| |
| |
| |
Hoofdstuk XVIII.
Vaderlandsche geschiedenis.
Kabinetsraad in Tokio.
De heer Takahasji heeft het woord. Men mòet luisteren naar den heer Takahasji. Hij kan op een telraam uitrekenen, wat één dag oorlog Japan kost. De ministerraad luistert. Het heeft zóó duidelijk en zóó rechtuit nog niet in de Asahi Sjimboen of de Tsjoeo Sjimboen van de Seijoekai gestaan, wat de heer Takahasji zegt. De grijze president, de heer Inoekai, zit als een I'Kickpoppetje ja te knikken. Het grijze baardje vangt den eenigen lichtstraal in het grijze vertrek. Het baardje gaat op en neer: een avontuur in Sjanghai zal Japan te duur komen. De minister van oorlog, generaal Araki, luistert eveneens met aandacht. Men kijkt voortdurend naar hem. Men wil zijn gedachten lezen, terwijl de heer Takahasji spreekt. Maar de heer Josjisawa van buitenlandsche zaken zwijgt als het Sjogoen-zwaard, dat half getrokken aan een muur hangt. De heer Soezoeki, minister van justitie, speelt met een pennemes. En de heer Josjisawa trekt het hoofd in de schouders.
Nu spreekt de heer Inoekai.
- In de Hotsji Sjimboen staat...
De Hotsji Sjimboen is verzoenend.
Er zijn twee vuren, die Japan verteren.
Tusschen beide vuren in verkrimpt het hart van den heer Moerai, den Japanschen consul-generaal in Sjanghai.
Een rookstel in de werkkamer van den heer Moerai heeft 's nachts alle ontploffingen geregistreerd met aarzelend gerinkel. De kamer is verder gedurende het bombardement vervuld geweest van een benauwde atmosfeer.
| |
| |
Toen de ochtend aanbrak, lag de bloednacht van Tsjapei op het gelaat van den consul-generaal afgeteekend. Hij had gewaakt aan de ramen van de achterzijde van zijn woning. Hij had de aanvallen van de vliegtuigen geteld. Met tusschenpoozen van 20 minuten had het brandbommen geregend. En in de onderbrekingen ratelden de machinegeweren van de Japansche mariniers, die zich diep in Tsjapei waagden en verbeten loodgevechten voerden met het verbandlooze Chineesche crapuul, dat van de dakpannenzee zich epidemisch verweerde en religieus-erotisch gebruik maakte van de perfide trefkansen der Madsengeweren. Hoog stond het roode licht tegen den geschandvlekten hemel. Rookwolken stormden erdoor.
Toen het zes uur in den ochtend was, liet de heer Moerai zich eenig brood brengen. Het vuur werd gestaakt. Met hooge rookkolommen rekte Tsjapei zich naar het zwerk, als een gebed. Op het voorhoofd van den gemartelden consul-generaal, die de wereld in een waan had gebracht, den waan, dat er rust zou zijn, den waan, dat Japan zich tevreden zou stellen met het capituleerende antwoord op het ultimatum van Sjiozawa, den waan, dat Japan blijk zou geven van diplomatiek fatsoen - parelde zweet.
Maar de vlootvoogd gaf order, de soldaten te debarqueeren en de soldaten kregen order, de ongeregelde Chineesche troepen in Tsjapei uit te roeien, omdat Hongkjoe anders zelf het Japansche recht er zou gaan halen..., omdat aan de onrust, die in Sjanghai was uitgebroken en die Fleming de weerbare Europeanen naar de grenzen deed drijven, een eind diende te worden gemaakt.
De heer Takahasji rekent uit, dat een leening van 21 millioen jen nòg te weinig is om een militaire actie van belang in Sjanghai te voeren.
De heer Inoekai stelt voor, er bij tennô, den zoon des hemels, op aan te dringen, de militaire bedrijven te doen beperken tot Mantsjoerije. Wanneer het Soemitsoe-in gunstig zou willen adviseeren.
- Geld verspillen, zegt de heer Josjisawa; Mantsjoerije is een gevechtsterrein, waar de guerilla's nooit zullen eindigen, zoolang er niet krachtig in het hart van China wordt ingegrepen. Het Sjogoen-zwaard heeft den lichtstraal, die over het gelaat van
| |
| |
den premier is heengegleden, opgevangen en polijst er nu het ivoren snijwerk van zijn greep in.
En onderwijl loopt de heer Moerai, nu en dan een stuk brood nuttigend, door zijn kamers, de vuisten in zijn broekzakken gebald. Zijn bijziende oogen knijpen het uitzicht fijn. Z'n gedachten tasten in een vacuüm. Diplomatie is een woord geworden. De wereld zoekt een nieuwen vorm van samenleven. Japan zoekt daarentegen expansie, kan niet meer voort met wat het heeft. Japan sterft aan zichzelf. Japan is ten einde raad.
In Europa wrijft de economische crisis, die reeds van 1929 af aanhoudt, het verdere verband der volkeren stuk. Uit het gruis der instortingen stijgt, evenals in Japan, het stof van een fel nationalisme, dat nog in evenwichtsreactie staat tot het groeiend besef van saamhoorigheid der volkeren, maar dat groeit, naarmate de crisis de huishouding der naties voor problemen stelt, die de rede te boven gaan. Zoo scheurt Japan. Zoo scheurt Europa. Het bloed der Samoerai kruipt weer door de verkalkte aderen van het verstarde rijk der opgaande zon. Japan voedt zijn volk niet meer. Japan moet zichzelf deelen uitsnijden en vernietigen, wil het verkankerde lichaam nog voort blijven bestaan. Of... bloedtransfusie met China, Australië, Nederlandsch Oost- Indië... Japan moet bidden om typhonen òf te zwaard zich uitweg verschaffen uit zijn beklemming.
Op het Amerikaansche departement van marine heeft admiraal Pratt den noodkreet ontvangen van den bevelvoerder van de patrouille-vaartuigen op den Jangtse. Mr. Pratt kwam er in den nacht hijgend mee bij Mr. Adams. Mr. Hoover getelefoneerd. Auto voor. Witte Huis. Ramen weer verlicht, weer den ganschen nacht. De torpedojagers staakten hun schijnvertrek op het eerste radiogram. De vier bodems uit Manilla zijn eveneens naar
| |
| |
Sjanghai gedirigeerd. Amerika hult zich als een egel in stekels. Wat de Japanners de Methodistische missie in Sjanghai aandoen is ook al zoo ontstellend. Sir John Simon's griep moet nu eindigen. Engeland mòet nu kleur bekennen. En de regeering in Nanking heeft dr. Yen gemachtigd, nog heden den Volkenbond wakker te schudden. Het moet uit zijn met de behandeling van de kwestie China-Japan op grond van art. 11 van het Volkenbondsstatuut. Dat Sir Eric Drummond er genoeg van heeft is begrijpelijk. Van den 18den September van het vorige jaar af, den datum van het oplaaien van het Oost-Aziatische conflict, is er niets gebeurd. Er is slechts vergaderd, gepraat. Briand, Paul Boncour's voorganger, raakt zijn tijd en zijn gezag kwijt met zoetwatervisscherij in zijn pachtwateren te Cocherel. De commissie om de Mantsjoerijsche kwestie te onderzoeken heeft nog geen vinger verroerd. De Volkenbond speelt als een kat met een muis. ‘Oorlog’!? M'n hemel, gebruik dat woord niet! Oorlog? Van het woord hangt alles af: het prestige van den Bond, het prestige van alle naties. M'n hemel, noem het woord oorlog niet. Er zijn toch wel beter woorden voor.
Dr. Yen zal nu heete ijzers smeden. Europa zal eindelijk zijn superioriteit moeten bewijzen. Europa met zijn Volkenbonds-uitvinding zal nu eindelijk de gelegenheid krijgen, zijn positie te verdedigen, zijn macht te toonen... of zal zich blameeren. De wereld zal leeren zien, waar China ligt en waar Japan zich wapent, waar Sjanghai op het aangezicht van moeder aarde als een mouche kleeft, hoe er een economische strijd in Azië wordt gevoerd, die geen werelddeel onbesmet zal laten. De wereld zal zich met dit geschil te handhaven hebben, òf moet ondergaan in een crisis, die politiek, economisch en sociaal geen atoom der samenleving meer ongebroken zal laten.
| |
| |
Dr. Yen slingert zijn nota voor den Bondsraad. Sir Eric Drummond voelt de grondvesten van den Volkenbond schudden. Paul Boncour seint Laval de bijzonderheden: China zal zich niet langer tevreden stellen met behandeling van het geschil op grond van art. 11 van het Volkenbondsverdrag, doch zich op de artikelen 10 en 15 beroepen. Het geschil is ontstaan door een aanval van Japan tegen de territoriale en administratieve integriteit en politieke onafhankelijkheid van China, waardoor Japan de bepalingen van het Volkenbondsverdrag heeft geschonden. Het geschil heeft thans een punt bereikt, waarop een onmiddellijke breuk tusschen China en Japan dreigt te ontstaan.
De Bondsraad is bijeen.
29 Januari 1932. Vanmiddag zal Paul Boncour in openbare zitting van den Volkenbondsraad de nota van dr. Yen voorlezen. En de zetbaasjes van de kopstukken der Europeesche naties zullen van schrik geen weg weten. Dr. Yen zal eischen, de nota te mogen toelichten. Baron Sato zal voor Japan gelegenheid voor verweer afdwingen. Dagen lang zal de wereld in spanning zijn. Dagen lang zal de Volkenbond gezeten zijn op den richel van het Aziatisch conflict en dan zal de beslissing vallen voor den Bond: levend... of lam.
Vóór zijn! roept Amerika. Niet afwachten. Engeland moet mee. Moet méé. Laat Simon uit z'n bed komen. Toe, laat hem z'n sokken aantrekken en geef 'm z'n vest aan. Laat MacDonald niet zoo in z'n oogen wrijven. Het is bovendien heelemaal niet goed, dat iemand, die iets aan z'n oogen heeft, er voortdurend in wrijft. Vóór zijn! Er is al één bom in de internationale concessie gevallen, vannacht. Straks volgen er meer, als Japan niet nauwkeurig onder het oog wordt gebracht, waar de boundery begint en waar zijn vermeend recht eindigt. Stop even, die meneer
| |
| |
Moerai moet nòg eens iets beloven! Er zou niets gebeuren, heelemaal niets. Als een gek had burgemeester Woe-Tei-tsjen geloopen en als een dolle getelefoneerd met Nanking, tot hij de scherven van zijn verbijstering weer bij elkaar had en den vijand de vredesvaan reikte. Drie uur later spoog Japan verderf over de daken van Tsjapei, niettegenstaande de heer Moerai... Ha, die Moerai! Hadiemoerai.
Wat beteekenen zijn beloften? Sjiozawa schopte den heer Moerai den diplomatieken sokkel onder de voeten uit. Dear Old England, help toch een handje. Het gaat om de hegemonie over de Stille Zuidzee. Japan heeft vaderlandsche geschiedenisboekjes uit Europa gelezen. Daar heb je het gedonder nu, met die verheerlijking van Alexander, Hannibal, Marco Polo, Columbus, Cortez, Jan Pieterszoon Coen, Marlborough en Napoleon. Wie, om godswil, heeft Japan Europeesche letters geleerd! Nu gaat het olie zoeken in Balik Papan, heer Deckers: ‘let op uw saeck’. Olie is voedsel voor de schepen, die Japan uit zijn bochten en baaien over de wereld braakt. In 1929 bedroeg de invoer van katoentjes op Java en Madoera uit Japan nog maar 31,04% (uit Nederland 28,44%, uit Engeland 23,68%, uit andere landen 16,84%); in 1930 al 35,90% (Nederland 29,39%, Engeland 20,04%, andere landen 14,67%); en in 1931 niet minder dan 48% (Nederland 28,20%, Engeland nog slechts 11,60% en andere landen 12,20%). Nederland verliest terrein op eigen terrein. Nederland, let op uw saeck! Indië wordt als een spons doordrenkt van Japansche belangen, nu China den Japanschen afzet boycot. Twente verliest zijn markt. In de Twentsche textielindustrie wordt gestaakt. Er is een loonconflict. De strijdorganisatie zit met niet te realiseeren Engelsch inflatie-papier. Waarom neemt de strijdorganisatie de Japansche zilverlingen
| |
| |
niet aan, die haar over Indië heen graag met een Judasgebaar uit Japan worden toegestoken? Japan heeft er belang bij, dat de loonstrijd kan worden voortgezet en volgehouden. Japan zet de tanden in de Indische markt. Japan dumpt de heele wereld. Japan ontwerpt blonde kinderpoppen met groote blauwe Angelsaksische oogen en dumpt er de wereld mee. Japan ontwerpt rubber-Chimera's en -zwanen voor de Leda's in Deauville. Japan voert luchtballonnen voor den Gordon Bennet-wedstrijd uit en vuistballen van kleurige caoutchouc en speelgoed van celluloid, en heerengummi en gasbuizen tegen prijzen, die fnuikend zijn voor de verdere wereld. Sigarettenpremies en prikplankprijzen voert Japan uit naar Europa en onderdeelen voor Ford-automobielen, goedkooper dan Ford zelf. Japan zet de tanden in de wereld. De onderkaak bezit de scheurkiezen van het industriëele kapitaal. De bovenkaak de hoektanden van het Japansche nationaal-socialisme en de snij tanden van den honger. En bovendien is er geld noodig, voor oorlog.
Japan heeft vaderlandsche geschiedenisboekjes uit Europa gelezen.
Europa let op uw saeck.
Europa verbrandt uw geschiedenis.
Europa, leest op uw beurt nu de vaderlandsche geschiedenis van Hirohito's rijk.
Uw vijanden bezondigen zich aan uw zonden.
Luidt de Geneefsche alarmklok, Europa.
Leest, leest de Asahi Sjimboen.
Koopt, koopt de Hotsji Sjimboen.
De Asahi Sjimboen.
De Hotsji Sjimboen.
Sjimboen.
|
|