| |
| |
| |
Hoofdstuk XXIV.
Het recht.
China krijt, krijt als een geschoffeerde maagd in een opera.
Bij monde van alle naar het Westen gerichte spreekbuizen (gezanten, consuls, Volkenbonds-gedelegeerden, pers, e. d.) doet China weten, dat Japan rechtenschennend naar de Aziatische oppermacht grijpt.
De oogen der wereld richten zich op Genève.
Coden, nota's, processtukken, Litausche, Iraksche, Oekrainische en andere dossiers, papier, vloeiblokken en penhouders worden bijeen gegaard, gedeeld en neergelegd op de Geneefsche tafels van het Recht. De zetels worden aangeschoven. De perstribune stommelt vol. De stokers der centrale verwarming werpen herstel-kolen op het vuur en lezen de manometers af. Fotografen nemen de batterijen in de poorten van het Huis der Naties in en openen het Daguerre-vuur op die komen en gaan. Twee gedelegeerden genieten de fotografische voorkeur. Zij vertegenwoordigen twee uitersten: Japan-China; zij vertegenwoordigen twee machten: Japan - China; zij vertegenwoordigen twee kampen, waarin de wereld zich verdeelt: Japan - China. Zij heeten Sato en Yen.
- Neem jij Sato, dan neem ik Yen, zegt een persfotograaf tegen een collega, met wien hij een ‘combinatie’ heeft.
Sato komt voorbij, omstuwd door secretarissen.
Hij licht met een sierlijk gebaar den grijzen deukhoed en ontlast het gelaat van de schaduw, die een glimlach verborg. Baron Sato is het type van een internationaal gevormd jurist en heeft de elegante trekken van een Sorbonne-reunist, welke men ook zoo
| |
| |
sterk aantreft in de gelaatsuitdrukking van den grooten schaakmeester Aljechin. Sato is het type van den Japanschen intellectueel en diplomaat uit het nieuwe tijdperk, dat ‘het verlichte’ heet.
Sato komt voorbij.
Sato wordt genomen.
Yen komt voorbij, omstuwd door secretarissen.
Dr. Yen is kort en eenigszins gedrongen. Zijn bolrond hoofd herinnert aan maskers uit Njo-spelen. Zijn trekken verraden den in Confucianisme geschoolden filosoof. Het voorhoofd is smal, maar zwaar en drukkend boven de door studie verzwakte oogen. Dr. Yen is iemand, die er van overtuigd is, dat hij een zuivere Oosterling is en bijvoorbeeld zijn gevoelens zonder uiterlijke bewogenheid kan beheerschen. Toch vergist hij zich daarin. Hij staat, ondanks zijn sterk Confucianistisch besef, zeer dicht aan de grens tusschen de Oostersche en Westersche cultuur. Het nivelleeringsproces, dat zich aan hem heeft voltrokken, is vooral een opmerkelijk verschijnsel aan de Leidsche universiteit.
Yen komt voorbij.
Yen wordt genomen.
Sato en Yen zijn vereeuwigd.
Sato is een sterrenbeeld, dat onheil voorspelt.
Yen is een sterrenbeeld, dat sympathie heeft.
De hemel staat in de teekenen van Sato en Yen.
Het sprookje der wereldgeschiedenis met zijn vele prinsen en demonen, met zijn edelaardige houthakkers en booze heksen, met zijn draken en duivelen, zijn feesten en geboorte-duidingen, vangt aan met een nieuw hoofdstuk: ‘Er waren eens twee Oosterlingen, Sato en Yen. Sato was een Japanner en Yen was een Chinees’.
| |
| |
Een modern sprookje: Sato droeg géén kimono en Yen geen staart.
- Jongens: Paul Boncour! Knippen. Je hebt hem nog nooit zóó in den zoeker gehad.
De Comtessa Nettel-camera's gurgelen met de gordijnsluiters. Paul Boncour heeft een redevoering in zijn borstzak. Een redevoering, die klinken zal als een klok. Een presidenteele vuurrede. Een noodklok-rede. Een mis-bel-‘berg je’-beschouwing over het conflict China - Japan.
Zeldzaam, wat een rede!
Twee dagen is er aan gewerkt, geschaafd, geschuurd, gevijld, gepolijst. Wind voor de Volkenbonds-zeilen. Een Ameropawind, stootkracht 10. Om er een Niobe mee naar de haaien te jagen. De heer Boncour heeft nog nooit zoo'n wind over de depressies van zijn tijd doen zegephiren. Dat is de rede, die hij in zijn zak heeft. Welk een eer voor zoo'n zak.
De rede is getypt in multiplo. Ha, die heer Sjiozawa meent een ultimatum te kunnen opstellen? Paul Boncour weet van redevoeringen. De muren van het fort Woesoeng aan den mond van de Wangpoe storten krakend in, maar hoog zal het tumult van de Sjanghai-razernij overstemd worden door de vuurrede van den president der 66ste zitting van den Volkenbondsraad, Monsieur Paul Boncour.
Reeds liggen de foto's van Sato en Yen in de ontwikkelbaden. Sato wordt maar half uitgefixeerd. Hij wordt op het foto-persbureau slachtoffer van nieuwsgierigheid (‘hoe ziet-ie eruit, die Chineezenvreter, die procureur van de Japansche Samoerais’?). Als de dagbladen hem ontvangen, heeft hij gele vlekken op zijn gezicht. Maar Yen is buitengewoon geslaagd. Hij heeft den schrik van Tsjapei op het gelaat. Men leest er het jongste nieuws
| |
| |
op: hardnekkigen tegenstand van de Chineezen; raids van Japansche vliegtuigen; bommen op de internationale concessie (een vergissing natuurlijk); nieuwe troepenzendingen uit Sasebo en Nagasaki; ontscheping van volledige tank-divisies in Sjanghai; brand en dood in ontstellende mate. En zoo kan men doorgaan. Allemaal dingen, waarover men in Volkenbondskringen voorloopig niet tot zwijgen komt, nu Yen heeft geëischt:
Ophouden met behandeling van de Japansch-Chineesche kwestie op grond van art. 11 van het Volkenbondsstatuut (11: gemakkelijk te onthouden getal) en:
Nieuwe behandeling op grond van art. 15.
Schrik, afgrijzen, nood en hulpeloosheid leest men uit Yen's trekken. O, welk een gelaat... Het heeft niets Confucianistisch meer.
Sato, de Japanner zegt, duidend op Yen: - Hij kan gemakkelijk eischen. Maar onze juridische bezwaren zijn legio.
X (schuchter): - En als... die niet opgaan?
Sato: - Dàn...
Bericht: - Uit Genève meldt men ons, dat Japan, bij toepassing van art. 15, uit den Volkenbond zal treden.
X heeft Sato's antwoord gehoord en keert jammerend tot zichzelf in:
Habe nun, ach! Philosophie,
Und leider auch Theologie!
Durchaus studiert, mit heissem Bemühn.
Enfin, we hebben met X niets te maken. Menschen, die hun naam niet noemen en zich niet behoorlijk kunnen voorstellen...
| |
| |
Neen, dàn Monsieur Biiirròn; hij is al zeer met Nora en Archy bevriend en heeft het, met opgeheven vinger, terwijl hij het cocktailglas voor zich neerzet, over het levenselixer bij uitnemendheid: de erotiek. Dit elixer, zegt hij, is volkomen verschaald en vergeten. Maar de jeugd zal het weer als limonade drinken.
- Waiter, three Martini.
- Verrukkelijk, die cocktail.
Nora luistert gespannen naar het radde, eenigszins gebrekkige Engelsch en meent, dat, naar 's heeren Biron's maatstaf, haar leven tot zoover nog zoo gek niet is geweest. Haar leven heeft immers hoofdzakelijk gestoeld op den wortel der erotiek en hoeveel mannenlevens heeft zij bovendien nog geërotiseerd! Nu is Archy aan de beurt (goddelijk-geduldige Archy, die als een echte gentleman haar eerst tijd heeft gegeven om uit te zieken). En dan?...
Monsieur Biiirròn is épris van haar. Zij merkt het wel.
Hoe is 't mogelijk, dat zij zich enkele dagen geleden nog had willen verdrinken!
- Your health.
- Monsieur Biron...
- Op de toekomst der erotiek, toast Archy met een pepsodentlach.
(Die toekomst reikt momenteel niet verder dan tot in den komenden nacht).
Maar daar heeft de heer Boncour met den hamer getikt en het geroezemoes in de zaal van het Recht slinkt als een leegloopende stratosfeer-ballon. De machinisten in de kelders van de centrale verwarming vinden het opstoken nu welletjes. Een zaal met zooveel gedelegeerden wordt vanzelf 10 graden warmer.
| |
| |
De rede!
Sssssssst.
Op de perstribune:
- Stil toch, ik kan er geen woord van verstaan.
- Hoeft ook niet. Allemaal tralarie.
- Ik wil die tralarie hooren.
- Waar je zin in hebt.
- Ik word per regel betaald.
- O pardon.
De heer Boncour deelt mede, dat de rede, waaraan met zooveel innige zorg, met zooveel overleg, met zooveel overtuiging en hoop, dat een ernstig conflict in Sjanghai voorkomen kan worden, is gewerkt, dat de rede, waaraan zooveel tijd en moeite is gegeven, dat de rede, die hij nu dacht uit te spreken (spr. nipt aan zijn glaasje), achterhaald is geworden door de feiten. De storm is boven Sjanghai ontketend. Tsjapei gaat in vlammen op. Duizenden zijn gewikkeld in een verbitterd gevecht. De beschaafde wereld ijst. Een nieuw volkerendrama is aangevangen, en wel met het vijfde bedrijf. Bloed druipt over den drempel der beschaafde wereld. De rede is ‘papier’ geworden. Helaas... de feiten, zooals ik reeds zeide, hebben haar achterhaald (spr. nipt wederom aan zijn glas en vervolgt):
- En toch: als document, als bewijs van het feit, dat de Volkenbondsraad volstrekt nog zijn pogingen om in het Verre Oosten den vrede te handhaven, niet heeft opgegeven, is het goed, den inhoud van de rede, die ik gehouden zou hebben, alsnog mede te deelen.
Welnu, er is in uitgedrukt, dat verscherping van het conflict zoowel aan de zijde van China als aan de zijde van Japan niet alleen in ontstellende mate de politieke sfeer van de toch reeds
| |
| |
onder economische depressie zuchtende wereld aantast, doch ook...
Op de publieke tribune:
- Let eens op Sato. Hij ziedt!
- Waarom zou-d-ie?
- Hij zal óók wel liever uit een ander vaatje hooren tappen.
- 't Is zijn eigen vaatje!
- U zegt?
- Lees dan de ochtendbladen! Waarom zou Sato ziedend zijn? Het heeft allemaal z'n zegen. 't Zijn hier keurige menschen, wàt dacht je? Heel beleefde menschen, die elkaar nooit zullen kwetsen, zonder elkaars toestemming. 't Is hier geen Sjanghai! Sato heeft den tekst van deze rede persoonlijk goedgekeurd. Lach nu niet zoo stupide. Die rede is bovendien niet eens van Boncour. Daar hebben Lord Cecil, Colban en De Madariaga evenveel aan geschreven als hij.
- Mon dieu.
- Ja, dat is diplomatiek fatsoen.
Paul Boncour wordt nu ook uit de ontwikkelbakken genomen. Eerlijk is eerlijk: hij heeft er nog nooit zoo goed opgestaan. Zijn er nog redacties, die zoo'n foto kunnen hebben? Een aanvulling voor het archief. Onontbeerlijk bij elke necrologie. Straks hebt gij hem noodig, geachte redacties, want hij wordt premier van Frankrijk. En een paar weken later hebt gij hem weer noodig, want dan is hij premier-af. De prijs is vijf Mark. Abonné's speciale tarieven. Paul Boncour, Paul: Peter - Anna - Utrecht - Leonard; Boncour: Bernard - Otto - Nico - Cornelis - Otto - Utrecht - Richard.
Maar nu gaat het verkeerd. Nu gaat Boncour het handenwringende memorandum van Yen in bescherming nemen tegen het hooghartig juridisch verzet van Sato.
De heer Yen heeft Japan aangeklaagd en eischt recht.
En terwijl de heer Yen recht eischt, stapt de heer Boncour met
| |
| |
Kleinduimpjes reuzenpassen over 's heeren Sato's juridische bezwaren heen.
De heer Boncour - 't is voor Japan om te zieden (zie den heer Sato!) - noodigt Sir Eric Drummond uit, in zijn functie van secretaris-generaal van den Volkenbond de gegevens te verzamelen, vereischt voor een procedure op grond van art. 15 van het Pact.
Paktum! grijnzen de tribunes in de richting van den heer Sato, die liefst met één sprong naar de perstafels zou willen springen om in alle journalistenooren te schreeuwen, dat Japan het moe is; dat Japan zich niet de wet laat stellen, zelfs niet door den Volkenbond; dat er nog een ‘rechter’ recht is dan het Recht; dat Japan den Volkenbond den rug zal toekeeren.
Maar zoover reiken noch zijn beenen (de pers zit hoog en ver), noch zijn mandaat.
Wie heeft hier overigens wèl een mandaat van beteekenis?
Sir John Simon ligt nog te bed. Of heeft hij zijn eersten gang naar de ontbijttafel gemaakt? Dan zal hij er toch heusch eens over moeten gaan denken om naar Genève te vertrekken. Genève is een mooie stad aan het meer van dien naam. Van de Quai des Paquis en de Quai de Montblanc geniet men een prachtig uitzicht op het befaamde meer. Evenzeer van de Quai des Eaux Vives en vooral uit de Jardin Anglais. Wat voor Sir John Simon! Een prachtige stad, ruim opgevat met veel parkaanleg bij de casematten. Goede treinverbindingen. Uitstekende hotels met voortreffelijke service, geheel op bediening van internationale gezelschappen ingesteld. De meeste hotels zijn voorzien van stroomend koud en warm water, baden, personenen goederenliften, garages, tennisbanen, golflinks en een niet te strenge contrôle op de namen in de vreemdelingenregisters (dat laatste is geen insinuatie aan het adres van Sir John, doch een opmerking ten algemeenen nutte).
|
|