| |
| |
| |
Hoofdstuk XXV.
Een absurde theorie.
Wij moeten het recht even op zijn beloop laten. Monsieur Biron verkondigt n.l. een absurde theorie. Het is dáárom de moeite waard, er naar te luisteren, omdat de theorie volkomen in strijd is met de anthropologische opvattingen, die zich momenteel in Duitschland ontwikkelen. Archy en Nora luisteren gespannen.
Wij zullen zijn woorden niet onderbreken met het weergeven van kleine bijzaken, als het bestellen van nòg drie cocktails en wéér drie cocktails en het vermelden van de noodige ‘your healths’, waarmee het nuttigen van spiritualiën gepaard pleegt te gaan. Deze bijzonderheden leiden van de hoofdzaak af en daarom geven wij Monsieur Biron hier ononderbroken het woord:
- Europa is tot de wanhopigste impotentie vervallen, die men zich kan indenken. Op het stuk van de erotiek...
Hij zal het nièt over de erotiek hebben! - Hst! - Ja, da's waar, we zouden hem niet in de rede vallen.
- Op het stuk van de erotiek heeft ons werelddeel zich gecastreerd. U permitteert mij, mevrouw, dat ik het maar zeg precies zooals het mij voor den mond komt? - U is allerbeminnelijkst mevrouw. - Welnu, wij Europeanen zijn beland in een nieuw tijdperk van verval. Met de verwaarloozing der erotiek is onze geestelijke gezondheid gekelderd. Ons geestelijk gelaat vertoont een puisterig beeld, dat - u permitteert mij mevrouw? Ah, u is wel beminnelijk - dat zich laat vergelijken met het menstruatiemasker van een onregelmatig en ongebruikt meisje. De functie
| |
| |
‘is’ er, maar de zaak is in de war. Raadpleegt zij een dokter, dan is zijn therapie: trouwen. Geen dominee, die er een innerlijken stoot tot herstel aan kan geven - tenzij hij haar trouwt - excuseer dat van dien stoot mevrouw; ah, hoe beminnelijk -. En geen profeet, die met een nieuwe waarheid den gestoorden bloedsomloop weer in 't gareel kan brengen. Wat is er van de theorieën van Freud geworden? Lectuur voor Gymnasiasten en H.B.S.-jongens en -meisjes, om elkaars sexueele behoeften te peilen, zonder tot daden te geraken. De potenties gaan teloor in een schichtigen vorm van onanie - u bent zeer beminnelijk mevrouw -. De erotiek wordt in de jeugd al met Freud en sport en haastige bevrediging gesmoord. Europa's bloedsomloop is in de war. Wat moet men als dokter zeggen? Ik zei: trouwen. Europa moet opnieuw in het huwelijk treden. Het eerste, geestelijke huwelijk van Europa met den Aziatischen Christus heeft vruchten gedragen. Het heeft een magnifieken tijd gehad. Het huwelijk begon op onaanzienlijken stand. Toen Petrus en Paulus als deurwaarders langs de huizen trokken, zag het er met de inning der godspenningen in deze barbaarsche streken nog bedroefd uit. Maar Europa toonde zich plotseling willig. En nu de vruchten rijp zijn, beginnen zij af te vallen. Europa moet weer in het huwelijk treden met vreemd bloed, anders gaat het naar de bliksem door inteelt. Vreemd, sterk bloed. Bloed met mousseerende kracht. Geestelijk bloed of lichamelijk bloed - voor mijn part Hunnenbloed. De beschaving komt van dezen kant, de sonore doorklank van den andere. Europa is echter preutsch. Europa moet dus op volkomen normale wijze geschoffeerd worden. Geschaakt laten we liever zeggen. Een huwelijk met tegenzin is in dit geval noodzakelijk. Hoe grooter de tegenzin, hoe rijker de nieuwe vruchten, want tegenzin prik- | |
| |
kelt tot verweer en verweer prikkelt tot een zoo groot mogelijk rendement van krachten. En nu ben ik op zoek naar een minnaar
voor Europa, die bruut genoeg is om het geraffineerde verzet van de overbeschaafde schoone te breken. Amerika is zelf op den slechten weg der beschaving. Ook de Amerikaansche negers beschaven zich in Fisk en zoo. De goeden niet te na gesproken. Maar de goede negers, ik bedoel de boksers en de zeven martelaren van Scottsboro, zijn gering in aantal. En de besten worden ontijdig gelyncht. De Amerikaansche Indianen hebben zich in reservaten laten denatureeren. Van hen gaat niets meer uit. Het Inca- en Azteken-bloed is totaal verwaterd. Gaan we naar het Noorden, dan treffen we daar de Eskimo's aan. Ook ongeschikt. Fijn beschaafd, overbeschaafd, impotent volk, door omstandigheden zoo geworden. Een volk, dat schoonmoeders in dienst der hygiëne stelt door ze de neusjes van snotkinderen leeg te laten slobberen, staat hooger dan een volk, dat er zijn humoristische tijdschriften mee vult, niet met snot, maar met schoonmoeders. Voor Europa dus van geen belang.
Wat biedt Afrika? Verloopen Arabierenstammen, aan lager wal geraakte Ethiopiërs, al te vreedzame Congonegers, te kleine Pygmaeën, onaanzienlijke Boschjesmannen, Barotsen, die hun koning in een Ford laten rondtollen, verstrooide Europeesche avonturiers, kinderen van dronken scheepsartsen, die aan het passagieren zijn geweest en vrome boeren. Alles impotent, vadsig en tevreden.
Australië? Heeft geen behoefte aan expansie. Valt dus af.
Blijft over: Azië. Een zeer aantrekkelijk gebied. Welk een verrukkelijk tuig heeft zich daar opgehoopt! Ach hemel, wat waren de Hunnen vergeleken bij de legermachten van Tsjang Sjoe- | |
| |
liang's vader of van een Nana Sahib! Maar helaas, de Sepoys zijn mak geworden en Tsjang Sjoe-liang heeft het schoone voorbeeld van zijn vader niet gevolgd: hij koos den weg der Westersche beschaving. Alles kiest, als de goede God niet oppast, den weg der Westersche beschaving. Wat stond Europa er 120 jaar geleden nog goed voor, toen de Kozakken tot aan de Noordzee hun vleeschpotten droegen. En wat kwamen er uit het magnifieke Kozakken-teelzaad? Stjenka Rasin-nachtegaaltjes. Wat is er van die heerlijk-wilde Kirgiezen geworden? Variété-volk, dat in Holland hippische boerenfeesten opluistert met fantasierijsport en 's avonds zonder ongelukken de dienstmeisjes in de plattelandsgemeenten vrijt. Wat groeit er uit het volk van Gandhi? Ronde-tafel-volk. Engeland, dat met zijn imperialistische politiek het Sepoy-ijzer week smeedde, zal ook het zouten volk van Gandhi ontzilten.
Hier interrumpeert Archy met tegenargumenten, die hij zelf allerscherpst vindt. Wij zouden Monsieur Biron wel ononderbroken aan het woord laten, maar de verleiding is te sterk om, zij het dan compres gedrukt, even aan te duiden, waarmee Archy den hotelhal-filosoof tracht te ontwapenen.
- Wij Europeanen hebben toch, zegt hij, aan al die vreemde volksstammen niets, ook niets aan die u straks misschien nog opsomt. Dat is alles interessant voor ethnografen. Maar sociologisch hebben zij voor Europa geen nut.
- En, verbaast de heer Biron zich, ik bewees u toch, dat Europa vernieuwd moet worden, wil het voort kunnen blijven bestaan!...
- Zeker, zeker, dáár ben ik het mee eens. Maar dat kan van binnen uit.
- Gekheid, miss Europa is geen hermaphrodite.
- Van binnen uit. U slaat ('t is gek, dat ik als Engelschman u daarop attent moet maken), u slaat het communisme over, dat zich uit Moskou meer en meer verbreidt en van zichzelf overtuigd is, Europa weer te kunnen vervormen tot een welvarend, gelukkig werelddeel.
- Onzin, communisten doen niets.
- Maar 't is toch óók tuig! 't Kan aardig tekeer gaan in het bed van miss Europa.
- U zegt nu wel ‘miss’ Europa. Maar 't is een wéduwe. Geen ‘lustige’
| |
| |
Witwe - een preutsche. De weduwe Christus. En wat dat communisme betreft: het beteekent geen innerlijke omvorming van den geest. Het staat een nieuwe productie en verdeeling der goederen voor. Het wil staatkundige vernieuwing gebaseerd op een proletarische gedachte. Maar 't is geen religie. Daar is het te practisch voor. Alle bezieling rondom de wegbereiding van het communisme is opgeblazen pathos. Het communisme is een materialistische kwestie. Van ‘panem et circenses’ is het alleen het brood. Geef mij voor mijn part communistisch brood, maar geef mij ook mijn spelen. Het spel, dat te combineeren is met het communistische brood, is in Europa niet te vinden. Er moet een omwenteling in den geest gesticht worden. Daar is vuur voor noodig. Jenever bijvoorbeeld. Maar jenever brengt geen voortdurende dronkenschap. En bovendien waggelt men er te veel door. Wij... (de theorie wordt nu zóó tegengesteld aan de voornoemde Duitsche opvattingen, dat zij er bepaald al mee harmonieert):
...Wij hebben weer een Dionysosfeest noodig, waarin wij ons kunnen overgeven aan de goddelijke extase. Wij hebben een goddelijke dronkenschap noodig, anders sterven wij aan geestelijke embolie. Het communisme is veel te bescheiden. Het remt de doorbraak van een hoogeren hartstocht, want het is, met al zijn kwasi-hartstochtelijkheid, anti-hartstochtelijk. Het is bang voor geld- en godsdienstwaanzin. Daarom sloopt het ook gelden godsgebouwen. Het verkwanselt oude kunst om zich van de Maria-haartjes te ontdoen, welke door de ikonen als metalen draden liggen tusschen het hart van den boer en God-de-geweldige, die - waar heb ik dat beeld meer gehoord - een Lenin als gereedschap gebruikt en weer wegsmijt, als-ie er genoeg van heeft. Het communisme is bang voor den cultus der erotiek en sticht daarom staatsbedrijven van ontucht, waar de erotiek zich laat uitkoopen tegen een paar zijden kousen. Het geeft nieuwe huwelijksbepalingen, die de erotiek overbodig maken, want het wordt den ongehuwden zoowel als den gehuwden man gemakkelijk gemaakt, zich van overtollig zaad te ontdoen. In zoo'n atmosfeer sterft de erotiek, het schoonste wat er in den van alle
| |
| |
franje en vreetzucht ontdanen mensch woont. Alleen de cultus van het dagelijksch brood blijft over. Daar bouwt men paleizen van vijfjaarsplannen op. Alle hulde. Maar een cultuur, die alleen op het eerste deel van ‘panem et circenses’ steunt, moet kantelen. Zooiets blijft buiten het bed van de weduwe Christus. Zoo'n cultuur kan zich slechts handhaven op de plaats, waar de po staat. Het communisme is goed als een deel van een cultuurgehéél, maar ontaardt, als het boven zijn stand moet leven, niet meer deel, maar geheel is.
En nu kom ik daar, waar ik wezen wil.
Ik was in Azië beland. Ik verzoek u het oog te wenden naar China en Japan.
Nora valt den heer Biron in de rede:
- Ze voeren daar oorlog, nietwaar?
- Geen oorlog mevrouw, veel erger. Ze schieten elkaar daar zonder vorm van diplomatiek fatsoen overhoop. Leest u, wat er in Sjanghai gebeurt? Dat is erger dan 1914. Toen hadden fatsoenlijke menschen de leiding. Toen nam men de vormen in acht. Ik zwijg over de schending van de Belgische neutraliteit. Dat was incorrect van Duitschland. Maar het is voor Frankrijk een geluk geweest. In Sjanghai echter opereert Japan zonder zich ook maar één oogenblik te bekommeren om de wetten van beschaafd militair maintien. Japan's optreden is zóó onfatsoenlijk, dat de Chineesche snipers als boleten op een regenachtigen najaarsdag uit den grond rijzen. En wat Nanking aan troepen zendt, vermengt zich met de snipers met het gemak, waarmee keezen en herdershonden gemeenschap zoeken. Het is een hoogst onfrissche toestand, waarvoor Japan geheel verantwoordelijk is. Nu gaat er zoometeen een volkenbondscommissie naar Oost-Azië met Lord Lytton aan het hoofd, die één van het lit- | |
| |
teraire geslacht van Bulwer Lytton is. Een magnifiek mensch, deze Lord Lytton. Ik hoop van harte, dat het rapport van de commissie niet malsch zal zijn. Want hoe feller de aanklacht wordt, des te sterker zal het tot Europa doordringen, dat er in het Oosten iets dreigt, met een brutaliteit, een onverschrokkenheid en een bestialiteit, die met één oogenflits de heele wereld overziet. Europa, de preutsche weduwe, moet van den eenen schrik in den anderen vallen en als ze dan goed hysterisch is, komt de minnaar: Japan.
Ik had eerst gedacht, dat van China de zegen van de verkrachting zou komen. China is een heksenketel van ongeregelde driften. Drift heeft Europa noodig. Door angst en verzet tot drift moet Europa komen, drift der gedachte. Zonder bestiale drift is de nieuwe religie onbestaanbaar. De mystieke drift van het komend Godsverlangen moet geboren worden uit de sintelen van innerlijke verbranding. De nieuwe weg naar het groote Geloof der toekomst, de nieuwe étappe van den tocht naar het Koninkrijk Gods, zal bewandeld worden met de fakkel van een nieuwe drift. De elementen van die drift zijn in ons vergaan, verbruikt, versplinterd, vernield met zedelijke moraal, Neo-Malthusianisme, Freud, Bergson en eenzijdig communisme. Ik noem alleen de polen maar. Een verschijnsel als de sociaal-democratie is sinds lang geen factor van beteekenis meer voor de vernieuwing van den menschelijken inhoud. De sociaal-democratie is socialistische practijk geworden. Alles wat practisch is, is voor Europa funest, want het houdt de totale omwenteling van den geest tegen. Alles wat aanpast aan den tegenwoordigen toestand of den tegenwoordigen toestand slechts economische opdonders van platvloersch revolutionnaire strekking wil toedienen, is niet de moeite waard, wanneer men den blik breed gevestigd houdt
| |
| |
op de noodzakelijke gedaanteverwisseling van de menschelijke psyche. Net wat voor God, om ineens zooiets geweldigs te ondernemen en er alvast de voorteekenen van te zenden in den vorm van een Oost-Aziatisch conflict, dat uit het huis van mevr. Europa, deze Penelope der beschaving, alle onwaardige en onbekwame minnaars zal wegzwavelen. Ik zie hen al stikken in de phosgenen van den grooten volkerenbrand, den grootsten, die ooit heeft gewoed. De minnaar, die fascisme heet, zal, als laatste post van de verpulverde beschaving, de vergassing het langst doorstaan. Eén oogenblik zal het er op lijken, of die minnaar van het bed niet kàn wijken. Gezichtsbedrog, want fascisme heeft iets para-psychisch in zich. Aan fascisme en nationaal socialisme is het extatische element van den derwisj dans niet vreemd. Fascisme is tot op sub-liminale hoogte vuurvast. Het heeft reeds iets in zich van een goddelijke dronkenschap. Idealiter althans. In de practijk ontaardt het, want het past zich aan bij de verrotting en brengt een schijnredding tot stand, zooals in Italië en zooals in Duitschland. Onder Mussolini is het specifiek Italiaansch-nationale verrottingsproces stationnair gebleven. Maar met het verstuiven van Mussolini's beenderasch zal de verrotting weer voortgang vinden. Ook Hitler zal het destructieproces nog korten tijd remmen. Maar het zijn nationale opflikkeringen van een ingestort kampvuur; het zijn de fosfores-centie-glanzen van een vermolmden boomstronk; het is St. Elmusvuur op een dakgoot in een helschen nacht. Na deze laatste seconden van geestelijke concentratie zal Europa in het bed van Christus tot grooter eer Gods het zaad der vernieuwing ontvangen, niet onbevlekt, maar kreunend zich verwerend, niet herkennend in den schrik der overmanning de hoofdlijnen van een Macchiavellistisch plan Gods, het grootste lefstuk van de
| |
| |
20ste eeuw. Geloofd zij z'n naam: hij heeft genoeg van zijn eerste probeersels. Hij heeft zich in de handen gespuwd en nu jaagt hij achter den ploeg aan om terug te gaan naar het begin. Wij menschen leven maar één keer, maar hij leeft oneindig. Waarom zou hij alles nog niet eens overdoen, als het niet naar zijn zin is gegaan? 't Is niet prettig voor ons, want hij zal ons afvoeren als trampersoneel in crisistijd. Maar wij moeten tenslotte toch tot de erkenning komen, dat het zijn eigen bedrijf is. Hij heeft het recht, te doen wat gebeuren moet. Een mensch heeft tot plicht, een anders rechten te respecteeren, ten koste van zichzelf desnoods! Het recht moet onaantastbaar hoog zijn, vrij van alle persoonlijke belangen. Het Recht...
Let op het Recht! De rechtspraak zij vrij van alle vooroordeelen, vrij van alle persoonlijke belangen, vrij van politieke en sociaal-economische tendenzen. Het Recht moet hoog en onaantastbaar zijn.
Daarom heeft voor de Assemblée te Genève thans Sato het woord.
Sato: dat is de vertegenwoordiger van Japan. Sato: dat is de zaakwaarnemer van het Oost-Aziatische imperialisme. Sato: dat is de sophist, die moet bewijzen, dat, aangezien een half volle flesch gelijk is aan een half leege flesch, vermenigvuldigd met twee: een volle flesch gelijk is aan een leege flesch.
Deze Sato heeft het woord, omdat het recht verhoor en wederverhoor behoeft.
Hij heeft dus recht, het woord te hebben.
Hij spreekt.
Hij staat in de zaal van het hoogste volkerenrecht en spreekt:
...zoodat dus de terroristische revolutionnaire gedragingen van de Oekrain- | |
| |
sche minderheid in het najaar van 1930 tegenover Polen ten zeerste dienen te worden gelaakt. Niettemin kan zelfs dit verwerpelijke gedrag der Oekrainers het grove optreden van de Poolsche militairen niet rechtvaardigen.
Zoo spreekt Sato, de vertegenwoordiger en procureur van Japan.
Men luistert met ironische aandacht naar Sato's betoog. De gedachten dwalen voortdurend naar Oost-Azië. Als Sato zegt, dat niettemin zelfs het verwerpelijke gedrag der Oekrainers het grove optreden van de Poolsche militairen niet rechtvaardigt, dan verstaat men, dat niettemin zelfs het verwerpelijke gedrag der Chineezen het grove optreden van de Japansche Samoerai niet rechtvaardigt...
Maar Sato spreekt nu niet pro domo. Sato is thans de drager van het Recht.
Het is in Genève mogelijk, het ééne uur rechter te zijn en het andere uur gedaagde,
De zetbazen van Parijs, Londen, Rome en Berlijn luisteren naar het juridisch onaantastbare betoog van den Japanner. Rondom de blauwe tafel van het volkerenrecht heerscht de gewijde camouflage-stemming van Geneefsche onmacht. Men sluimert en verdiept zich in een droom, waarin spoken uit verre landen een rol spelen. Men verneemt ternauwernood nog, hoe de Oekraine wordt veroordeeld. De veroordeelde schreeuwt immers zijn rechters geen verwijten toe, behoeft niet worstelend met de veldwachters weggesleurd te worden uit de zaal van het hoogste Recht. De veroordeeling geschiedt bij verstek. De veroordeelde Oekrainsche minderheid is n.l. geen lid van den Volkenbond. En Polen, dat ondanks alles niet gerechtvaardigd kan worden... Polen ligt zóó ver weg, zóó ver... Het zal niet morren; het weet trouwens reeds, dat, vóór het jaar ten einde is, zijn invloedssfeer in de
| |
| |
Assemblée aanzienlijk zal worden vergroot. Dat is de afspraak. Er wordt geen enkele zesdaagsche verreden of er is een combine. En daarom gaat het vonnis in kracht van gewijsde. Zoo'n vonnis inspireert Sato misschien, een beetje fatsoenlijk te zijn, als de zaak China-Japan weer voor komt, straks; neen, niet straks, niet te vroeg. In 's hemelsnaam ‘nu’ niet. De rust is verheven. Vanavond is er bal. En Paul Boncour gaat voor een weekend naar Parijs.
Dit is de 66ste zitting van den Volkenbondsraad.
De 66ste.
Offenbach heeft een lieve, kleine operette gecomponeerd: ‘No. 66’.
Kent u de verrukkelijke can-can-muziek van Offenbach? Maar natuurlijk. Sato kent haar zelfs!
Een taxi heeft Monsieur Biron weggevoerd. Er lijkt een leegte in het hotel te zijn geslagen. Nora en Archy ontvluchten met de lift het vacuüm, dat Monsieur Biron heeft achtergelaten. Op hun kamer zien zij elkaar verwachtend aan. Archy ontbloot zijn witte tanden en vernielt, in een stoel achterover leunend tegen het bureau, een goudachtig schrijfpennetje door ermee in het vloeiblok te prikken. Nora verwacht iets anders. Zij weet niet wat. In ieder geval zal er niets terecht komen van Archy's verwachting. Hij is zoo geduldig geweest, al dien tijd, dat Nora ziek was. En nu zijn geduld biologisch gesproken beloond kan worden, is er iets met Nora verkeerd.
Archy stelt met een porseleinen glimlach voorzichtig voor, te gaan slapen. Het woord heeft bijna nog een opzettelijke strekking en het was toch met zooveel overleg al in de lift gekozen: het gaan ‘slapen’.
| |
| |
- Kan je mij aan een sigaret helpen? ontwijkt Nora.
- Sure, I have, my dear.
En Archy bedient haar.
Er is eenige oogenblikken stilte, waarvan de sigarettenrook gretig gebruik maakt om zich sierlijk te ontwikkelen, want er is geen stootende spreekadem in het vertrek.
- Hij heeft krasse dingen gezegd, vangt Archy aan, die vanzelfsprekend onder de gegeven omstandigheden terug moet denken aan de profetieën van Monsieur Biron.
- Heel krasse dingen, beaamt Nora peinzend.
- Ik geloof, dat hij meer indruk op je heeft gemaakt dan hij waard is. The fellow is crazy.
Nora breekt haar peinzen abrupt af:
- Hij denkt tenminste na! kaatst zij.
Ze had het niet zoo wreed willen zeggen en haar oogen zoeken de lambrizeering af naar een associatie, die haar het woord kan brengen, dat onmiddellijk verzachtend zijn kan en toch haar niet van haar doel afleidt.
Haar doel is voor oningewijden duidelijk: zij wil trachten, zich althans dezen nacht aan Archy's liefde te onttrekken. Ingewijden als Archy en sloebers van lezers, die zich al onder het bed hebben verstopt om de bijzonderheden van een erotischen nacht te genieten, natuurlijk niet.
Nora vindt geen verzachtend woord, maar Archy, wien de helderziendheid van een oningewijde totaal vreemd is, verneemt met de ontroerende naïveteit van een man, die in een geval als dit al aan zijn bretelknoopen toe is, dat de scherpe uitlating niet hem gold, maar de menschheid in het algemeen, waarbij trouwens iedere man, op het oogenblik van het bretelknoopenritueel, zich niet pleegt in te lijven. Een eigenaardige gewoonte
| |
| |
van mannen, zich plotseling onaantastbaar te voelen, zoodra zij zich wanen, met een tot alles bereide vrouw in een vertrek alleen te zijn. Een heriditeitskwestie overigens, waarvan de kiem in de Middeleeuwen werd gelegd. Toen n.l. was de souvereine biologische macht van den man reeds een feit, zoodra het vrouwelijk doel der amoureuse passes zich met de betrokkene vrijwillig binnen de omsluiting van vier muren had begeven. Op zulk een oogenblik laaide zeer terecht een koperen vreugdekreet in 's mans hart op, met lichtschitteringen van overwinningsvuur. Tegenwoordig niet meer. Een man bezit nog lang niet de vrouw, die zich op grond van erotische overpeinzingen met hem binnen vier muren begeeft. Zelfs als zij haar japon over een knaapje gooit, is hij nog niet zeker van haar. Archy zal merken, dat de zeden niet zóó verwilderd zijn, als wel eens wordt voorgegeven. Nora is in een stemming om den heelen nacht over Freud te praten. Als zij zich aan haar stemming overgeeft, zal Archy's rampzalige onmacht aan het licht treden, want wat weet hij, die geboren en getogen is aan de Westzijde van de Noordzee, buiten Joyce, van Freud?
Nora's instinct wijst haar den juisten weg: zij begint over Freud. Terwijl zij zich ontkleedt, praat zij ontstellend-intellectueel over sexueele complexen. En Archy, in zijn pyama, weet niet, hoe vlug hij het onderwerp omlaag kan halen naar bevattelijker sferen. Hij zeurt zoo lang over het eerste het beste onderwerp, dat hem te binnen schiet en waarvan hij naar alle menschelijke berekening even weinig weet als Nora, tot zij, naast hem in het hotelbed, daarover mee wouwelt. Het onderwerp is het meest voor de hand liggende: Sjanghai.
Bij het in slaap vallen denkt Nora nog:
- Tòch een goeie kerel, die Archy. Ik moet zien, dat ik met hem
| |
| |
trouw, vóór hij denkt, dat Monsieur Biron met zijn verhalen over de erotiek alle sexualiteit in mij kapot heeft gepraat.
En Archy:
- Een goed kind, die Nora. Maar ik moet zien, haar te trouwen, vóór Monsieur Biron haar gek gemaakt heeft met z'n erotiek. Ze is zoo bevattelijk... Zij staat nog veel vlugger dan andere vrouwen in vlam.
Dan gaan zij slapen. Maar niet zooals Archy het zich in de ten hemel schietende lift had gedroomd.
‘Sjanghai’, dat mysterieuse woord, heeft weer een wonder verricht: Archy schoffeert het kraagvrouwtje naast zich niet.
|
|