, Anna is in November 3 geworden en Willem wordt in Juni 2, dus volgen ze eigenlijk veel te vlug op elkaar, maar we hebben er weinig last mee, want ze zijn allemaal gezond en ze zijn ook allemaal heel lief. Voorzoover het zich laat aanzien hebben ze goede karakters; Willem is een heel lief ventje en Anna is de beste van allemaal. Ze houden allemaal dolveel van hun vader, vooral Willem en Anna, en ikzelf ben ook zeer aan die kinderen gehecht, dat spreekt. Zooals je ziet zijn het mooie kinderen en als ze op straat loopen kijkt
iedereen er naar. Mijn vrouw heeft een bijzondere handigheid gekregen in het maken van jurken enz. hoewel ze nooit op de naaischool heeft gegaan. Ze kan ze heel aardig aankleeden. Alleen is het jammer, dat ze geen Hollandsch spreken. Ze klappen altijd Maleisch met hun moeder en dat zullen ze wel blijven doen totdat ze naar
| |
| |
school gaan. Ik ben te weinig thuis om dat Maleisch spreken tegen te gaan en je raakt er zoo aan gewoon, dat het ten slotte niet meer opvalt. Mijn vrouw spreekt geen Hollandsch, maar ze verstaat alles wat je haar in het Hollandsch zegt, doch in de meeste gevallen spreek ik thuis ook Maleisch, hetgeen voor iedereen het gemakkelijkste is. Dat zal wel zoo blijven bij ons, ook als de kinderen groot zijn. Leeren zullen ze wel, want ze hebben een goed verstand voorzoover is na te gaan. Het spreekt vanzelf, dat wij hopen nu geen kinderen meer te zullen krijgen; het is werkelijk genoeg vooral in de huidige onvaste maatschappelijke omstandigheden.
Ik kreeg je brief gisteren en bemerk, dat er in Holland nog altijd natte winters zijn. Dat is het nadeel van Holland, het klimaat. Hier is het maar altijd warm, vooral Ponen is niet voor de poes. Tijdens mijn werkeloosheid hebben wij drie maanden in de bergen gewoond, in de buurt van Malang. Ik kon daar een klein huisje huren door iemand die ik bij toeval ontmoette. Daar was het koel en het deed de kinderen veel goed, vooral Willem, die pas ziek was geweest en nog niet heelemaal hersteld was. Maar het werkterrein ligt op Java voor het meerendeel in de warme streken, d.i. in de laagvlakte en daar kom je telkens weer terecht. In de bergen is alleen koffie en rubber, waarin niets is te verdienen en verder is er tuinbouw. Ik heb er nog over gedacht om dat te probeeren, groenten kweeken n.l., maar er is teveel geld voor noodig en dan de risico voor iemand als ik, die nu juist geen boer van aanleg ben.
Het is wel jammer, dat de verhouding met vader niet is zooals die zou behoren te zijn, want ik vrees, dat je hem op den langen duur toch niet zult kunnen missen. Waar je beiden nog altijd bij de zaak geinteresseerd bent, voorzoover ik het begrijp, is het toch niet meer dan natuurlijk, dat hij er zich mee bemoeit. Je bent nu eenmaal aan die zaak gebonden, al is het geen lolletje, zooals ik wel weet. Vader is moeilijk, eigenwijs en conservatief, weet het allemaal alleen en denkt natuurlijk, dat het allemaal misgaat nu hij er niet meer in zit. Het gaat misschien ook wel niet zoo goed als vroeger, want vader rekende met een halve cent en ge- | |
| |
bruikte labels en enveloppen tweemaal of hij bakte brokken of roerde in een ouwe verfpot en verbeeldde zich verf te maken. In ieder geval zul jij er wel niet zooveel uit halen als hij deed, maar dat is ook iedereen niet gegeven. Misschien neem jij er ook wel den tijd af om met je kinderen te spelen of wat met je vrouw te praten of zoo, hetgeen voor vader ook allemaal niet noodig was; die had genoeg aan zichzelf. De voornaamste mensch op de heele wereld in vaders oogen was vader zelf. En toch geloof ik, dat het voor jou de aangewezen weg is om vader in de zaak te houden zoolang hij leeft, want de zaak zonder vader is de zaak zonder kapitaal en wat moet dat worden? Enfin, ik heb er nooit in gezeten en ik ben al veel te lang weg om het te kunnen beoordeelen, maar ik hoop, dat het goed moge gaan in het oude huis en het zou mij spijten als ik hoorde, dat dit niet het geval was.
En hiermede moet ik eindigen. Ik zou je nog wel veel kunnen vertellen van Indië en van mijn leven hier, maar de tijd ontbreekt me om dat te doen. 's Avonds thuis met de pen kan ik het niet, dus moet ik op kantoor met de machine schrijven. Doe mijn hartelijke groeten aan je vrouw en de kinderen en wees zelf ook van harte het beste gewenscht van je broer
Wim.
|
|