Merckenweerdigste voorvallen en daegelijcksche gevallen. Brugge 1787
(1982)–Jozef van Walleghem– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 18]
| |||||||||||||||||||
Beschrijving van het handschriftI IdentificatieVooraleer over te gaan tot een beschrijving van het handschrift is het van belang Jozef van Walleghem duidelijk als de auteur te identificeren. Deze identificatie levert o.i. geen problemen op. Vooreerst staat de naam ‘Walleghem’ vermeld op elke boekband. Dit kan op zichzelf nog niet als bewijs aangevoerd worden daar het manuscript pas veel later ingebonden werd (cfr. infra). We lezen echter op het schutblad van het 2o deel van de reeks ‘merckenweerdigste voorvallen’ (1778-1780): ‘ex libris Josephi van Walleghem junior 1788’. We herkennen duidelijk het handschrift van de auteur. Ook de gebruikte inkt is precies dezelfde als die van het manuscript zelf. De auteur vermeldt ook zelf zijn naam in zijn werk, meer bepaald wanneer hij een brief aan zichzelf gericht citeertGa naar eind(1). Van daaruit baseerden we ons verder op zijn tijdgenoot P. LE DOULXGa naar eind(2), die Jozef van Walleghem opgeeft als auteur van een Brugse kroniek. Dit vormde dan het vertrekpunt voor onze verdere opsporingen naar de persoon van de auteur. | |||||||||||||||||||
II Uiterlijke beschrijvingNu we dit eerste gedrukte deel uit het handschrift van Jozef van Walleghem ter beschikking hebben, lijkt het ons noodzakelijk dit stuk te situeren in het gehele manuscript. Alle manuscripten berusten momenteel in het stadsarchief van Brugge. | |||||||||||||||||||
1. De ‘merckenweerdigste voorvallen’De hoofdbrok van het manuscript wordt gevormd door een reeks delen waarin van Walleghem ‘de merckenweerdigste voorvallen’ - zoals hij het zelf omschrijft - die zich binnen de stad hebben voorgedaan, beschrijft. Jammer genoeg moeten wij vaststellen dat het eerste deel hiervan verloren is gegaan. Het eerste gedeelte van deze reeks bestaat uit ingebonden boekdelen, een tweede gedeelte uit losse bladen. Meer gedetailleerd ziet het eruit aldus:
| |||||||||||||||||||
[pagina 19]
| |||||||||||||||||||
Deze delen zijn ingebonden; ze hebben een hard kartonnen kaft met een lederen rug, waarop in gouddruk staat vermeld: Walleghem - Brugge - het jaartal - het nummer van het deel. Afmetingen: 17 × 11 cm. De verschillende delen bedragen tussen de 340 en 538 folio's. De bladzijden zijn gefolieerd. Deze afgewerkte delen bewijzen dat de auteur veel oog had voor de inkleding. Elk deel begint met een voorwoord ‘Tot den leser’. In de lange reeks volgt daarna een gedicht. Voor het 2o deel daarvan is dat er een van Joost de Damhouder, in het Latijn; voor het 3o tot en met het 8o deel is dat een lofdicht over een of ander aspekt van Brugge, door van Walleghem zelf; voor het 9o deel tot en met het 15o deel is dat een gedicht dat telkens de korte inhoud weergeeft van het 1o tot en met het 7o deel. Op het einde van de ingebonden delen staat telkens een uitgebreide inhoudstafel, soms nog vooraf gegaan door een soort naschrift ‘tot den leser’ waarin de auteur zich veronschuldigt voor eventuele fouten of onvolledigheden. Het inbinden is van recentere datum dan het beëindigen van het manuscript en is niet op initiatief van de auteur gebeurd. Daarop wijst de verkeerde schrijfwijze ‘Wallegem’ in plaats van ‘van Walleghem’ zoals de naam in de tekst zelf en in andere documenten voorkomt en het feit dat het eerste verkorte deel bij het inbinden en nummeren van de boekbanden (cfr. infra) verkeerdelijk als eerste deel van hoger vermelde reeks aanzien werd. Het 15o en laatste deel van deze ingebonden delen stopt abrupt op 3 december 1790; daarna volgen nog een dertigtal blanco folio's. Dit en nog andere elementen zoals het tweemaal schrijven van het lidwoord, een typische copieerfout, wekken de indruk dat deze ingebonden delen niet de minuten zijn, maar wel de afgewerkte eindkopij. Dit staat dan in tegenstelling tot het tweede gedeelte van deze reeks, waarvan de kopij dan niet ingebonden is. Dit tweede gedeelte bestaat meer bepaald uit 4 A4-mappen, waarop staat vermeld: 1791 V. Walleghem, 1792 V. Walleghem, 1793 V. Walleghem, 1795-1796 V. Walleghem. Deze mappen bevatten losse bladen; de vier bladzijden van elk blad worden telkens opnieuw gefolieerd. Bovendien zijn ze gedateerd naar dag en maand; het jaartal staat in tegenstelling tot de ingebonden delen niet meer op elke folio vermeld. Het geheel geeft de indruk een eerste versie te zijn die nog moest gecorrigeerd en overgeschreven worden. Daarenboven zijn de opgegeven jaartallen op de mappen volkomen onbetrouwbaar; na een blad met gegevens uit bvb. maart 1791 kan er evengoed een volgen uit maart 1794. Een poging tot ordening is enkel geslaagd voor de eerste map. Het laatste stuk van deze reeks behoort reeds van 1929 toe aan het stadsarchief van Brugge. Het betreft 5 katernen samengehouden in een kartonnen map. Afmetingen: 20 × 17 cm. Ook dit is enkel gedateerd naar dag en maand, maar de ordening en opgegeven jaardatering op elk katern is correct. De eerste katern begint op 1 januari 1799 en eindigt abrupt op 16 oktober 1801. De folio's zijn niet genummerd. Hierbij valt wel op te merken dat de laatste twee jaren onvolledig zijn. Er komt een hiaat na 30 juli tot september 1801. Van Wal- | |||||||||||||||||||
[pagina 20]
| |||||||||||||||||||
leghem stierf op 21 oktober 1801; hij heeft zijn dagboek tot ongeveer een week voor zijn dood bijgehouden. Er valt op te merken dat wij helemaal geen kopij hebben voor de jaren 1797-1798. | |||||||||||||||||||
2. De ‘daegelijcksche gevallen’Een tweede reeks van het handschrift bevat 3 zogenaamd ‘verkorte’ delen. Ze beslaan de jaartallen 1777-1783, 1783-1788, 1788-1801. De naamgeving ‘verkort’ op de boekband is wel enigszins misleidend; deze delen geven immers géén korte inhoud van de vorige reeks maar beschrijven de ‘daegelijcksche gevallen’ - in tegenstelling dan tot de ‘merckenweerdigste voorvallen’ (cfr. supra) - die gebeurd zijn binnen Brugge. Het nieuws dat hier wordt gebracht is dus strikt lokaler, anekdotischer van toon dan in de eerstgenoemde reeks. Hierbij valt op te merken, zoals we er hoger reeds op gewezen hebben, dat er een fout is gebeurd bij het inbinden. Het eerste deel van de ‘daegelijcksche gevallen’ werd verkeerdelijk beschouwd als het eerste deel van de ‘merckenweerdigste voorvallen’, zodat er op het eerste zicht wél een eerste deel van de ‘merckenweerdigste voorvallen’ bestaat en geen eerste deel van de ‘daegelijcksche gevallen’. Deze 3 delen zijn op dezelfde manier ingebonden als de eerste 15 delen van de hogervermelde reeks. | |||||||||||||||||||
3. De gedichtenbundelIn een apart deel geeft van Walleghem dan een werkelijke korte inhoud van de eerste 7 delen van de lange reeks. Dit is eigenlijk niets anders dan een bundeling van de gedichten die hij als inleiding heeft geschreven in deel 9 tot en met 15 van de lange reeks (cfr. supra). Hier leren we hem als dichter kennen: de samenvatting van elk deel is in dichtvorm - mét voetnoten - opgesteld. Dit geschrift breekt plots af: we krijgen nog een stuk van de titel van het gedicht over het 8o deel, waarna een aantal blanco folio's volgen. Dit laat ons veronderstellen dat van Walleghem dit deel heeft aangevat naar het einde van zijn leven toe, maar niet in staat was het voor zijn dood af te werken. Dit deel is ingebonden en heeft enkel een papieren kaft. Afmetingen: 16 × 10 cm. Het bevat 88 beschreven folio's. | |||||||||||||||||||
4. De ‘geslachtkunde’Een laatste, eveneens apart staand deel, draagt als titel ‘geslachtkunde 1784-1785’. Daarin brengt van Walleghem een overzicht zoals op de voorpagina vermeld staat, van de ‘besonderste trouw- en sterfgevallen, mitsgaders de besonderste vervoorderingen der ampten en digniteyten’, die binnen Brugge tussen januari 1784 en april 1785 zijn voorgevallen. De laatste zin op de laatste folio is niet eens voleindigd; waarschijnlijk is een stuk van dit deel verloren gegaan. Ook dit deel is ingebonden en heeft enkel een papieren kaft. De afmetingen bedragen 17 × 11 cm. Het stuk telt 77 folio's. | |||||||||||||||||||
[pagina 21]
| |||||||||||||||||||
III InhoudVanuit deze uitwendige beschrijving kunnen we nu overgaan naar een algemene bestudering van het handschrift in se. We gaan daarbij uit van bepaalde vragen: waarover schrijft van Walleghem, welke bronnen gebruikt hij, met welke bedoeling heeft hij dit aangevat? Duidelijkheidshalve bespreken we deze zaken niet voor het totale handschrift ineens, maar worden de verschillende te onderkennen ‘reeksen’ in het manuscript apart behandeld. | |||||||||||||||||||
1. De ‘merckenweerdigste voorvallen’Een eerste en belangrijk element wordt gevormd door het politiek nieuws van de stad Brugge. Vanaf het 5o deel (cfr. infra) brengt de auteur ook, maar in veel mindere mate, het politiek nieuws van andere steden en landen die onder de regerende machtshebbers - Maria Theresia, Jozef II, Napoleon - ressorteerden. Het kwantitatief belang is relatief t.o.v. de al of niet op politiek vlak belangrijke jaren. Het spreekt vanzelf dat in een jaar als bvb. 1780 minder politiek nieuws aan bod komt dan in de jaren 1787 tot ongeveer 1794, met uiteraard een hoogtepunt in het jaar van de Brabantse Omwenteling, 1790. Wat de kwaliteit van dit nieuws betreft krijgen we op het eerste zicht de indruk dat van Walleghem zoveel mogelijk probeert het standpunt van de objectieve waarnemer in te nemen; nader gezien moeten we deze vaststelling iets nuanceren en constateren dat deze objectiviteit ten dele te verklaren valt door een gebrek aan diepgaand politiek doorzicht, en vandaar een eerder neutrale weergave van de feiten, zonder persoonlijk standpunt en zonder interpretatie. Het politiek overzicht dat gebracht wordt is dat van de brave burger.
Een tweede punt waaraan van Walleghem veel aandacht besteedt zijn sommige misdrijven die gepleegd worden binnen Brugge en het Brugse Vrije en de daaruit voortvloeiende rechtszaken waarvan hij ons een minutieus verslag geeft. Dit brengt ons een werkelijk interessant en doorleefd beeld van de strafrechtspleging op het einde van de 18de eeuw.
In een laatste, kwantitatief belangrijk deel van zijn kroniek, brengt van Walleghem een verslag van alle mogelijke ongevallen (branden, zelfmoorden, ziekten, verdrinkingen...) en ander lokaal nieuws zoals feesten van de schuttersgilden, voedselprijzen, processies, enz. Hieruit spreekt een brede belangstelling wat ons een haarfijn getekend tijdsbeeld oplevert.
Een belangrijke bron waaruit van Walleghem zijn informatie put zijn de eigen belevenissen, tenminste voor wat zich binnen Brugge afspeelt. Wanneer van Walleghem op deze manier te werk gaat brengt hij een zeer kleurrijk en pittoresk relaas: hij was er bij, hij heeft het allemaal gezien.
In dezelfde mate verschaft hij informatie die hij van derden heeft. De bron specifiëren doet hij niet; hij volstaat met te zeggen ‘... heb ik vernomen’, ‘men zegt’...
Vanaf het 5o deel van zijn kroniek (1781-1782) wordt het nieuws minder lokaal. Dan begint hij berichten over te nemen uit de Gazette van Gendt en in mindere mate uit de Vlaemschen Indicateur en het Wekelijks Nieuws uijt Loven; uit deze krant verstrekt hij ook informatie over gebeurtenissen uit de belangrijkste steden van Oostenrijk-Hongarije alsook uit Frankrijk en Engeland. Ook hallegeboden en plakkaten vormen een belangrijk bron. | |||||||||||||||||||
[pagina 22]
| |||||||||||||||||||
In de voorrede van elk ingebonden deel geeft van Walleghem in mindere of meerdere mate een verantwoording voor zijn geschriften. Zijn doelstellingen zijn duidelijk. Hij wil schrijven voor het nageslacht opdat alles wat zich voordoet in een tijd waarin zoveel verandert, een tijd die practisch een nieuwe maatschappij in het leven roept, niet voor het nageslacht zou verloren gaan: ‘... om alle dese voorvallen met tijdt en omstandigheden te verhaelen, jae veele gepasseerde zaeken worden zeer ligt in het verstant verduistert en zullen met 't verloop van jaeren aen dien die dezelve nogtans heeft weten en zien gebeuren, schijnen als niet geschiet te zijn.’. (Van Walleghem, deel 10, 1784-1785, voorrede.) | |||||||||||||||||||
2. De ‘daegelijcksche gevallen’De 3 delen waaruit de verkorte reeks bestaat, beslaan het minder belangrijke lokale nieuws. Een logisch onderscheid naar onderwerp met de uitgebreide reeks is zeker niet altijd door te voeren, ook daar worden immers uitgebreid ongevallen en faits divers uit het dagelijks leven beschreven. Wat wel practisch enkel in de verkorte reeks voorkomt zijn de uitslagen van de koninklijke loterij.
Zijn bronnen beperken zich voor deze delen nog meer, bijna uitsluitend tot ooggetuigeverslagen en informatie van derden.
Uit deze reeks spreekt zijn aandacht voor het detail, voor het leven van Jan met de pet en op die manier draagt de auteur in belangrijke mate bij tot de ‘Totalgeschichte’: ‘Zoo dunck mij ook niet minder aengenaem te wesen, de gevallen die men daegelijkx siet gebueren...’ (Van Walleghem, deel 1 verkort, 1777-1783, voorrede.) | |||||||||||||||||||
3. De gedichtenbundelUit dit deeltje waarin van Walleghem in dichtvorm een korte inhoud brengt van de 7 eerste delen, spreekt min of meer de laat-rederijkersstijl. Van Walleghem gaat wel niet zo ver dat hij zich strikt houdt aan metrum en ritme - integendeel - maar het eindrijm wordt strikt nagevolgd en de gedichten zijn ellenlang. | |||||||||||||||||||
4. De ‘geslachtkunde’Wanneer van Walleghem schrijft dat hij een overzicht wil geven van de ‘besonderste trouw- en sterfgevallen’ (cfr. supra), mag men de term ‘besonderste’ wel opvatten als gaande over de bijzonderste personen; het bevat uitsluitend informatie over de adel en de gegoede burgerij maar kan wel een interessante aanvulling vormen op de bestaande biografische naslagwerken over Brugge.
Chris Scherpereel. |