De taaltheorie van Johannes Kinker
(1977)–Marijke J. van der Wal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
7. De invloed van de verhandeling7.1. Het bereik van de verhandeling.Toen de kommissie van het KNI moest oordelen over de Inleiding (zie 1.) wees ze in haar rapport op de hoge moeilijkheidsgraad van het werk: ‘De proeve eener algemeene theorie der talen zoude dus van hare nieuwheid en oorspronkelijkheid eenen grond van aanbeveeling ontleenen, al ware het niet dat er de geëerde autheur die scherpe naauwkeurigheid en diepzinnigheid aan had te kosten gelegd welke zijnen geest kenmerken, en tot welker juister beoordeeling en waardeering zelve eene bijzondere mate van gemeenzaamheid met wijsgeerige voorwerpen gevorderd wordt. Uit deze hoofde, en om de dubbelde afgetrokkenheid der behandeling en der stoffe, zoude, naar het oordeel van de ondergeteekenden, immers der meerderheid onder hen, het onderhavige stuk minder geschikt zijn om op zich zelve en in een afzonderlijk boek het licht te zien dan om in de gedenkschriften eener geleerde Maatschappij te worden, als 't ware, bewaard en weggelegd voor de weinigen die, nu of in het vervolg, roeping mogen hebben om het te bestudeeren, en als een' grondslag voor verdere meditatien aan te nemen’ (NOTULENBOEK dl. 2, p. 200-1). De raad van de kommissie is opgevolgd: de verhandeling verscheer in de Gedenkschriften en is daar bewaard gebleven ‘voor de weinigen die (...) roeping mogen hebben om het te bestudeeren, en als een' grondslag voor verdere meditatien aan te nemen’. Het is mij niet bekend dat iemand ooit de Inleiding als uitgangspunt voor verdere studie heeft gekozen: als het gebeurd is, dan heeft het niet geresulteerd in een publikatie. Hoogstwaarschijnlijk is de belangstelling ervoor niet groot geweest: de verhandeling verschijnt in een periode waarin de rationalistische taalbeschouwing vrijwel heeft afgedaan. Bovendien is in Nederland de taalkundige interesse sterk gericht op (nederlandse) grammatika's. VAN DER WIJCK is de enige die tegenover de ‘oude’ vooronderstellingen van Kinker zijn eigen nieuwe romantische ideeën zet. De verhandeling werd zeer gewaardeerd binnen het KNI. Het is de vraag of het werk buiten die kring de aandacht heeft getrokkenGa naar eind165.. Men is in ieder geval nauwelijks verder ingegaan op Kinkers taaltheorie; de moeilijkheidsgraad en het tijdstip | |
[pagina 63]
| |
van verschijnen zullen daarbij een rol hebben gespeeld. De Inleiding is op zichzelf blijven staanGa naar eind166. en heeft weinig of geer aanwijsbare invloed op anderen gehad. | |
7.2. Invloed van de Inleiding op Kinkers beoordeling van een grammatika.We merkten al eerder op dat gedachten uit de Inleiding in andere geschriften van Kinker zijn terug te vinden. Toen het geplande onderzoek was verricht, hebben we ons nog afgevraagd of Kinker bij de beschouwing van een bepaalde taal en van konkrete taalkwesties zijn theorie nader uitwerkt. We onderzochten de Beoordeeling van Mr. W. Bilderdijks Nederlandsche SpraakleerGa naar eind167., en wel het gedeelte over de syntaxis (124-244) en dat over de pretentieGa naar eind168. van de Spraakleer (320-339). Men treft in die gedeelten hier en daar ideeën uit de taaltheorie aan. Het belangrijkste is wel, dat Kinker zijn indeling in agensagere-actum (persoon-daad-zaak) zet tegenover de in die tijd algemeen bekende indeling in subject-copula-praedicaat, die door Bilderdijk wordt gehanteerdGa naar eind169.. Kinker legt alle nadruk op de veelsoortigheid van het werkwoord (vgl. de soorten agere)Ga naar eind170.. Al doet hij dit niet primair vanuit bestudering van de talen, hij heeft daarmee toch meer oog voor taalverschillen dan menig taalkundige die tot de simplifikatie subject-copula-praedicaat overging. Onze konklusie was tenslotte dat er in de Beoordeeling vooral opmerkingen staan van een taalkenner en kritisch lezerGa naar eind171.. Af en toe is merkbaar dat de kritikus ook de auteur van de Inleiding is geweest. Gedachten uit de taaltheorie worden echter niet verder uitgewerkt dan reeds het geval was. Een verdere beschouwing van de Beoordeeling is voor de taaltheorie van Kinker dan ook van geen belang. |
|