| |
6.
Brief van 25 augustus 1921 aan J. Walraven. Walravens vader is ziek geworden en Jaap vraagt of hij schrijven wil. De oude man is in 1926 gestorven, maar zijn zoon in Indië heeft hem, voor zover ik weet, geen brief geschreven.
Met een beetje leedvermaak zie ik dat Walraven, over zijn oom Hannes sprekend (een broer van zijn moeder) zich de veelgesmade woorden ‘als hij nu goed oppast’ laat ontvallen. Oom Hannes was in zijn goede jaren een baas op de schaatsen, een echte kindervriend, maar ook hij keek wel eens te diep in het glaasje.
Keboemen, 25 Augustus 1921
Beste Jaap en Suus,
Je brief ontving ik deze week. Het deed me genoegen weer eens wat te hooren, want ik begon al te vreezen, dat er iets niet in den haak was met jullie zoo lang duurde het. Geluk- | |
| |
kig is dit niet het geval. Het spijt me te vernemen, dat het met vader berg-af gaat, doch dit verwondert me niet na hetgeen ik daarvan vroeger al gezien heb en wat je me zoo nu en dan schreef, al was dat niet veel. Hij is nog wel wat jong om nu al dood te gaan en het is jammer, dat hij niet langer van zijn rust heeft kunnen genieten, gesteld dat er voor hem rust te vinden was, waarvan ik nog zoo zeker niet ben. Flakkeesche menschen genieten steelsgewijs en zijn zelfs te midden van rijkdom nog arm.
Ik heb er een paar dagen over nagedacht of ik nu moet schrijven of niet, en ik kan niet tot een conclusie komen. Ik heb bezwaren te schrijven, want ik voel me vervreemd van vader (en van moeder ook), maar van vader zeker, niet pas, maar al jaren. En daar er nu al huichelarij genoeg in de wereld is benevens lijkredenen met ‘de overledene was een braaf mensch’, waarvan toch niets wordt gemeend, voel ik er niet veel voor dat nog erger te maken. Ik ben de laatste jaren niet gewoon me veel te storen aan conventies of vormen en ik negeer iedereen, die me niet aanstaat, wat uit den aard der zaak het grootste deel van het menschdom is. Ik heb daar schade van, zeggen ze me wel eens, maar ik kan het niet helpen, ik doe dat zoo. Ook vader en moeder zou ik negeeren als ze hier woonden, want toen ik gesjochten was negeerden ze mij en deden wat in hun vermogen was mij het leven zoo zuur mogelijk te maken en zelfs mijn ondergang te verhaasten. Ik heb tenminste niet kunnen merken, dat er hun veel aan gelegen was, wat er van mij terechtkwam, als ik maar van hun tooneel verdween; dat was de hoofdzaak. Nu ik boven verwachting en zeker niet door hun toedoen toch nog eenigszins goed ben terechtgekomen in Indië worden ze sentimenteel (zooals dat vroeger ook altijd was) maar daarvoor geef ik geen cent. Ik moet eerst zekerheid hebben, waarom ze wenschen dat ik hun schrijf: om mezelf of om mijn ambt. Want ik heb de overtuiging, dat ze me weer zouden laten slapen op de planken en me overal kort van houden en me pesten, zoodra ik maar weer gesjochten bij hun in Dirksland aankwam. En wat nog het meest gemeene was van de heele zaak, dat waren de methodes waarop ze hun eigen baantje trachtten schoon te vegen
| |
| |
tegenover allerlei lui, die er niets mee te maken hadden en die ezelachtig van ja knikten en er toch het hunne van dachten. Ik ga op dit chapiter nu niet verder, want dan wordt het te bar, maar ik zal voorzichtigheidshalve niet aan vader of moeder schrijven, want ik sta niet in voor den inhoud van den brief. Je kunt hun zeggen (als vader bij ontvangst dezes nog leeft) dat ik hen groet en dat ik iederen dag aan hen denk al is het dan niet altijd even vriendelijk.
Maar denken doe ik aan hen, dagelijks, want ik ben het verleden niet vergeten en ook Dirksland niet, al is het ook een kletsgat met een hoop gemeene domme menschen, waar ik niet zou willen wonen en waar het slecht is voor kinderen om op te groeien. Waarom kan ik niet anders schrijven! Maar ik kan niets anders zeggen. Ik hou niet van vader en ik kan hem geen brieven schrijven, ook nu niet. Ik heb hem niets te zeggen en hij heeft mij blijkbaar ook niets te zeggen, anders had hij het al lang gezegd. Laten we er maar over ophouden.
Ik heb je een paar maanden geleden nog een briefje geschreven, n.l. toen hier de groote exodus had plaats gehad en toen ik zekerheid had, dat ik er niet bijhoorde. Daarop was het wachten met schrijven, want ik had geen zekerheid omtrent mijn betrekking. Dat hing af van orders uit Amsterdam en van een vergadering van administrateurs te Bandoeng, die pas gehouden kon worden na ontvangst van die orders uit Holland. Je weet, dat de vertegenwoordiger, Damme, na zijn terugkomst in Indië er uit gegaan is. Hij is nu weer bij de Staatsspoor, waar hij thuishoort. Hij was te knap voor de olie. Hoe het nu verder loopen zal weet eigenlijk nog niemand, want de aandeelhouders zijn verre van content met het gevoerde beheer en ze zitten daar in Holland maar te harrewarren en je hoort allerlei berichten, maar iets definitiefs hoor je niet. Het hangt af van de algemeene vergadering van aandeelhouders, die om te beginnen geweigerd hebben het jaarverslag en balans over 1920 goed te keuren, waarin ze groot gelijk hebben volgens mij. Intusschen staan hier de fabrieken nog maar steeds stil, alleen de zeepfabriek werkt. Dus je kunt wel nagaan hoeveel geld dat kost om al de menschen die er nog zijn voortdurend hun salarissen te
| |
| |
betalen en verder allerlei andere kosten, terwijl er niets verdiend wordt. Dat gaat allemaal maar van het toch reeds geslonken kapitaal af. Voor Keboemen alleen bedragen de kosten al tien duizend gulden per maand, terwijl er verder nog zooveel andere fabrieken zijn en dan het hoofdkantoor. Er zijn wel veel menschen ontslagen maar er zijn er toch ook nog verscheidene gebleven, waaronder vele van de best betaalde. Hier op Keboemen ben ik in de afdeeling boekhouding de ‘laatste der Mohicanen’. Ik kan dan ook het werk best alleen af. Maar ik wou nu toch maar, dat die zaak weer ging werken en dat ik de motoren weer hoorde loopen, want op deze manier kan het toch niet voortgaan. En wij, mindere goden, kunnen daaraan niets doen en moeten maar wachten totdat de hooge heeren beslist hebben. We hebben een groote voorraad grondstoffen in de pakhuizen, zoodat we kunnen beginnen als de order komt. Ook zou er wel winst kunnen worden gemaakt met de tegenwoordige prijzen, al is dat niet veel, zoodat ik niet begrijp, waarom we maar niet aan den slag gaan. De kwestie is, dat je geen zekerheid hebt omtrent je eigen bestaan, en er wordt me van tijd tot tijd wel eens een andere betrekking aangeboden, maar ik kan dat niet accepteeren, zoolang ik niet weet hoe het met Insulinde zal afloopen, want bij Insulinde heb ik een groot salaris voor mijn doen en ergens anders moet ik in de meeste gevallen met minder beginnen. En het leven is hier nog steeds duur en al verdien je veel volgens Hollandsche begrippen, je hebt het toch op den langen duur allemaal noodig. Ik kan je dus niet veel schrijven over de toekomst, doch ik hoop, dat er weer betere tijden zullen aanbreken en dat we het zoo lang zullen kunnen uitzingen. Er is hier malaise in alle vakken en in alle cultures, hetgeen ook wel te zien is aan de noteeringen van de Indische fondsen. Overal ontslaan ze menschen, vooral op ondernemingen in het landelijke enz. Ook op de suikerfabrieken wordt niet veel winst
gemaakt dit jaar, zoodat ik er vermoedelijk niet op vooruitgegaan zou zijn al was ik overgegaan naar een suikerfabriek, zooals Ten Seldam mij onlangs nog aanbood.
Thuis gaat het goed. De kinderen zijn gezond en groeien
| |
| |
goed en hun moeder is ook nog steeds de oude. Ze hebben onlangs een portret laten maken bij een Chinees hier op Keboemen, maar Dina heeft zich bewogen en van haar gezicht is niets te zien dan een vlak. Het zal dus nog eens moeten gebeuren en dan zal ik je een sturen, als het tenminste lukt. Dina kan al goed praten. Ze is in deze maand 2 jaar geworden en is zeer bijdehand, en goed gezond en tegenwoordig weer heel lief. Anna is nu negen maanden en die is zoo lief en goed als je maar wenschen kunt. Ze huilt bijna nooit en ik geloof, dat het een goed lief kind zal worden. Dat kun je er nu al in zien. We hebben met de kinderen gelukkig geen getob. Ook bij jullie schijnt dat goed te gaan, gelukkig. Ik zou haar wel eens willen zien, die kleine nicht van me. Voor kinderen is het in Holland veel beter dan in Indië, om verschillende redenen. In de eerste plaats het klimaat, en dan ook de omgang met bedienden hier in Indië is dikwijls een ramp. Indische kinderen zijn bijna allemaal vroegwijs-vroegrot, zooals Cats dat noemde. Hier zeggen we ‘slachtoffers van het baboe-isme’ en dat moet je meegemaakt hebben om het te begrijpen in zijn vollen omvang. Ook is het ergerlijk zooals die kinderen commandeeren, zoo klein als ze zijn. Dina kan al beter commandeeren tegen de bedienden dan ik en het merkwaardigste is, dat die Aziaten haar orders ook opvolgen. Ze is nu nog te klein om te begrijpen, dat zulke dingen niet opgaan, maar ik stel me toch voor daartegen den strijd aan te binden, zoodra ze oud genoeg is om iets daarvan te kunnen vatten. Hier in Indië is het commandeersysteem sterk doorgevoerd en het is waar, die het beste kan commandeeren, die krijgt het meeste gedaan. Vroeger schijnt dat hier vanzelfsprekend geweest te zijn, maar in de laatste tientallen jaren zijn er hoe langer hoe meer menschen gekomen, die beseften, dat de Hollanders aan de Javanen een groote schuld hebben af te doen en dat de tijd van eischen en
‘opvorderen’ voorbij is. Overal zie je dan ook de menschen zich beijveren om aan dit veelgeknechte volk iets terug te geven voor al hetgene wat onze voorouders hier hebben vandaan gesleept en al hebben ook de Javanen groote fouten, ik vind toch ook dat dit de aangewezen weg is. Intusschen worden de Javanen nog vol- | |
| |
doende uitgebuit, daar niet van, al was het maar alleen door de Chineezen, de Arabieren en door hun eigen rasgenooten, die er financieel beter voorstaan. De z.g. ‘ethische’ menschen vind je nog maar alleen onder de Europeanen en zelfs die worden nog dikwijs uitgelachen door hun landgenooten, die conservatiever zijn, d.w.z. die meer de theorie huldigen van het ‘batig slot’, waarover Multatuli het immers al had. Maar tot de ethischen behoor ik en daarom doet het me onaangenaam aan als Dina zoo echt Indisch commandeert tegen menschen, waaraan wij feitelijk vele verplichtingen hebben en heel wat hebben goed te maken. Dat is nu nog wel kinderwerk, maar het zijn juist de ‘Indische’ menschen van het soort van Dina, die zich daaraan zoo sterk bezondigen en ik hoop, dat ze later daarover anders zal leeren denken. Ik zei reeds, dat dit alles feitelijk de schuld is van de Javanen zelf, die zonder nadenken orders opvolgen, onverschillig van wie ze komen, terwijl wij vroeger in zekeren zin ook door de meid werden opgevoed en het zeer zeker niet gelukt zou zijn om de meid te commandeeren op hoogen toon, zooals nu die kleine Indische Dina al doet. Dat zijn zoo van die problemen in verband met mijn kindertjes, waarover ik nogal eens denk en die mij zorgen baren. Ik hield vroeger al niet van het soort kinderen, dat uit de huizen kwam met de hooge stoepen en de barometers in de gang en tot mijn verbazing en verwondering begint Dina zich net zoo te ontwikkelen als vroeger die veelgehate categorie van kinders, die op school op de voorste bank zaten en geen sokken en klompen droegen in de winter. Enfin, ik
maak me misschien voorbarig ongerust, maar Oost is Oost en West is West, zei Kipling, en die twee ontmoeten elkaar nooit en ze verschillen hemelsbreed, dat is zeker, en Dina is ‘Oost’, met nadruk ‘Oost’ hoor, al is ze dan ook lief en aardig. Ik hoop, dat ze later zich verstandelijk goed zal ontwikkelen, dan zal het nog wel terecht komen.
Je denkt misschien, dat ik erg zwaar op de hand ben, maar je zou het jonge geslacht in Indië moeten zien om mijn vrees te begrijpen. De samenleving is hier een beetje onnatuurlijk: er is een deel van de bevolking, die geheel anders is en maatschappelijk algemeen als de mindere wordt be- | |
| |
schouwd dan het andere deel. Dit nu is ten allen tijde een wanbegrip en in Europa trachten we al die begrippen van stand en van superioriteit zoo goed mogelijk weg te bannen, in ieder geval zal een verstandig mensch trachten deze begrippen zoo lang mogelijk voor zijn kinderen verborgen te houden. Als een kind reeds op jeugdigen leeftijd van meening is, dat het boven andere menschen staat, dan kan men gemakkelijk nagaan hoe feudaal en ‘masterful’ het op lateren leeftijd zal denken. Zoo zijn er dan ook hier in Indië, vooral de hier geborenen, die maar al te veel zoo denken; van meening zijn, dat de Europeaan (of de afstammeling van een Europeaan) heel wat hooger staat en heel wat voornamer is dan een Javaan b.v. En het is den menschen niet kwalijk te nemen, want ze hebben vanaf hun prille jeugd niet anders gehoord. De menschen, die hier geboren zijn en nooit wat anders hebben gezien, die missen veel en bezien de wereld gewoonlijk alleen van hun koloniaal overheerschersstandpunt, en dat is een onnatuurlijk standpunt, want kolonisatie, overheersching, imperialisme, of hoe dat alles heeten mag, is onnatuurlijk en schept onnatuurlijke toestanden en bijgevolg onnatuurlijke mentaliteiten. En die onnatuurlijke mentaliteiten nu, die tref je hier dagelijks aan en dat is dan ook de reden, dat vele menschen hun kinderen naar Holland sturen voor hun opvoeding; in de eerste plaats om ze te behoeden voor de viezigheden van den Oost en tevens om hun geest zich te doen ontwikkelen in Europeesche, Westersche richting, zoodat ze leeren inzien, dat hun Europeaan-zijn hun geen rechten geeft boven andere rassen en vooral, dat een Indische koelie gunstig afsteekt
bij een Hollandsche bootwerker, op het punt van manieren en goede vormen.
De schrijver Henri Borel heeft onlangs een bezoek aan Java gebracht, om het graf te zien van zijn zoon, die hier gestorven is. Die man heeft aan zijn verontwaardiging inzake de Indische kinderen lucht gegeven in een van de Hollandsche bladen en dat is natuurlijk hier in den Oost grondig becommentarieerd. Hij noemt Indische kinderen: ‘de tida-maoers’. Tida maoe beteekent ‘wil niet’ en dit tida maoe ligt in den mond van Indische kinderen bestorven.
| |
| |
Henri Borel ging terug op een boot, vol met repatrieerende menschen met kinderen, zoodat hij gelegenheid genoeg gehad heeft om ze te bestudeeren. Hij kende ze trouwens nog van vroeger. En ongelijk heeft hij niet. Dina is 2 jaar en ze roept misschien wel 20 keer per dag: ‘Tida maoe!’ Ik ben den heelen dag weg en alle andere menschen, die mij op het punt van opvoeding vervangen, liggen in het stof voor Dina, dus is het geen wonder, dat ze ook al tot de tida maoers behoort. Ik hoop, dat ze later voor rede vatbaar zal zijn. Maar Indië is een slecht land voor kinderen, dat is de conclusie, die ik steeds weer uit dit alles moet trekken. Het polderland Flakkee, zonder boomen en zonder heide, doch met veel Protestantisme en eindeloos gespeculeer op den prijs van de uien en de peen, is ook niet verkieselijk om er je jeugd door te brengen; maar het is toch misschien nog beter voor menschvorming dan Indië. Het is jammer, dat dit alles zoo is, want voor mij persoonlijk is Indië een goed land, maar ik sta er ook boven, want ik ben geen 2 jaar meer. - Intusschen heb ik zoo juist weer in de krant een verhaal gelezen van een inbraak door ‘kinderen’ bij den schilder Zilcken in den Haag. Dat is wel geschikt om mijn heele theorie omver te gooien en te besluiten, dat ook in Holland de kinderen gedegenereerd zijn. Maar misschien waren het tida maoers, want die wonen in den Haag nogal veel.
Het spijt me te hooren, dat Oom Hannes zooveel getob heeft gehad met Neeltje. Hij heeft me wel geschreven, dat ze ziek geweest is (erfelijk belast vermoedelijk) maar niet dat hij veel onkosten had gehad. Hoeveel bedroeg de doktersrekening en zou dat nu al betaald zijn? Als je kunt moet je me dat schrijven. Is de dokter nog steeds die kaalhoofdige kwajongen Snijders de Vogel? Is er geen geregeld werk meer voor Oom Hannes? Hoor je wel eens wat van Oom Pleun? Hoe gaat het met Geertje den Hollander. Nog niet getrouwd? Hoe gaat het met Willem van der Heyden en de overige familie van der Heyden. Johan en Ka en de ouwe heer? Zijn Koenraad en Binkhorst nog niet gepensioneerd? Hoe gaat het met Dirk Poortvliet en vrouw? En Johan Both, wat voert die zooal uit? Je moet me van die menschen eens wat schrijven. Vreeswijk is van de weegbrug af en vervan- | |
| |
gen door A. Schenk, dat schreef Oom Hannes. Zeker ook bevangen door de moderne loon-acties. Is Willem Schenk nog altijd in de boekhandel en hoe gaat het met tante Dina? Je komt zeker nog wel eens in Menheersche.
Ik moet je verder nog twee dingen vragen. In de eerste plaats of je daar koopen kunt het boek van Vervoorn en Van der Waal over Goeree en Overflakkee. Dat is vroeger uitgegeven bij Boekhoven of bij Harnack. En dan stuur ik je hierbij een ouwe geboorte-acte van mij. Ik had graag, dat de handteekening van Rooy daarop gelegaliseerd werd, want ik kan met die geboorte-acte niet veel uitvoeren in geval van nood, als de handteekening van den ambtenaar van den burgerlijken stand niet is gelegaliseerd. Misschien is het ook beter een heel nieuw uittreksel op te maken. De kosten geef je me dan wel op, ook van het boek. Doe dat vooral en ook over de rekening van Snijders de Vogel aan Oome Hannes. Ik heb hem al eens een paar keer f 25, - gestuurd en ik zal dat straks als het najaar begint weer doen, maar voor het overige zijn zijn nooden me niet zoo bekend en hijzelf schrijft er niet over. Als hij nu goed oppast, dan wil ik hem van tijd tot tijd graag wat sturen, als ik het zelf kan missen.
Dus je fokt kippen. Ik herinner me, dat we in onze kindsheid ook kippen hadden, achter, witte kippen, met een mooie haan, maar dat leverde blijkbaar niet veel op. We hadden het te druk. Op Banjoewangi hadden we ook kippen en trouwens meer andere beesten, o.a. een hert van Bali, drie eenden, een geit en meer van dat gesnor. We hadden daar een groot erf achter het huis en zoodoende kon dat allemaal. Ik heb nu ook weer een huis met een erf, maar het is niet voldoende afgesloten om vee te houden en bovendien is het hier op Keboemen ook niet zoo landelijk als op Banjoewangi; je zit hier meer tusschen de buren. Naast me woont een Chinees, die een toko houdt en aan den anderen is het erf van een Inlandsche horlogemaker, dus we wonen deftig. Aan den overkant is gelukkig open veld en een mooi uitzicht op de sawah's en de bergen, o.a. de Merapi en de Goentoer. Ik geloof overigens niet, dat kippen veel opleveren, maar het is aardig ze te hebben. Hier in Indië gaat
| |
| |
het nog beter, want hier broeden ze maar door en in een jaar tijd kun je een heel stel hebben. De eieren zijn hier iets kleiner en ook ruiken ze niet zoo frisch als in Holland. Trouwens hier is niets frisch en heel Indië stinkt een beetje, ook het brood is zuur en niets is zoo geurig en fijn van smaak als bij ons in Holland. Ook de natuur is steeds hetzelfde, altijd groene boomen, geen lente en geen herfst, en dientengevolge ook nooit geen lente-geuren of herfsttinten, die je hier eerst goed leert beseffen. Alleen in de bergstreken is er soms wel eens wat in de lucht, dat je neiging geeft de ‘Mei’ van Gorter te gaan lezen, maar dat is toch maar sporadisch. Toch was een kennis van mij onlangs ergens in de bergen (op Wonosobo, de bergen kun je vanuit mijn voorgalerij zien) en vond daar wilde aardbeien. Dat was toch wel een wonder. Ook zou je niet kunnen gelooven, hoeveel Hollandsche groenten daar in de bergen wordt geteeld en zelfs tarwe hebben ze boven Bandoeng gezaaid en dat is vrij bevredigend geweest. Ook aardappelen zijn hier steeds te koop, op het oogenblik f 14, - à f 15, - de pikol (61, 76 kg). Maar de Indische rijsttafel vind ik toch ook heel lekker en Iti kan dat goed klaarmaken. Een rijsttafel is een onbeschrijfelijk mixtum, maar het resultaat is goed en als ik 's middags rijsttafel heb gehad, dan behoef ik 's avonds geen eten meer te hebben. Het merkwaardige is, dat de rijsttafel geheel een uitvinding schijnt van de Europeanen in Indië. Vroeger hadden ze natuurlijk geen groenten enz. zoodat ze aangewezen waren op Indische kost, d.w.z. rijst, en dat hebben ze zooveel mogelijk trachten te varieeren, door allerlei sambals en toespijzen daarbij te bedenken, zoodat de bereiding van de rijsttafel nu een wetenschap op zichzelf mag worden genoemd. De Inlander intusschen eet zijn rijst droog gekookt, hoogstens met een sausje van groenten en een stukje vleesch of gedroogde visch. Zoo eet b.v. Iti
rijst en... tot mijn verbazing alweer... Dina ook. En met haar vingers, precies als de Javanen! Feitelijk is dat haar lievelingskost: rijst met sajoer (d.i. groentesaus) en een stukje hard gebraden vleesch. En het is een goed eenvoudig eten en millioenen menschen leven op dat dieet en bevinden er zich blijkbaar wel bij. Ik breng nogal eens wat voor Dina mee en voor haar moeder,
| |
| |
snoeperij uit mijn land geïmporteerd, maar ze beschouwen het meer als een curiositeit. Europeesch eten maken ze klaar voor mij en Iti eet dan mee voor de gezelligheid, maar na afloop werkt ze er nog een bordje rijst in (achter) en dat is dan toch maar haar feitelijke eten, zie je. En Dina is al precies hetzelfde. Wel heb ik altijd schik als ik weer wat nieuws heb gevonden. Zoo b.v. onlangs zuurkool, uit een pot van Tieleman & Dros. Dat was een nieuw gerecht en dat viel in den smaak. We hebben het nog dikwijls gegeten, maar op een goeien dag had ik een blikje zuurkool opengemaakt, dat al wat oud scheen te zijn en toen scheen ik een soort vergiftiging in mijn bloed te hebben. De dokter noemde het ‘auto-intoxicatie’, een mooie naam. Maar Dina en Iti, die er ook van gegeten hadden, merkten er niets van, zoodat het nogal goed afliep. Vader was alleen maar de dupe. Ik was langer dan een week beroerd en was mijn reuk en smaak kwijt en in mijn mond had ik een smaak van kopergroen, die hoogst onaangenaam was. Dat is alweer de risico van het wandelen onder de palmen, zooals Goethe zei.
Ik geloof, dat ik nu maar eindigen zal, want ik schrijf je toch weer als de fabriek gaat draaien of als er wat anders gebeurt. Doe de groeten aan vader en moeder en Zus, als je haar ziet, en ook aan Oome Hannes. Hoe heet het kind van Zus toch? Nu, hoor, beste groeten van ons allemaal en schrijf me maar eens gauw weer, ook over de toestand van vader. Je broer,
Wim.
|
|