| |
9.
Brief van 13 september 1922 aan J. Walraven.
Majong, 13 September 1922
Beste Jaap,
Eindelijk, na lang wachten, ontving ik je zending, die mij Hollandsche snert bracht, maar ook het bericht, dat mijn postwissel goed terecht was gekomen. Je zult intusschen reeds mijn briefje van eenige weken geleden ontvangen hebben, waarin ik je vroeg hoe het stond met den wissel. Ik ben vroeger vrij geregeld gekwalificeerd als een ongeregeld en weinig accuraat persoon, maar ik kan je wel zeggen, dat je met jouw methoden van correspondeeren geen boekhouder op een van de fabrieken van Hoboken zou behoeven te zijn, want je hadt in minder dan geen tijd je congé te pakken. Als je van iemand geld ontvangt, dan is het toch gewoonte daarvan onmiddellijk bericht te zenden. Vooral in Indië, waar zooveel rare bruine broeders zitten, die het bestelen van Europeanen onder ‘de goede werken’ rangschikken, waarvoor je na je dood in den hemel komt, zijn wij altijd
| |
| |
zeer verlangend te weten of datgene, wat wij aan de post hebben toevertrouwd, ook is terechtgekomen. Wij zijn min of meer sceptisch gestemd tegenover ‘Tante Pos’ en wij hebben daar reden voor, vooral wij, die dagelijks met het ouwe mensch te maken hebben. Het is een gebrekkige instelling en ik was blij eindelijk te hooren, dat het geld tenminste in je bezit was gekomen. Een volgenden keer zal ik je een chèque op Rotterdam sturen; als die verloren gaat dan kan de ‘eerlijke vinder’ hem toch niet innen, daar hij op naam zal zijn uitgeschreven. En ik zal dan niet in onzekerheid zitten.
Je zult nu wel denken, dat ik weer aan 't ‘kankeren’ ga, maar je moet het goed begrijpen. Ik ben min of meer sceptisch gestemd tegenover de post, maar ik ben niet minder sceptisch gestemd tegenover jullie en tegenover Flakkee in het algemeen. Als ik schrijf en ik krijg maar geen antwoord, dan ga ik, op grond van vroegere ervaring, denken: wat zou er aan de hand zijn? Wat kan hem beletten te schrijven? Wat zullen ze nu weer onder elkaar zeggen? En dan hoor ik, zonder dat ik er iets tegen kan doen, jullie Flakkeesche menschen praten op je Flakkeesche, harde, grimmige manier, zooals ik dat zoo dikwijls heb gehoord, wanneer ik iets had gedaan of gezegd, met een waarlijk goede bedoeling, doch zonder dat die bedoeling scheen te worden geapprecieerd. Het is in het boomlooze polderland, waar ze niet eens de graven van hun afgestorvenen met een bloempje versieren en waar alleen in het eerste kopje thee suiker wordt gedaan, een ongewoon iets, dat iemand honderd gulden weggeeft. En ik zou me best kunnen voorstellen, dat men daarvan zoo schichtig was geworden, dat het contact geheel of gedeeltelijk werd verbroken. Ik heb nu eenmaal geen hoog idee van de locale opvattingen, en dat kan ook bezwaarlijk. Waar ik nu in zoo'n geval, wanneer ik gedurende maanden maar steeds niets hoor, zonderlinge gedachten, begin te krijgen, waardoor ik maar soesah heb voor mezelf, wou ik toch wel, dat je me wat eerder had geschreven, dat je het geld hadt ontvangen en tevens, dat je met mijn handeling en zienswijze accoord ging. Dat zou mij heel wat booze gedachten hebben bespaard. Ik word nog steeds gauw kregelig, als ik
| |
| |
aan Dirksland denk, hetgeen mij boos op mezelf maakt, want ik moest los van Dirksland zijn, als het wel was. Ik heb er niets meer mee te maken en ik zal er ook nooit weer iets mee te maken hebben, als ik het kan helpen. Maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en ik zit toch altijd nog te denken aan jullie en aan vroeger en aan alle goede zoowel als kwade dingen, die er hebben plaatsgehad. Dom van me, dat geef ik toe, maar het is eenmaal zoo. Je raakt het nooit weer kwijt, daarvoor is het brandmerk te diep ingedrukt. - Hoever staan we van elkaar na al die jaren. Feitelijk ben ik 12 jaar weg uit Holland, daar ik de ongelukkige 8 maanden in 1915 niet wil meerekenen. En ik begrijp weinig meer van jullie en hoe je omstandigheden precies zijn is mij verre van duidelijk. Trouwens wat wisten wij vroeger van vaders omstandigheden af bijvoorbeeld. Het schijnt te behooren tot de ‘adat’ van het Hollandsche platteland (en ook van het platteland in het buitenland trouwens) om zooveel mogelijk te zwijgen over je ware positie en vooral te doen alsof je maar net je mond en de monden van vrouw en kinderen kunt openhouden. Als een Hollander een aal vangt dan steekt ie 'm in zijn korf en gaat op den korf zitten en houdt zijn mond tegen zijn mede-aalvisschers. En als hij eens extra lekker eet, dan doet ie eerst de blinden dicht en steekt de lamp op en gaat dan met de deur op de knip zitten schransen. Zoo liet vader mij zonder een cent eerst naar Amerika gaan en daarna naar Indië, maar twee jaar na mijn vertrek naar het laatste land trok hij zich terug uit zijn zaken en scheen zich niet meer druk te behoeven te maken. Moeder was trouwens destijds in 1915 al stelselmatig bezig de klanten van den winkel te weren, zeker omdat ze vond, dat het niet meer de moeite waard was. Ze had de zaak een beetje levendig kunnen houden voor jou tenminste, die immers vermoedelijk ook in die zelfde winkel oud zult moeten worden. Maar de lui moesten een half uur
bellen voordat ze ‘asem’ kregen en dat lustten ze natuurlijk niet. Wat ze gelijk hadden. Als ik nu zoo lees, dat je er net kunt komen en dat je te kampen hebt met concurrentie en geringe winsten, dan denk ik altijd aan vroeger en aan vader, die ook op die manier praatte, maar die in mijn oogen in een soort van sterkte woonde,
| |
| |
waar hij niet uit te slaan was, en die nooit moeilijkheden heeft gekend. Ik denk toch niet, dat iemand rijk kan worden van het opzamelen van gebruikte touwtjes of van het rijden met niet-passende lichters of van het rooken van slechte sigaren of van het drinken van één bakje-met-suiker per dag, hoewel ik toegeef, dat al die aardkluitjes te zamen ten slotte een dijk kunnen maken en dat het tenslotte op het principe aankomt.
In Indië gaat het geen enkele categorie van menschen zoo goed als de winkeliers, voornamelijk de Chineesche winkeliers. En het schijnt soms wel, dat wij, geëmployeerden in de cultures, er zijn om alleen en uitsluitend voor die soort menschen te werken, want het grootste deel van ons salaris verdwijnt eigenlijk in de zakken van deze haaien. De goederen worden door importeurs in Indië gebracht en aan de winkeliers verkocht en beide categorieën zorgen wel, dat zij hun deel krijgen van de stokvisch. Voor verschillende artikelen hebben ze een monopolie-regeling en alles is zeker 100% duurder dan in Holland. Zij zijn ‘de distributeurs’ en diensvolgens nuttige leden der maatschappij. Dat is de algemeen geijkte opvatting en iedereen schijnt dat volkomen in den haak te vinden. Indien ze wat ze verkoopen nog zelf fabriceerden of op een of andere wijze de waarde ervan verhoogden, of indien zij deze artikelen ten koste van groote opofferingen voor de gemeenschap wisten te bemachtigen, dan zou er voor die uitbuiterij nog iets te zeggen zijn. Maar het is niet veel meer dan ‘uitreiken van pakjes en flesschen’; vooral de Chineezen weten dikwijls niet eens wat ze feitelijk verkoopen en hebben de zonderlingste meeningen over hun eigen artikelen!
Ik dank je nog wel voor de toezending van de chocolade, de mosterd en de tabak. Al die dingen kan ik echter hier ook krijgen. De tabak van Van Rossum die je stuurde, kost hier f 3, - per half pond; dus duur genoeg. Maar toch rooken we ze maar, omdat het Hollandsche tabak is. Ook van Nelle, Oldencott en al die andere bekende firma's zijn hier vertegenwoordigd. De chocolade-reepen kun je hier ook krijgen zooveel je wilt. Ik zou je zelfs aanraden niet meer van die losse reepen te sturen, want ze komen nat en be- | |
| |
schimmeld aan. Zooals je weet is het hier niet alleen warm, doch ook vochtig; vandaar dat alles in blik, hermetisch gesloten, wordt verkocht. De mosterd b.v. was in blik, doch lang niet voldoende gesloten voor de tropen, met het gevolg, dat de poeder nat en klonterig uit het busje kwam. De geïmporteerde Colman's Mustard is dan ook in dichtgesoldeerde blikjes verpakt en we hebben hier allerlei werktuigen steeds bij de hand om eventueele blikken te attaqueeren. De erwten waren goed en het deed me goed om het bekende verroeste blik van Gebrs. Welman te zien, nog steeds in dezelfde gedaante als jaren geleden. Die goedkoope etiquetten schijnen daar nooit op te raken. Maar ik vind, dat je veel te weinig erwten stuurt. Je kon misschien mij een flinke kist sturen, b.v. 10 maal zooveel als deze zending en mij de kosten van verscheping opgeven. Bij de Rotterdamsche Lloyd moeten ze dat wel in orde kunnen maken. Er zullen dan connossementen moeten worden opgemaakt en de erwten in een stevige kist verpakt. Ook zijn rembourszendingen mogelijk.
Met de toestand van de suikerindustrie kon het wel beter. We zijn al klaar met de campagne en de fabriek staat weer stil tot het volgende jaar Mei. Maar de prijzen, die voor de suiker zijn gemaakt, zijn verre van hoog en er zal niet veel winst overblijven. Toch maakt Majong nog een gunstige uitzondering ten opzicht van de andere fabrieken onder beheer van Anemaet & Co; die hebben n.l. bijna alle met verlies gewerkt. Men zegt, dat de suikerprijzen het volgende jaar beter zullen zijn, doch die tijd is nog ver en dat kon wel eens anders uitkomen. Als je ziet hoe economisch er wordt gewerkt en hoe nauwkeurig tot in alle onderdeelen de suikerfabricatie op Java is bestudeerd en wetenschappelijk ingericht, dan is het toch wel treurig, dat er zoo weinig mee te verdienen valt. Maar ze hebben goede jaren gehad en ze rekenen de winsten van toen natuurlijk nu niet mee. Een van de verkeerde dingen van het koloniale stelsel, n.l. dat alle dividenden het land uitgaan en op Hollandsche buitenplaatsen verteerd worden!
De toestanden zijn slecht in Indië. Er moeten bijna 3000 Europeanen zonder betrekking zijn op Java, iets wat nog
| |
| |
nooit is gebeurd. Overal gaat men over tot ontslag, zelfs bij het gouvernement, en als men niet ontslaat, dan worden de salarissen verminderd, terwijl de levensstandaard toch nog niet in die mate is gedaald, dat de menschen goedkooper kunnen leven. Vooral de kleine salarissen, dat zijn hier die van f 200, - en f 250, - per maand, lijden onder die aderlatingen. In de suiker zijn nog geen menschen ontslagen en ook zijn de salarissen nog niet verminderd, maar de plannen tot het laatste bestaan bij de heeren werkgevers (die in een sterke vereeniging zijn georganiseerd) en we wachten maar op de dingen, die komen zullen. Want er is ook een bond van suikergeëmployeerden, maar die zal het afleggen tegen den werkgeversbond, alleen omdat ze te burgerlijk zijn en niet voldoende proletarisch sentiment bezitten om zich loontrekkende te gevoelen, waardoor velen van dien bond geen lid zijn. Het staat ook niet deftig vakvereenigingsman te zijn en de baas houdt er niet van. Het schaadt je in je promotie. Ik was lid van de Suikerbond, maar ze hebben het mij van Soerabaia uit verboden. Leden van de Suikerbond zijn volgens hun niet waardig inzage van de correspondentie te hebben en daar ik niet tegen de bierkaai kan vechten sedert ik kinderen heb, bleef me niets anders over dan voor den bond te bedanken, zij het dan ook onder protest. Maar ik denk er van wat ik wil; dat kunnen ze me niet verbieden.
Met de kinderen en de vrouw gaat het goed. We zijn allen goed gezond in de warmte en we hebben geen gebrek. Dina is al drie jaar en al een heele dame. Ze praat Maleisch en Javaansch, alles met een scheutje Hollandsch er doorheen en ze is zeer intelligent. Anna is twee jaar en ook heel lief. Veel kalmer dan Dina en meer Europeesch van uiterlijk. Ik geloof, dat Anna een groot verstand zal hebben als ze groot is. En mijn kleine jongen, die we Willem noemen, omdat zijn moeder dat ten slotte zoo gewild heeft, is al 4 maanden en nog heelemaal niet ziek geweest en buitengewoon groot en lief. Hij lacht den geheelen dag; veel meer dan zijn zusters deden toen ze zoo waren als hij nu is. Hij zal wel een flinke kerel worden als hij zoo voortgaat en misschien ook een aangenaam mensch. Ik heb een studie- | |
| |
beurs voor hem genomen van f 5000,-, uit te betalen in 5 jaarlijksche bedragen van f 1000,-. Dat is tegen den tijd, dat hij naar de hbs moet, want als ik dan nog in het binnenland zit, kost dat veel geld vanwege het kosthuis in de stad, waar hij schoolgaat enz. Dat is een van de grootste zorgen van de menschen in Indië: de opleiding van de kinderen. Want een vak valt hier niet te leeren voor een Europeesch kind, tenzij hij een technische school bezoekt, doch dat gaat alweer met dezelfde kosten gepaard als de hbs. Vandaar dat ik maar begonnen ben met voor hem te zorgen, ook ingeval van mijn overlijden, dan heeft hij toch altijd dat geld. Als ik op Majong zit en hij moet op Semarang de school bezoeken, dan is f 1000, - per jaar niet eens genoeg voor kostgeld, schoolgeld en kleeren en zakgeld. Maar ik hoop, dat ik tegen dien tijd een betrekking kan vinden in een groote stad, dan kan hij bij ons blijven wonen en voor de meisjes is het ook beter. Wellicht dat er dan eenige goede suikerjaren zijn geweest, zoodat ik een huis heb kunnen koopen. Een eigen huis zou ik graag hebben, zoowel voor de veiligheid als voor de
goedkoopte, want de huizentoestand is in de Indische steden hoogst beroerd. Voor f 100, - per maand heb je maar een klein huisje en dan nog ver van het centrum. - En jij hebt dus ook een zoon veroverd met den naam van Frans. Helpt die naam nog wat ter verbetering van de onderlinge verhouding? Niet veel zeker. Op Flakkee zijn de menschen niet sentimenteel, tot hun eigen en anderer nadeel. Het leven zou er heel wat aangenamer kunnen zijn als de menschen hun gevoelens wat meer tot uiting brachten en niet zoo stijf waren. Veel herrie is er al gekomen, alleen omdat de partijen zich onvoldoende verklaarden. Ik hoop, dat het goed gaat met hem en ook met je dochtertje. Jullie gaan de winter weer in, terwijl wij hier nog volop van de warmte genieten. De regentijd laat zich dit jaar lang wachten. Een vriend van mij is in Holland, in Deventer, waar zijn vader dokter is, en hij schrijft me, dat het zoo koud is en dat de menschen hem zoo tegenvallen. Hij wil weer terugkomen. Ik begrijp niet, dat hij in Augustus zoo'n kou kon hebben in Holland. Was het toen zoo koud? Ook heb ik in de krant gelezen, dat de aardappelen zoo weinig
| |
| |
waard zijn. Is dat zoo? De Flakkeesche en Zeeuwsche aardappels zijn toch zeker nog wel wat waard. En hoe staat het met de beroemde juun en de peen? Ook al misère zeker. We beleven donkere dagen. Wat de winter betreft zou ik wel eens weer de kou willen voelen, al zou het mij vermoedelijk gauw vervelen. Als je eenmaal in Jan Oost bent geweest, kun je er niet meer van loskomen. Naar Amerika verlang ik nooit terug, maar ik weet zeker, dat ik Indië niet zou kunnen vergeten en daarom denk ik ook nooit aan teruggaan. Met al zijn nadeelen is het toch een goed land voor ons Hollanders, tenminste van mijn soort. Menschen, die alleen maar een vak kennen, moeten hier liever niet komen, maar voor mij is hier te allen tijde werk te vinden.
Wat de rekening van den dokter betreft moet je maar doen zooals je het beste denkt. Hoe gaat het met oom Hannes? En hoe gaat het eigenlijk met vele andere menschen? Willem van der Heyden, Jan Vreeswijk, Machiel van Dijk, A. van der Schenk, A. Gestel, Dirk Poortvliet, Gerrit Poortvliet, Geer en Krijn Poortvliet enz. Hoor je nog wel eens wat van Willem van der Schenk uit Menheersche? Zit George Spee nog in Sommelsdijk en hoe gaat het met de tram? Ik vermoet dat alles zoo'n beetje bij het oude is gebleven; in Dirksland veranderen de dingen niet erg. Hoe gaat het met Kees Vermeulen Jr. Is Koenraad nog niet gepensionneerd en leeft Mooyen nog? Hoe is het met de winkel van Woeldringh gegaan en wat is er terechtgekomen van mej. A.A. de Graaff. Ik las ergens, dat Greet de Graaff getrouwd is. Is je vrouw wezen stemmen en wie heeft ze gestemd? Is moeder wezen stemmen en wie heeft ze gestemd? Hoe gaat dat eigenlijk met dat vrouwvolk in Dirksland aan de stembus? Ik zou dat wel eens willen zien. Hoeveel stemmen hadden de socialisten in Dirksland bij de laatste verkiezing. Niet veel zeker. Staat de molen van Dijkman nog overeind en hoe gaat het met Koos Dijkman? En met Gaanderse en dochter? Leeft de douairière Both nog en wie woont er in het huis van Mevr. v.d. Broek? Je ziet dat ik nog aan alles denk. Leeft Moosje Bouman nog en Willem en Klaas v. Pelt? Je moet mij in het kort toch eens dat alles beantwoorden.
| |
| |
Doe mijn groeten aan Oom Hannes. En wees zelf ook van harte gegroet door je broer
Wim.
|
|