Merckenweerdigste voorvallen en daegelijcksche gevallen. Brugge 1787
(1982)–Jozef van Walleghem– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
Is de kroniek van een ambachtsman een bron voor de Brugse geschiedschrijving?In Brugge's glorietijd, tijdens de verre Middelleeuwen, behoorden de wolwevers tot de voornaamste inwoners van de stad. Het Brugse laken lokte kooplieden aan uit vrijwel de gehele westerse wereld en zelfs uit de Islamgebieden. In de 18o eeuw kenden de Brugse wolwevers maar al te goed de verhalen over het glorierijk verleden van hun ambacht maar konden ze van het wolweven niet meer op een fatsoenlijke manier aan de kost komen. Jozef van Walleghem jr., oudste zoon van meester-wolwever Jozef van Walleghem senior, zou zich dan ook niet op het wolweverschap voorbereiden. We weten niet welk soort onderwijs Jozef genoot. Hij leerde in ieder geval lezen en schrijven. Misschien liep hij ook enkele jaren college en deed er wat Latijn en een zekere kennis van de Oudheid op. Vast staat dat hij geen Frans verstond zodat mag aangenomen worden dat hij desnoods maar enkele jaren humaniora liepGa naar eind(1). Welke toekomstmogelijkheden had de oudste zoon van zes kinderen van de niet-arme maar toch wat de toekomst betrof onzekere meester-wolwever? De meeste winstgevende ambachten waren gesloten ambachten en in de praktijk slechts toegankelijk voor zonen en schoonzonen van meesters. Hij had zeker priester kunnen worden maar dit betekende dat zijn vader eerst een dure humaniorastudie moest betalen en ook de seminarieopleiding kostte heel wat. Bovendien was er een overschot aan priesters en sommige jonge priesters moesten jaren op kosten van hun ouders op een bediening wachtenGa naar eind(2). Aan universitaire studies moest Jozef van Walleghem niet denken: te duur. Veel mogelijkheden lagen er niet open: misschien kon hij klerk worden bij een gegoed koopman. Veel vacatures waren er niet en zonder twijfel was zijn talenkennis onvoldoende. Bovendien speelde waarschijnlijk nog een ander belangrijk aspect: de van Walleghems waren meesterszonen en zeer duidelijk van hun stand bewust. Het dienstverband lag hen niet. Grootvader van Walleghem was een vrij molenaar en de grootvader langs moederszijde was een vrij mercenier. Ze behoorden niet tot de elite van de rijke ambachtsmeesters maar er gaapte een afgrond tussen hen en het proletariaat van arbeiders, armere ambachtsknechten, ongeschoolde arbeiders, werklozen etc... Vermoedelijk hielden ze te erg van hun vrijheid om in dienstverband te werken. Jozef van Walleghem zou proberen wat velen deden die van géén hout pijlen wisten te maken: hij zou in 1774 op 17-jarige leeftijd een zaak als mercenier beginnen. Voor de merceniers was geen leertijd voorzien en iedereen die het vrij hoge bedrag van 72 gulden als inschrijvingsgeld betaalde, kon zich als ‘dobbelstellier’ vestigen. Aan merceniers was daarom ook geen gebrek: in 1793 werden er 184 geteldGa naar eind(3). Jozef van Walleghem woonde op de Eiermarkt maar stond ook met een kraam op de Grote Markt. Hij stond er niet ‘alleen’ maar in 1793 stonden er | |
[pagina 27]
| |
nog 17 andere collega's ‘dobbelstelliers’. Wanneer zijn vader het wolweversambacht in 1776 opgaf ten voordele van zijn tweede zoon Bernardus begon hij ook een zaak als mercenier. Trouwens ook Bernardus zou naast zijn wolweversambacht ook dobbelstellier bij de merceniers worden en zelfs Franciscus van Walleghem, de jongste broer, werd ook mercenier. In de ‘Nieuwen Almanack van het Jaer Ons Here 1794’ vinden we Jozef jr. als dobbelstellier op de Grote Markt, Franciscus in de Steenstraat, Jozef sr. en Bernardus in de ZouterstraatGa naar eind(4). Wat later voegden zich dan nog bij: Theresia, ongehuwde zuster van Jozef, en zelfs schoonbroer Jacobus Tulpinck die met zijn zuster Maria was gehuwd. Met 6 merceniers in de stad had de familie van Walleghem een klein imperium opgebouwd. Vermoedelijk deed de merceniersfamilie van Walleghem ook goede zaken zoals uit de nalatenschap van Jozef blijkt. Misschien moet zijn huwelijk ook in verband gebracht worden met zijn beroep als mercenier. Het was in ieder geval ook naar de normen van zijn tijd een uitzonderlijk huwelijkGa naar eind(5). Jozef van Walleghem was 21 toen hij huwde; zijn echtgenote Jozefa Gareels was 44. Omwille van de leeftijd van de echtgenote zou het huwelijk gedwongen kinderloos blijven. Over Jozefa Gareels vinden we geen enkel spoor. Is het vermetel te veronderstellen dat ze wat kapitaal in de zaak bracht? In ieder geval kon het echtpaar van Walleghem de zaak beter aan dan Jozef van Walleghem alléén. Dit vermoedelijk weinig passievol huwelijk past bij het beeld dat de auteur bij ons oproept: dat van een zeer rationeel handelende middenstander. Toch had van Walleghem enige ambitie. Niet alleen liet hij zich in moeilijke tijden tot deken van de merceniers aanstellen maar hij wou ook de kroniekschrijver van zijn tijd worden. Op 18-jarige leeftijd in 1775 begon hij met de redactie van de ‘merckenweerdigste voorvallen’. Vermoedelijk inspireerde hij zich aan de ‘Jaarboeken’ van de Brugse historicus Ch. Custis die hij citeertGa naar eind(6). Hij wou werkelijk het voornaamste van wat er in zijn tijd in Brugge en in de bekende wereld gebeurde voor het nageslacht vastleggen. Het is niet bekend of van Walleghem hoopte dat zijn kroniek zou gedrukt worden; in ieder geval moest zijn kroniek bewaard blijven want van Walleghem schreef alles netjes uit het klad over. Vrij vlug zou de kroniek opgesplitst worden in ‘de merckenweerdigste voorvallen’ en de ‘daegelijcksche gevallen’. Vanaf de regering van Jozef II in het begin van de jaren tachtig kreeg de kroniek een nog grotere betekenis. Van Walleghem werd zich dan bewust van de historische gebeurtenissen die op til waren. Hij vond het bijna zijn plicht om zo getrouw mogelijk de gebeurtenissen te beschrijven. Het nageslacht moest weten welke belangrijke feiten de auteur meemaakte. Dit was trouwens een universeel verschijnsel: rond de grote revoluties van de jaren tachtig begonnen zeer vele personen met een dagboek of een kroniek. Van van Walleghem werd het zo accuraat mogelijk meedelen van de feiten nu bijna een obsessie. Van Walleghem koesterde ook een zekere literaire ambitie. Van Walleghem's literaire aanleg was niet zo groot maar toch schreef hij talrijke hoogdravende gedichten. Misschien was hij lid van één van de Brugse rederijkersverenigingen? Omdat we niet meer over alle ledenlijsten beschikken, kunnen we daar geen positief antwoord op geven. Hij interesseerde zich in ieder geval voor toneel: er zijn talrijke meldingen van toneelvoorstellingen die hij meemaakte. Het betreffen enkel nederlandstalige stukken. Omdat hij geen Frans verstond, interesseerde hij zich niet voor Frans toneel. | |
[pagina 28]
| |
Hoewel hij om bijna principiële redenen weinig of niets over zichzelf schreef, krijgen we toch uit zijn geschriften een beeld van zijn persoonlijkheid. Hij was in ieder geval een Ancien Régimefiguur. We leren hem kennen als een uiterst devoot man met een zeer grote belangstelling en voorliefde voor de uiterlijke kanten van de godsdienstbeleving zoals processies en andere religieuze vieringen. Hij keerde zich tegen alle veranderingen in de kerkelijke gebruiken. De zin voor traditie zat bij hem diep ingebakken. Hij zal zich ook tegen alle maatschappelijke veranderingen kanten. Onder Jozef II kreeg van Walleghem het moeilijk. Enerzijds had hij een natuurlijke neiging om zijn vorst te eerbiedigen en alle vorstelijke beslissingen te aanvaarden; anderzijds kon hij het onmogelijk eens zijn met de hervormingen van Jozef II. Van Walleghem wist niet welke partij hij moest kiezen. De tegenstanders van Jozef II hadden gelijk maar ze waren opstandig. Dit vond van Walleghem een dusdanig groot vergrijp dat hij zich niet aan de kant van de opstandelingen kon scharen. Bovendien veroorzaakten de opstandige groeperingen dergelijke herrie in de stad dat er wanordelijkheden uit zouden kunnen voortspruiten. Van Walleghem die met een kraam op de Grote Markt stond, vreesde voortdurend geplunderd en misschien zelfs vermoord te worden. Dit was de grote vrees van van Walleghem: een grote volksoproer die afschuwelijke plunderingen en moorden tot gevolg zou hebben. Tijdens de Brabantse Omwenteling koos hij partij voor de revolutionairen maar tijdens de Franse Overheersing trok hij in zijn kroniek scherp van leer tegen de Fransen die de kerkdiensten beletten en de ambachten afschaften. Hij hoopte op een terugkeer naar het Ancien Régime. Van Walleghem aanvaardde de standenmaatschappij en had respekt voor de adel en de hogere standen en een zeker misprijzen voor het gepeupel. Hij vond zoals menig ambachtsman dat de stad door de ambtsedellieden niet zo best bestuurd werd en dat zoals in de Middeleeuwen de ambachtsdekens aan de macht moesten komen. Wel vond hij dat de merceniers als nering evenveel rechten en zeggenschap als de ambachten moesten hebben. Bovendien was hij een echt Brugs patriot, misschien wel chauvinist, met een grote kennis van het rijke economische en artistieke verleden van de stad, die hoopte dat Brugge terug welvarend zou wordenGa naar eind(7). Ook probeerde hij in een reeks gedichten de schoonheid van zijn stad te bezingen. Het graafschap Vlaanderen was duidelijk zijn vaderland dat samen met andere vorstendommen tot een niet nader gespecifieerd ‘Nederlandt’ behoorde. Dit ‘Nederlandt’ vond hij volkomen terecht een van de meest welvarende landen van de wereldGa naar eind(8). Van Walleghem behoorde als ambachtsman tot de middenstand, een sociale groep die op dat ogenblik omwille van de economische expansie voortdurend sterker en zelfbewuster werd. De leden van deze groep streefden naar medezeggenschap in de lokale beslissingscentra en dit deden ze dikwijls via de omweg van hun middeleeuwse privileges. Ze vormden ook de natuurlijke voedingsbodem van een heropbloei van de volkstaal als cultuurtaal. Ze kenden immers meestal niet voldoende Frans en ze hadden behoefte aan nederlandstalige kranten, boeken en theaterstukken. Ze wilden ook in hun eigen taal bestuurd worden en medebesturen. Deze tendens werd afgeremd door de Franse Overheersing. | |
[pagina 29]
| |
Ook de inhoud van van Walleghem's kroniek werd grotendeels bepaald door de sociale afkomst en de wereldvisie van de auteur. In theorie noteerde van Walleghem alle feiten die een latere lezer belang konden inboezemen. Het is evident dat we dus vooral verhalen krijgen over feiten die van Walleghem interesseerden. Want de auteur identificeerde zich voortdurend met zijn lezers en richtte zich tot zijn lezers om hen er op te wijzen hoe ongehoord en uitzonderlijk bepaalde toestanden waren of welke gevaren er scholen in een aantal regeringsmaatregelen. In feite was de lezer het alter ego van van Walleghem. Wat van Walleghem noteerde was vooral een beschrijving van het publieke leven in de stad zoals het werd waargenomen door een burger van het niveau van een ambachtsmeester. Dat betekende dat de alledaagsheid of de routine niet werd beschreven maar wel de veranderingen of bepaalde uitzonderlijke gebeurtenissen. Zo werden b.v. de processies niet beschreven tenzij er nieuwere groepen in kwamen of tenzij ze, na een tijd afgeschaft te zijn, weer konden uitgaan. Gewone graanmarkten werden uiteraard niet vermeld maar als de graanprijs steeg en er onlusten dreigden, werd natuurlijk op de graanmarkten gelet. Dus vooral het ongewone in het dagelijks leven kwam aan bod. Het spreekt voor zichzelf dat we daardoor uitstekend over het dagelijkse leven ingelicht worden. Misdaden, terechtstellingen, ongevallen en branden werden door van Walleghem steeds genoteerd. Voor onlusten was hij enorm bang en daarom ook wijdde hij er uitvoerige analyses aan. Alle mogelijke toneelvoorstellingen, prestaties van krachtpatsers, schitterende optochten van schuttersgilden, grote begrafenisstoeten, etc... werden plichtsbewust beschreven. Ook als de eerste luchtballon te Brugge opsteeg was reporter van Walleghem natuurlijk aanwezigGa naar eind(9). Bezoeken van vorsten en prinsen aan de stad zoals het bezoek van Jozef II werden met enthousiasme genoteerd. Overvloedige informatie vinden we dus vooral vanaf de grote hervormingen voor Jozef II van 1787. We komen dan in een periode van grote politieke onzekerheid terecht (Brabantse Omwenteling (1789-1790), 1o Oostenrijkse Restauratie (1791-1792), 1o Franse Overheersing (1792-1793), 2o Oostenrijkse Restauratie (1793-1794), de Franse Bezetting (1794-1814) met verschillende politieke regimes) waarin talrijke hervormingen werden doorgevoerd en weer afgeschaft. Dit betekende dat van Walleghem stof te over kreeg voor zijn kroniek. Zijn informatie haalde hij hoofdzakelijk uit wat hij zélf zag of meemaakte van achter zijn kraam op de Grote Markt of wat vrienden of familieleden hem meedeelden. Dit waren allen mensen uit dezelfde sociale groep als de auteur zelf en hij bezat geen informatie over wat andere sociale groepen zoals de edellieden of de hogere geestelijken dachten en welke besprekingen er in het schepencollege gevoerd werden. Wanneer zijn broer Bernardus swaerdeken en hijzelf deken was, beschikte hij over meer informatie afkomstig uit de kringen van de swaerdekens en dekens. Opvallend is wel dat alles zo accuraat en objectief mogelijk genoteerd werd. De feiten spraken voor zichzelf dacht van Walleghem en de dikwijls tot de lezer gerichte commentaren wijzen ook in die richting. Regelmatig komt naast het Brugs nieuws ook het nationaal of internationaal nieuws in de kroniek voor. Bijna altijd zijn de bronnen aangegeven: het blad van de Vlaamse intellectuelen: ‘Den Vlaemschen Indicateur’, het enig toegelaten nieuwsblad in Vlaanderen: ‘De Gazette van Gendt’ en het nieuwsblad in Brabant: ‘Wekelijks Nieuws uijt Loven’. Het is niet zeker of | |
[pagina 30]
| |
van Walleghem op deze drie bladen geabonneerd was, in ieder geval bestaat er geen twijfel over dat hij ze regelmatig las.
Welke is de waarde van deze kroniek voor de Brugse geschiedschrijving? De bekendste verhalende bron van de Brugse geschiedschrijving over de 18o eeuw is zonder twijfel het ‘Journal’ van burgemeester R. CoppietersGa naar eind(10). Dit prototype van een ambtsedelman leefde in een totaal ander milieu dan de mercenier van Walleghem. Dit resulteerde onvermijdelijk in een andere berichtgeving: Coppieters schreef over leven en werken van de adellijke bovenklasse. Hoewel het om een bron over dezelfde stad gaat, vinden we er dus doorgaans andere nieuwsjes en belevenissen in. De tweede grote bron is het grotendeels onuitgegeven ‘Journal’ van priester Jan van HeseGa naar eind(11). Deze bron vangt slechts aan in 1792 en is het werk van een keizersgezinde intellectueel. Naast talrijke feiten bevat het werk tal van satirische commentaren. Ook hier hebben we omwille van de andere status en leefwereld van de auteur een totaal andere berichtgeving over het leven in dezelfde stad. Van Hese was omwille van zijn kontakten met de hogere burgerij en de adel op de hoogte van de talrijke vriendschaps- en politieke relaties van deze groepen. Vooral de strijd om de macht tussen deze diverse groepen werd door hem beschreven.
De geschriften van van Walleghem lijken nog het meest op deze van de Brugse kruidenier Johannes KeuckelinckGa naar eind(12) Deze welgestelde middenstander behoorde tot hetzelfde milieu als van Walleghem en was dus vooral getroffen door dezelfde feiten en toestanden. Van zijn kroniek zijn evenwel tot heden slechts fragmenten teruggevonden.
Met van Walleghem beschikken we zodoende over een kapitale bron voor de geschiedenis van het volksleven en straatleven te Brugge op het einde van het Ancien Régime. Vanaf 1787 is het ook een belangrijke bron voor het ontluikende politieke leven in de stad dat veroorzaakt werd door de hervormingen van Jozef II, de Brabantse Omwenteling en de Franse bezettingen. Dank zij de kroniek dringen we binnen in de ideeënwereld van een ambachtsman: zijn reacties op het publieke gebeuren in Brugge en binnenen buitenland zijn niet deze van een eenzaat maar staan grosso modo als prototype voor de groep die hij vertegenwoordigde. Op die manier maken we kennis met de vooruitzichten en de hoop maar vooral met de angsten van een belangrijke bevolkingsgroep: de ambachtslieden. Aandachtige studie van het manuscript kan ons ook informatie verstrekken over het achterliggend wereldbeeld of zelfs de mentaliteit van deze groep. Het spreekt voor zichzelf dat de kroniek ons ook inlicht over de volkstaal het Brugs van de achttiende eeuw. Hoewel van Walleghem een soort algemeen Nederlands schreef is het zeer duidelijk dat zijn taal erg door de spreektaal werd beïnvloed.
Tijdens zijn leven genoot van Walleghem reeds bekendheid als studax van de geschiedenis van Brugge en iemand die nauwkeurige aantekeningen maakte van het gebeuren in de stad. Bibliofiel Joseph van Heurne kocht dan ook meteen de waardevolle handschriften en tijdgenoot P. Le Doulx vond hem waardig genoeg om opgenomen te worden in zijn monumentaal werk: ‘Levens der geleerde ende vermaerde mannen dewelcke vermaerd gemaeckt hebben door hunne geleertheijd, schriften ende wetenschappen en daar om | |
[pagina 31]
| |
verdienen een onsterffelijcke naem’. ‘Onsterfelijk’ is misschien wat overdreven, maar voor de Brugse en Vlaamse historiografie is de kroniek van van Walleghem in ieder geval een zeer nuttig werkinstrument.
Y. Van den Berghe. |
|