loopen, neen, niet loopen zal in zeven slooten te-gelijk, in ze-ven sloo-ten te-gelijk, in ze-ven sloo-ten te-gelijk, in ze - ven sloo - ten te - gelijk, in ze -, in ze -, in zéé -, in zééé... ven slooten te - ge - lijk, in zé-ven sloo-ten te-gelijk, in zé-ven slooten tegelijk, in zé - hééé... ven slo - ten te - he - ge - he - lijk, sloo-hó-ho-te-hen te - ge-lijk, in ze-ven sloo-ten te - he - ge-lijk, ge-lijk, ge - lijk... ge-lijk... gelij - ij - ij - ij - ij - ge... lll... ijk!
(Duet).
- Waar gaat gij heen, dus heen?
- Ik ga daarheen...
- Zij gaat daarheen...
- Waar 't leven...
- 't Léven...
- 't Lé - he - ven mij voert.
- Het léven haar vòert...
- Het lé-ven mij (haar) voert - mij (haar) voert, mij (haar) voert, ja vòe... hoe - hoe - hoe - hoe - rt..., ja voehoehoe - voehoeoehoert. Ad... dio...
- Ad - dio - Had - dio, Hadddiò... Hadddiò...
Nora kleedt zich aan, terwijl Archy zich bescheiden afwendt.
- Kan ik nog iets voor je doen? vraagt hij.
- Ja, kijken wat er vanavond in de bioscopen gaat.
- O neen, je komt vanavond nièt uit het hotel.
- Archy!
- Lieve kind...
- Dan ben ik boos.
- Dàn maar boos. Maar de verantwoording draag ik.
- Dàn een cocktail beneden.
- Dat's iets anders.