een schat aan kennis is samengebracht. Benjamins heeft daarbij de hulp van vele medewerkers ingeroepen, maar al die medewerkers moest hij, vanuit Suriname inspireren, aan het werk zetten om het grote boek te kunnen samenstellen.
Hij is in 1850 geboren en in 1933 gestorven. De herinnering aan hem was in de jaren veertig nog levend. Velen zijn hem vermoedelijk nu nog dankbaar voor de felle strijd die hij gestreden heeft tegen het Neger-Engels, de Creoolse taal van Suriname, die hij natuurlijk ook zelf kende.
‘Men moet hier geboren zijn,’ schreef hij in 1890, ‘en het twijfelachtig voorrecht hebben die taal in al haar eigenaardigheden te kennen om goed te beseffen, dat een taal zulk een slechten invloed kan hebben.’
De kinderen mochten op het schoolplein geen woord Neger-Engels spreken. Als ze betrapt werden, moesten ze thuis, op last van dr. Benjamins, die inspecteur van het onderwijs was, honderd strafregels schrijven, luidende: ‘Ik mag op school (of, voor de school) geen Neger-Engels spreken!’
De strijd tegen de Creoolse taal, op Curaçao veel gemoedelijker gevoerd, was dezelfde als de strijd tegen de Creoolse talen in Jamaica, Trinidad en andere Westindische landen, waar soms nog opmerkelijker resultaten werden bereikt dan in Suriname.
Op het moment dat men aan de zin van deze strijd ging twijfelen (en voor wat Suriname betreft kwam dat pas na de Tweede Wereldoorlog) was men op een tweesprong gekomen. Toen begon, nog aarzelend, het zoeken naar eigen ‘identiteit’.
Onvergetelijk zijn mijn herinneringen aan de kleine boekerij, die aan dr. Benjamins zoveel te danken heeft gehad. Over Suriname is in de loop van de eeuwen veel geschreven. Dat vele was, het blijkt uit de prachtige catalogus die in 1913 werd samengesteld, nauwkeurig, gewetensvol samengebracht. Zo kwam ik in aanraking met Nederlands georiënteerd beschavingsleven, uniek in heel Zuid-Amerika, zo leerde ik de oorsprong kennen van de ‘Nederlandse volksplanting’. Met die term werd het land door de in de stad wonende mensen aangeduid, hoezeer zij in uiterlijk verschilden van in Europa geboren Nederlanders.
Dank zij de bibliotheek begon ik iets meer te begrijpen van het leven in het kleine, houten Paramaribo. Het was, oude kaarten of gra-